Ga naar de inhoud
(naar homepage)
lees voor
Direct naar
  • en (Information in English)
  • de (Deutsche Informationen)
  • fr (Informations en français)
  • contact
  • pers
  • werken bij
  • app
  • Actueel
    • Nieuws
    • Zittingsagenda
    • Persagenda
    • Evenementen
    • Piet Hein Donner Scriptieprijs
  • Adviezen
  • Uitspraken
  • Publicaties
    • Brochures
    • Studies en onderzoeken
    • Regelingen
    • Consultaties
    • Jaarverslagen
    • Toespraken vice-president
  • Over ons
    • Raad van State in het kort
    • Organisatie
    • Advisering
    • Bestuursrechtspraak
    • Begrotingstoezicht
    • Toetsing Klimaatwet
    • Geschiedenis
    • Raad van State in beeld
  • Zoeken
  • en
  • de
  • fr
  • contact
  • pers
  • werken bij
  • app
Zoeken

  1. Home ›
  2. Uitspraken

Uitspraken

De Afdeling bestuursrechtspraak toetst of de overheid het recht goed heeft toegepast bij het nemen van een besluit. In dit onderdeel vindt u alle uitspraken die de Raad van State op zijn website publiceert. Meer informatie over de taak van de Afdeling bestuursrechtspraak vindt u in de rubriek Bestuursrechtspraak.


aantal resultaten: 121.694
aantal resultaten per pagina

Toon overzicht van de actuele uitspraken:

  • Hoofdzaken
  • Voorlopige voorzieningen
  • Interessant voor de media

202501689/1/V3

Bij besluit van 31 januari 2025 heeft de minister van Asiel en Migratie appellant een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:5407
Datum uitspraak
11 november 2025
  • Hoger beroep
  • Bewaring
  • uitspraakin de zaak202501689/1/V3

BRS.25.001295

Bij besluit van 19 juni 2025 heeft de minister van Asiel en Migratie een aanvraag van appellant om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:5395
Datum uitspraak
11 november 2025
  • Hoger beroep
  • Asiel
  • uitspraakin de zaakBRS.25.001295

BRS.25.001571

Bij besluit van 12 mei 2025 heeft de minister een aanvraag van betrokkene om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:5403
Datum uitspraak
11 november 2025
  • Voorlopige voorziening / hoofdzaak
  • Asiel
  • uitspraakin de zaakBRS.25.001571

BRS.25.001789

Bij besluit van 10 april 2025 heeft de minister van Asiel en Migratie een aanvraag van verzoeker om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:5394
Datum uitspraak
11 november 2025
  • Voorlopige voorziening
  • Asiel
  • uitspraakin de zaakBRS.25.001789

202403299/1/V3

Bij besluit van 20 juni 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van betrokkene om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet-ontvankelijk verklaard.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:5393
Datum uitspraak
10 november 2025
  • Hoger beroep
  • Asiel
  • uitspraakin de zaak202403299/1/V3

202406927/1/V1

Verzoeker heeft het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig een verzoek gedaan om de minister van Asiel en Migratie krachtens artikel 8:75a van de Awb in de proceskosten te veroordelen. Daarvoor kan aanleiding bestaan als de minister aan hem is tegemoetgekomen of als het belang bij een uitspraak op het hoger beroep anderszins door toedoen van de minister is vervallen (uitspraak van de Afdeling van 5 augustus 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1855, onder 2.1).

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:5397
Datum uitspraak
10 november 2025
  • Hoger beroep
  • Schadevergoeding
  • Vreemdelingenkamer - Overige
  • uitspraakin de zaak202406927/1/V1

202407743/1/V1

Appellanten hebben beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op een aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf te verlenen. Bij uitspraak van 13 december 2024 heeft de rechtbank dat beroep gegrond verklaard, het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit vernietigd en bepaald dat de minister van Asiel en Migratie voor 30 juli 2025 alsnog een besluit op de aanvraag bekendmaakt.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:5398
Datum uitspraak
10 november 2025
  • Hoger beroep
  • Regulier
  • uitspraakin de zaak202407743/1/V1

202501633/3/V2.

