Uitspraak 201500873/1/R6
- ECLI
- ECLI:NL:RVS:2015:1869
- Datum uitspraak
- 17 juni 2015
- Inhoudsindicatie
- Bij besluit van 8 december 2014 heeft de raad het bestemmingsplan "Luchthavengebied Noord" vastgesteld.
- Eerste aanleg - meervoudig
- RO - Overijssel
201500873/1/R6.
Datum uitspraak: 17 juni 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de vereniging Vereniging Omwonenden Luchthaven Twente (hierna: de vereniging), gevestigd te Enschede,
appellante,
en
de raad van de gemeente Enschede,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 8 december 2014 heeft de raad het bestemmingsplan "Luchthavengebied Noord" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft de vereniging beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De vereniging heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 mei 2015, waar de raad, vertegenwoordigd door R. Harmsen, werkzaam bij de gemeente, is verschenen.
Overwegingen
Het plan
1. Het plan is een partiële herziening van de bestemmingsplannen "Buitengebied" van 22 augustus 1989 en "Buitengebied 1996" van 8 september 1997. In vervolg op de bij besluit van 27 augustus 2012 verleende omgevingsvergunning voor het tijdelijk oprichten van een veiligheidscentrum, voorziet het plan in een definitieve juridisch-planologische regeling voor het veiligheidscentrum "Twente Safety Campus" en enkele andere bestaande gebouwen op het terrein van luchthaven Twente.
Ontvankelijkheid
2. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Ingevolge het derde lid worden ten aanzien van rechtspersonen als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.
2.1. Ingevolge artikel 3, eerste lid, van haar statuten stelt de vereniging zich ten doel:
a. in de ruimste zin het behartigen van belangen van direct omwonenden van de Luchthaven Twente alsmede van diegenen die woonachtig zijn in de (Eu)regio waar onder andere (geluids-)overlast te verwachten is teneinde handhaving van het woon- en leefklimaat te bewerkstelligen en in positieve zin te bevorderen, daarbij rekening houdende met de economische belangen van mens, dier, natuur en milieu;
b. de gunstige staat van instandhouding van planten en diersoorten op het grondgebied van het terrein dat wordt aangeduid als het terrein van de voormalige vliegbasis Twente en in de omgeving van het terrein, in zoverre de planten en diersoorten nadelige effecten ondervinden van de activiteiten op het terrein van de voormalige vliegbasis Twente.
Ingevolge het tweede lid, wordt dit doel bereikt door de bescherming en het behoud van flora en fauna, hun leefgebieden en/of trekroutes, overwintering-, broed- en ruigtegebieden, overeenkomstig internationale verdragen, richtlijnen en conventies voor zover Nederland daarin een verdragsluitende partij is en/of verplichtingen is aangegaan, mede in het belang van het totale leefmilieu, zulks met name ook in het belang van de mens.
2.2. Voor de vraag of een rechtspersoon belanghebbende is als bedoeld in artikel 1:2, eerste en derde lid, van de Awb, is bepalend of de rechtspersoon krachtens zijn statutaire doelstelling en blijkens zijn feitelijke werkzaamheden een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken algemeen of collectief belang in het bijzonder behartigt. Met artikel 1:2, derde lid, van de Awb heeft de wetgever blijkens de totstandkomingsgeschiedenis (Kamerstukken II 1988/1989, 21 221, nr. 3, blz. 32-35) veilig willen stellen dat verenigingen of stichtingen als belanghebbende kunnen opkomen, mits een algemeen of collectief belang dat zij zich statutair ten doel stellen te behartigen en waarvoor zij zich daadwerkelijk inzetten, bij het besluit rechtstreeks is betrokken.
2.3. De omwonenden van luchthaven Twente wonen op ongeveer 250 m afstand of meer van de gronden in het plangebied. Vanuit hun woningen is er geen zicht op deze gronden. De vereniging heeft niet aannemelijk gemaakt dat de ruimtelijke uitstraling van het veiligheidscentrum dusdanig is dat de belangen van de bewoners die zij vertegenwoordigt, rechtstreeks bij het besluit van 8 december 2014 zijn betrokken. In de enkele stelling dat het veiligheidscentrum niet toegankelijk wordt gemaakt aan de oostzijde, zoals voorheen was beoogd, maar aan de westzijde, ziet de Afdeling geen aanleiding in het kader van het voorliggende planologische regime voor het veiligheidscentrum in zoverre anders te oordelen dan zij in haar uitspraak van 18 december 2013 in zaak nr. 201303468/1/A1 over de omgevingsvergunning voor het tijdelijk oprichten van een veiligheidscentrum heeft gedaan. Hierbij wordt in aanmerking genomen de toelichting van de raad ter zitting dat de verkeersgenererende werking van het plan dusdanig is dat deze niet leidt tot relevant te achten gevolgen voor omwonenden. De vereniging brengt aldus geen bundeling tot stand van rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken individuele belangen.
2.4. De vereniging heeft op 10 november 2014 haar statuten gewijzigd. Vanaf deze datum komt zij - naast de collectieve belangen als bedoeld in artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a, van haar statuten - tevens op voor het algemeen belang dat in artikel 3, eerste lid, aanhef en onder b, van haar statuten is beschreven. Uit het overzicht dat de vereniging in beroep heeft overgelegd volgt dat de werkzaamheid waarmee zij opkomt voor de flora en fauna, bestaat uit het voorbereiden van een bezwaarprocedure over een ontheffing op grond van de Flora- en faunawet. Hieromtrent overweegt de Afdeling dat het louter in rechte opkomen tegen besluiten als regel niet kan worden aangemerkt als feitelijke werkzaamheden in de zin van artikel 1:2, derde lid, van de Awb. Een andere uitleg zou betekenen dat voor de ontvankelijkheid van een beroep van een rechtspersoon in zoverre voldoende is dat hij dergelijke rechtsmiddelen pleegt aan te wenden. De uitleg van de criteria van artikel 1:2, derde lid, van de Awb zou er dan op neerkomen dat het beroepsrecht in feite voor een ieder openstaat.
Verder heeft de vereniging aangegeven dat zij samenwerkt met natuurorganisaties die zich inzetten voor een betere ontwikkeling van het gebied en zij mede-organisator is van wandeltochten door natuurgebieden. Voor het overige zijn in het overzicht geen concrete van (de voorbereiding van) juridische procedures losstaande werkzaamheden genoemd, waaruit blijkt dat de vereniging zich daadwerkelijk inzet voor het algemeen belang dat zij zich in artikel 3, eerste lid, aanhef en onder b, van haar statuten ten doel stelt. Op de website van de vereniging zijn dergelijke activiteiten evenmin genoemd. De Afdeling is van oordeel dat de vereniging - die niet ter zitting is verschenen om haar feitelijke werkzaamheden toe te lichten - met de enkele stelling dat zij samenwerkt met natuurorganisaties en
mede-organisator is van wandeltochten, niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij feitelijke werkzaamheden verricht waarmee zij daadwerkelijk opkomt voor het algemeen belang dat is omschreven in artikel 3, eerste lid, aanhef en onder b, van haar statuten. Het mede-organiseren van wandeltochten kan niet als zodanig worden aangemerkt. Ten slotte is niet gebleken dat de vereniging feitelijke werkzaamheden verricht in het kader van de door haar gestelde samenwerking met natuurorganisaties.
2.5. Het beroep van de vereniging is niet-ontvankelijk.
Proceskosten
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, voorzitter, en mr. D.J.C. van den Broek en mr. B.P.M. van Ravels, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Priem, griffier.
w.g. Hoekstra w.g. Priem
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 17 juni 2015
646.