Bij besluit van 27 maart 2023, gewijzigd en aangevuld bij besluit van 9 december 2024, heeft de minister van Asiel en Migratie een aanvraag van verzoeker om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen, bepaald dat hij Nederland onmiddellijk moet verlaten en tegen hem een inreisverbod uitgevaardigd.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:5399
Datum uitspraak
10 november 2025
  • Voorlopige voorziening
  • Asiel
  • uitspraakin de zaak202501633/3/V2.

202504978/1/V3

Bij besluit van 25 augustus 2025 heeft de minister van Asiel en Migratie appellant in bewaring gesteld.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:5400
Datum uitspraak
10 november 2025
  • Hoger beroep
  • Bewaring
  • uitspraakin de zaak202504978/1/V3

BRS.25.000404

Bij besluit van 8 mei 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag om betrokkene een machtiging tot voorlopig verblijf te verlenen, afgewezen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:5376
Datum uitspraak
7 november 2025
  • Hoger beroep
  • Regulier
  • uitspraakin de zaakBRS.25.000404

202502916/3/A2

Bij uitspraak van 30 juli 2025, in zaak nr. 202502916/2/A2, heeft de Afdeling na vereenvoudigde behandeling het verzoek om herziening van [opposant] tegen de uitspraak van de Afdeling van 25 september 2024, ECLI:NL:RVS:2024:3875, afgewezen. In de uitspraak van 30 juli 2025, waartegen het verzet zich richt, heeft de Afdeling het herzieningsverzoek van [opposant] afgewezen omdat de aangevoerde wetenschappelijke inzichten volgens die uitspraak geen nieuwe feiten zijn die tot herziening van de uitspraak kunnen leiden. In verzet voert [opposant] allereerst aan dat de Afdeling in rechtsoverweging 4.1 van de uitspraak van 30 juli 2025 haar afwijzende oordeel baseert op een onjuiste wetstechnische interpretatie van artikel 8:119 van de Awb.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:5277
Datum uitspraak
7 november 2025
  • Verzet
  • Hoger Beroep - Overige
  • uitspraakin de zaak202502916/3/A2

202406665/1/V1

Verzoeker heeft het hoger beroep ingetrokken en de Afdeling verzocht om de minister van Asiel en Migratie te veroordelen in de bij haar opgekomen proceskosten.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:5392
Datum uitspraak
6 november 2025
  • Hoger beroep
  • Vreemdelingenkamer - Overige
  • uitspraakin de zaak202406665/1/V1

202406791/2/R2

Bij besluit van 23 september 2024 heeft de raad van de gemeente Tilburg van de gemeente Tilburg het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Loven, Bosscheweg e.o. 2008, 6e herziening (Oud Lovenstraat)" vastgesteld. Het plan voorziet in de bouw van 17 compacte woningen. [verzoekers] wonen aan de [locatie] en hun perceel grenst direct aan de voorziene woningen. Op dit moment is het gebied waar de woningen ontwikkeld moeten worden grasland. Zij vrezen voor aantasting van hun woon- en leefklimaat, in het bijzonder door geluids- en wateroverlast. Daarnaast betogen zij dat de toegangsweg niet berekend is op de voorziene toename van het verkeer, waardoor gevaarlijke situaties kunnen ontstaan.Honk Vastgoedontwikkeling B.V. is de initiatiefnemer.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:5380
Datum uitspraak
6 november 2025
  • Voorlopige voorziening
  • RO - Noord-Brabant
  • uitspraakin de zaak202406791/2/R2

202406934/1/V1

Verzoeker heeft het hoger beroep ingetrokken en de Afdeling verzocht om de minister van Asiel en Migratie te veroordelen in de bij hem opgekomen proceskosten.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:5391
Datum uitspraak
6 november 2025
  • Hoger beroep
  • Vreemdelingenkamer - Overige
  • uitspraakin de zaak202406934/1/V1

202406937/1/V1

Verzoeker heeft het hoger beroep ingetrokken en de Afdeling verzocht om de minister van Asiel en Migratie te veroordelen in de bij hem opgekomen proceskosten.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:5390
Datum uitspraak
6 november 2025
  • Hoger beroep
  • Vreemdelingenkamer - Overige
  • uitspraakin de zaak202406937/1/V1

202501151/1/V1

Appellanten hebben beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op een aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf te verlenen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:5379
Datum uitspraak
6 november 2025
  • Hoger beroep
  • Regulier
  • uitspraakin de zaak202501151/1/V1

BRS.25.000967

Bij besluit van 9 juni 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van appellant om hem een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:5269
Datum uitspraak
6 november 2025
  • Hoger beroep
  • Regulier
  • uitspraakin de zaakBRS.25.000967

BRS.25.000973

Bij besluit van 25 augustus 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van appellante om haar een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:5270
Datum uitspraak
6 november 2025
  • Hoger beroep
  • Regulier
  • uitspraakin de zaakBRS.25.000973

BRS.25.001032

Bij besluit van 11 augustus 2023 heeft de minister van Asiel en Migratie een aanvraag van appellant om hem een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:5271
Datum uitspraak
6 november 2025
  • Hoger beroep
  • Regulier
  • uitspraakin de zaakBRS.25.001032

BRS.25.001474 en BRS.25.001796

Bij besluiten van 18 april 2025 heeft de minister van Asiel en Migratie aanvragen van appellanten om hun een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:5388
Datum uitspraak
6 november 2025
  • Voorlopige voorziening / hoofdzaak
  • Asiel
  • uitspraakin de zaakBRS.25.001474 en BRS.25.001796

BRS.25.001549 en BRS.25.001830

Bij besluit van 22 januari 2025 heeft de minister van Asiel en Migratie een aanvraag van appellant om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:5381
Datum uitspraak
6 november 2025
  • Voorlopige voorziening / hoofdzaak
  • Asiel
  • uitspraakin de zaakBRS.25.001549 en BRS.25.001830

BRS.25.001551

Bij besluit van 28 februari 2024 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van appellant om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, buiten behandeling gesteld.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:5282
Datum uitspraak
6 november 2025
  • Hoger beroep
  • Asiel
  • uitspraakin de zaakBRS.25.001551

BRS.25.001722

Bij besluit van 21 december 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van verzoeker om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:5387
Datum uitspraak
6 november 2025
  • Voorlopige voorziening
  • Asiel
  • uitspraakin de zaakBRS.25.001722

BRS.25.001768

Bij besluit van 7 juli 2025 heeft de minister van Asiel en Migratie een aanvraag van verzoeker om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet-ontvankelijk verklaard. Dit besluit geldt ook als een terugkeerbesluit.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:5377
Datum uitspraak
6 november 2025
  • Voorlopige voorziening
  • Asiel
  • uitspraakin de zaakBRS.25.001768

BRS.25.001835

Bij besluit van 7 oktober 2025 heeft de minister van Asiel en Migratie een aanvraag van verzoeker om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:5389
Datum uitspraak
6 november 2025
  • Voorlopige voorziening
  • Asiel
  • uitspraakin de zaakBRS.25.001835

202306919/1/V3

Bij besluit van 26 augustus 2021 heeft de minister van Asiel en Migratie een aanvraag om appellant een machtiging tot voorlopig verblijf te verlenen, afgewezen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:5256
Datum uitspraak
5 november 2025
  • Hoger beroep
  • Regulier
  • uitspraakin de zaak202306919/1/V3

202307340/2/A2

Bij besluit van 30 maart 2021 heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant van [verzoeker] de aan hem uitbetaalde subsidievoorschotten ten bedrage van € 217.047,-, exclusief wettelijke rente, van hem teruggevorderd. Bij email van 2 september 2025 heeft het college [verzoeker] laten weten dat het een dwangbevel zal uitvaardigen dat op 4 september 2025 aan hem zal worden betekend. De betekening van het dwangbevel heeft op deze dag ook plaatsgevonden. In het dwangbevel is vermeld dat de betaling plaats dient te vinden binnen twee kalenderdagen en dat, als de betaling niet binnen die termijn plaatsvindt, overgegaan zal worden tot het leggen van executoriaal beslag op de woning van [verzoeker]. Ook is daarin vermeld dat dit kan betekenen dat de woning op korte termijn zal worden verkocht om de vordering die het college op [verzoeker] heeft te voldoen en dat de buitengerechtelijke incassokosten die daarmee samenhangen ook voor zijn rekening zullen komen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:5285
Datum uitspraak
5 november 2025
  • Voorlopige voorziening
  • Subsidie
  • uitspraakin de zaak202307340/2/A2

202404473/1/V1

Verzoekers hebben het hoger beroep ingetrokken en de Afdeling verzocht om de minister te veroordelen in de bij hen opgekomen proceskosten.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:5288
Datum uitspraak
5 november 2025
  • Hoger beroep
  • Vreemdelingenkamer - Overige
  • uitspraakin de zaak202404473/1/V1

202406361/1/V1

Verzoeker heeft het hoger beroep ingetrokken en de Afdeling verzocht om de minister van Asiel en Migratie te veroordelen in de bij hem opgekomen proceskosten.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:5290
Datum uitspraak
5 november 2025
  • Hoger beroep
  • Vreemdelingenkamer - Overige
  • uitspraakin de zaak202406361/1/V1

202407786/1/V3

Bij besluit van 29 oktober 2020 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van appellant om hem krachtens artikel 64 van de Vw 2000 uitstel van vertrek te verlenen, afgewezen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:5292
Datum uitspraak
5 november 2025
  • Hoger beroep
  • Vreemdelingenkamer - Overige
  • uitspraakin de zaak202407786/1/V3

202500809/1/V2

Bij besluit van 14 juli 2022 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de aan appellanten verleende verblijfsvergunningen regulier voor bepaalde tijd ingetrokken, een aanvraag om verlenging van de geldigheidsduur van die verblijfsvergunningen afgewezen, en een aanvraag om hun een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd of een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen te verlenen, afgewezen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:5294
Datum uitspraak
5 november 2025
  • Hoger beroep
  • Regulier
  • uitspraakin de zaak202500809/1/V2

202501158/1/V3

Bij besluit van 29 november 2021 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag om appellant een machtiging tot voorlopig verblijf te verlenen, afgewezen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:5295
Datum uitspraak
5 november 2025
  • Hoger beroep
  • Regulier
  • uitspraakin de zaak202501158/1/V3

202502950/1/V1

Referent heeft het hoger beroep ingetrokken en de Afdeling verzocht om de minister te veroordelen in de bij hem opgekomen proceskosten.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:5297
Datum uitspraak
5 november 2025
  • Hoger beroep
  • Vreemdelingenkamer - Overige
  • uitspraakin de zaak202502950/1/V1

202503276/1/V1

Appellant heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op een aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf te verlenen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:5298
Datum uitspraak
5 november 2025
  • Hoger beroep
  • Regulier
  • uitspraakin de zaak202503276/1/V1

202504248/1/V3

Bij besluit van 10 september 2024 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van appellant om hem een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:5300
Datum uitspraak
5 november 2025
  • Hoger beroep
  • Regulier
  • uitspraakin de zaak202504248/1/V3

202504250/1/V3

Bij besluit van 14 november 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van appellant om hem een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:5301
Datum uitspraak
5 november 2025
  • Hoger beroep
  • Regulier
  • uitspraakin de zaak202504250/1/V3

202504251/1/V3

Bij besluit van 4 juni 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van appellant om hem een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:5302
Datum uitspraak
5 november 2025
  • Hoger beroep
  • Regulier
  • uitspraakin de zaak202504251/1/V3

202504253/1/V3

Bij besluit van 31 maart 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van appellant om hem een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:5303
Datum uitspraak
5 november 2025
  • Hoger beroep
  • Regulier
  • uitspraakin de zaak202504253/1/V3

202504255/1/V3

Bij besluit van 19 juni 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van appellant om hem een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:5304
Datum uitspraak
5 november 2025
  • Hoger beroep
  • Regulier
  • uitspraakin de zaak202504255/1/V3

202504256/1/V3

Bij besluit van 8 november 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van appellant om hem een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:5305
Datum uitspraak
5 november 2025
  • Hoger beroep
  • Regulier
  • uitspraakin de zaak202504256/1/V3

202504309/2/R3

Bij besluit van 22 mei 2025 heeft de raad van de gemeente Waadhoeke het bestemmingsplan "Tzummarum – [locatie 1]-[locatie 2]" gewijzigd vastgesteld. Onder het vorige bestemmingsplan "Buitengebied 2013" moest de co-mestvergistingsinstallatie ondergeschikt zijn aan het pluimveebedrijf. Het plan dat nu ter beoordeling staat, maakt het mogelijk om het pluimveebedrijf en de mestvergistingsactiviteiten afzonderlijk en zelfstandig te exploiteren. [verzoeker] en anderen betogen dat de raad ten onrechte stelt dat het plan geen uitbreiding van de vergistingsactiviteiten mogelijk maakt ten opzichte van de vorige planologische mogelijkheden. Zij voeren aan dat de voorwaarde van ondergeschiktheid in het vorige plan juist het knelpunt was waardoor de mestvergistingsinstallatie haar capaciteit niet kon uitbreiden.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:5286
Datum uitspraak
5 november 2025
  • Voorlopige voorziening
  • RO - Friesland
  • uitspraakin de zaak202504309/2/R3

202505099/1/A2 en 202505099/2/A2

Bij beslissing van 20 mei 2025 heeft de examencommissie van de bachelor Rechtsgeleerdheid van de Faculteit Recht, Economie, Bestuur en Organisatie van de Universiteit Utrecht een verzoek van [appellant] om een individuele toetsvoorziening voor het vak Bestuursrecht afgewezen. [appellant] volgt de bacheloropleiding Rechtsgeleerdheid aan de Universiteit Utrecht. Voor het vak Bestuursrecht moet een schriftelijke thuistoets worden gemaakt en een schriftelijke toets op locatie, die voor respectievelijk 40% en 60% meetellen voor het eindcijfer. Eerder in het studiejaar heeft [appellant] een 8 voor de schriftelijke thuistoets en een 2,8 voor de voor de toets op locatie gehaald. Als eindcijfer had hij een 4,9. In februari 2025 heeft hij deelgenomen aan een reparatietoets van de schriftelijke toets op locatie. Tijdens die toets kreeg [appellant] een paniekaanval die gepaard ging met hyperventilatie waardoor hij de toets niet normaal kon afronden. Hij heeft voor de toets een 3,6 behaald. Daarmee is zijn eindcijfer onvoldoende gebleven. In geschil is of de examencommissie het verzoek van [appellant] om een individuele toetsvoorziening voor het vak Bestuursrecht heeft mogen afwijzen op grond van artikel 2.8 van het Reglement examencommissie bachelor Rechtsgeleerdheid per 1 september 2024 en artikel 5.8 van de Onderwijs- en examenregeling bacheloropleiding Rechtsgeleerdheid 2024-2025.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:5252
Datum uitspraak
5 november 2025
  • Voorlopige voorziening / hoofdzaak
  • Studentenzaken
  • uitspraakin de zaak202505099/1/A2 en 202505099/2/A2

BRS.25.001001

Bij besluit van 18 juli 2025 heeft de minister betrokkene in bewaring gesteld.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:5262
Datum uitspraak
5 november 2025
  • Hoger beroep
  • Bewaring
  • uitspraakin de zaakBRS.25.001001

BRS.25.001033

Bij besluit van 28 juli 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van appellant om hem een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:5273
Datum uitspraak
5 november 2025
  • Hoger beroep
  • Regulier
  • uitspraakin de zaakBRS.25.001033

BRS.25.001036

Bij besluit van 26 september 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van appellant om hem een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:5272
Datum uitspraak
5 november 2025
  • Hoger beroep
  • Regulier
  • uitspraakin de zaakBRS.25.001036

BRS.25.001595 en BRS.25.001596

Bij besluit van 22 november 2024 heeft de minister van Asiel en Migratie een aanvraag van appellant om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:5276
Datum uitspraak
5 november 2025
  • Voorlopige voorziening / hoofdzaak
  • Asiel
  • uitspraakin de zaakBRS.25.001595 en BRS.25.001596

202202341/1/R2

Bij besluit van 4 februari 2020 heeft het college van gedeputeerde staten van Zeeland het verzoek van de Stichting om intrekking van de op 13 december 2016 aan Perkpolder Beheer B.V. verleende natuurvergunning voor het uitvoeren van de gebiedsontwikkeling Perkpolder, afgewezen. Deze procedure gaat over de verzoeken van de Stichting om intrekking van de natuurvergunning die op 13 december 2016 aan de rechtsvoorganger van Waterzande B.V. is verleend voor de gebiedsontwikkeling Perkpolder. Dat project omvat het realiseren van 250 woningen, een hotel en de aanleg van een golfbaan met 200 deeltijdwoningen, in de Perkpolder bij Walsoorden in de gemeente Hulst. In de natuurvergunning is bepaald: "Voor de aanlegfase is deze vergunning geldig tot en met 31 december 2024. Voor het in gebruik hebben van de gerealiseerde objecten is deze vergunning geldig voor onbepaalde tijd".

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:5310
Datum uitspraak
5 november 2025
  • Hoger beroep
  • Natuurbescherming
  • uitspraakin de zaak202202341/1/R2

202203702/1/R3

Bij besluit van 28 mei 2019 heeft het college de aanvraag van [appellant sub 2] om een omgevingsvergunning voor het in strijd met het bestemmingsplan parkeren van een toercaravan voor de duur van tien jaar op het perceel aan de [adres] in Oostvoorne afgewezen. [appellant sub 2] heeft op 25 februari 2019 een omgevingsvergunning aangevraagd om in afwijking van het bestemmingsplan "Dorpsgebied Oostvoorne" voor een periode van tien jaar haar toercaravan te parkeren op een perceel aan de F.H.G. van Itersonlaan in Oostvoorne. Zij heeft in de aanvraag tevens aangegeven dat zij op het perceel wil kamperen. Bij besluit van 28 mei 2019 heeft het college de aanvraag van [appellant sub 2] afgewezen wegens strijd met het bestemmingsplan en omdat het college het vanuit ruimtelijk oogpunt wenselijk acht om het groene karakter van het perceel te behouden. Op 31 augustus 2021 heeft [appellant sub 2] een deel van haar perceel in eigendom overgedragen aan [adres]. Dit deel van het perceel is kadastraal aangeduid als gemeente Oostvoorne, sectie A, nummer 8782. Het resterende deel van het perceel is in eigendom van [appellant sub 2] gebleven.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:5245
Datum uitspraak
5 november 2025
  • Hoger beroep
  • Project strijd bestemmingsplan
  • uitspraakin de zaak202203702/1/R3

202203807/1/R3

Bij besluit van 31 augustus 2020 heeft het college [appellant] onder oplegging van een dwangsom gelast om het woongebouw op het perceel aan de [locatie] in Groningen in overeenstemming te brengen met de verleende omgevingsvergunning van 19 december 2014. Op 19 december 2014 heeft het college aan Camera een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een pand met twaalf studio’s op het perceel aan de [locatie] in Groningen. Het pand bestaat uit drie woonlagen met op elke woonlaag vier wooneenheden met een plat dak. Volgens de bouwtekening behorend bij het besluit van 19 december 2014 is de vergunning verleend voor een pand met een diepte van 15 m. Op 12 juni 2015 is het bouwwerk voltooid. Het gebouw is 9,95 m hoog. Naar aanleiding van een handhavingsverzoek van omwonenden heeft een toezichthouder van de gemeente Groningen op 23 januari 2020 de locatie bezocht en geconstateerd dat het gebouw geen 15 m diep is, maar 17,15 m. Tegen de dwangsom heeft [appellant] bezwaar ingediend. Op 31 december 2020 heeft Stichting Brick One het gebouw in eigendom gekregen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:5331
Datum uitspraak
5 november 2025
  • Hoger beroep
  • Hoger Beroep - Bestuursdwang / Dwangsom
  • uitspraakin de zaak202203807/1/R3

202203812/1/R3

Bij besluit van 6 oktober 2020 heeft het college van burgemeester en wethouders van Wierden het handhavingsverzoek van [appellant] met betrekking tot de bouw van verschillende recreatiewoningen op het bungalowpark "Hoge Hexel" aan de Bruine Hoopsweg 6a in Hoge Hexel afgewezen. Op 25 oktober 2007 is een bouwvergunning verleend voor de bouw van 13 recreatiewoningen op het bungalowpark "Hoge Hexel" aan de Bruine Hoopsweg 6a in Hoge Hexel. Op verzoek van de vergunninghouder is diverse keren en voor verschillende van de 13 woningen een gewijzigde omgevingsvergunning verleend. Deze vergunningen zijn in rechte onaantastbaar geworden. Op de bouwtekeningen behorende bij de vergunningen is een rekenkundige nullijn geplaatst bij de lijn die de bovenkant van de afgewerkte begane grondvloer aangeeft. [appellant] is eigenaar van de percelen, kadastraal bekend als I 7082, I 7031 en I 7137, die grenzen aan de percelen waarop de vergunde recreatiewoningen zijn gebouwd. Hij heeft het college op 9 september 2020 verzocht om handhavend op te treden.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:5337
Datum uitspraak
5 november 2025
  • Hoger beroep
  • Hoger Beroep - Bestuursdwang / Dwangsom
  • uitspraakin de zaak202203812/1/R3

202203959/1/A3

Bij besluit van 12 januari 2017 heeft het college een last onder dwangsom aan Stromma opgelegd vanwege het zonder vergunning innemen van een ligplaats met een bedrijfsvaartuig. Stromma is eigenaar van de Pareen, een dekschuit met opbouw, afgemeerd aan de kade van de Singelgracht ter hoogte van het adres Marnixstraat 210 in Amsterdam. Op 16 augustus 2010 is door inspecteurs van Waternet geconstateerd dat er een nieuwe opbouw op de Pareen is geplaatst. Op 6 april 2011 zijn twee inspecteurs van Waternet aan boord van de Pareen geweest. De inspecteurs constateerden dat in de nieuwe opbouw een keukentje, bureau met computer, kluisjes voor de medewerkers, een douche en toiletten aanwezig zijn. Op basis van die constatering heeft het college geconcludeerd dat de Pareen moet worden aangemerkt als een bedrijfsvaartuig. Omdat de Pareen de daarvoor vereiste ligplaatsvergunning niet heeft, is sprake van een overtreding van artikel 2.4.1, eerste lid, van de Verordening op het binnenwater 2010.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:5340
Datum uitspraak
5 november 2025
  • Hoger beroep
  • Hoger Beroep - Bestuursdwang / Dwangsom
  • Verordeningen
  • uitspraakin de zaak202203959/1/A3

202205821/1/R4

Bij besluit van 6 mei 2021 heeft de minister van Economische Zaken en Klimaat (nu: de minister van Klimaat en Groene Groei) het verzoek van [appellant A] en [appellant B] om handhavend op te treden wegens overlast van laagfrequent geluid afgewezen. [appellant A] en [appellant B] woonden ten tijde van het verzoek op ongeveer 2 km afstand van de ondergrondse gasopslag Norg. Voor de exploitatie van deze gasopslag heeft de minister aan de NAM bij besluit van 7 april 2011 een omgevingsvergunning verleend. [appellant A] en [appellant B] hebben de minister verzocht om handhavend op te treden vanwege overlast van laagfrequent geluid. Zij willen dat de minister de geluidsoverlast beoordeelt met behulp van een dB(C) weging of met toepassing van een ongewogen dB(Z) registratie. De minister heeft het verzoek afgewezen omdat uit de geluidsvoorschriften bij de omgevingsvergunning volgt dat het geluidsniveau wordt gemeten met een dB(A) weging en een overtreding van die geluidsvoorschriften is niet geconstateerd. De rechtbank heeft overwogen dat de minister zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat geen sprake was van een overtreding.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:5341
Datum uitspraak
5 november 2025
  • Hoger beroep
  • RO - Geluid
  • uitspraakin de zaak202205821/1/R4

202300038/1/R1

Bij besluit van 17 september 2020 heeft het dagelijks bestuur van het Waterschap Aa en Maas bestuur aan [appellant] een maatwerkvoorschrift opgelegd dat inhoudt dat hij verschillende obstakels van zijn perceel [locatie] in [woonplaats] moet verwijderen en verwijderd houden. Het perceel is in eigendom van [appellant]. Het perceel grenst aan de Aa. Het dagelijks bestuur heeft geconstateerd dat verschillende obstakels, te weten een heg, overige beplanting, een stapel dakpannen en boomkonten, in de beschermingszone van de Aa liggen. Dit is volgens het dagelijks bestuur in strijd met artikel 3.1 van de Keur Waterschap Aa en Maas 2015. Het dagelijks bestuur wil deze obstakels verwijderd hebben om genoeg ruimte te krijgen voor onderhoud. Het dagelijks bestuur heeft daarom aan [appellant] een maatwerkvoorschrift opgelegd. Het maatwerkvoorschrift verplicht [appellant] om uiterlijk op 1 december 2020 genoemde obstakels op het perceel te verwijderen en verwijderd te houden uit de beschermingszone van de Aa. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat naleven van het maatwerkvoorschrift, zonder dat daar financiële compensatie tegenover staat, leidt tot een onaanvaardbare inbreuk op zijn eigendom.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:5338
Datum uitspraak
5 november 2025
  • Hoger beroep
  • Milieu - Bestuursdwang / Dwangsom
  • uitspraakin de zaak202300038/1/R1

202300595/1/A3

Bij besluit van 19 januari 2022 heeft de korpschef van politie de aanvraag van [appellant] om afgifte van een verklaring van betrouwbaarheid afgewezen. [appellant] heeft een aanvraag ingediend om afgifte van een verklaring van betrouwbaarheid als bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus, omdat hij wil werken als alarminstallateur. Bij besluit van 19 januari 2022 heeft de korpschef deze aanvraag afgewezen, omdat uit het Justitiëel Documentatiesysteem blijkt dat op 23 september 2021 een zaak tegen [appellant] is geseponeerd op de grond ‘door feiten of gevolgen getroffen’. [appellant] werd ervan verdacht tijdens zijn werkzaamheden als politieagent een bepaald bedrag aan contant geld voor eigen gebruik te hebben achtergehouden. In het JDS staat hierover vermeld dat [appellant] op 15 januari 2020 is aangehouden op verdenking van verduistering in persoonlijke dienstbetrekking. De korpschef heeft het bezwaar van [appellant] tegen het besluit van 19 januari 2022 bij besluit van 11 april 2022 ongegrond verklaard. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de korpschef de toestemming mocht weigeren.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:5317
Datum uitspraak
5 november 2025
  • Tussenuitspraak/bestuurlijke lus
  • Beveiligingswerkzaamheden
  • uitspraakin de zaak202300595/1/A3

202301766/1/A2

Bij besluit van 25 augustus 2020 heeft het dagelijks bestuur van het Samenwerkingsverband Noord-Nederland de aan SuWoTec verleende subsidie ingetrokken en een bedrag van € 71.672,00 aan uitbetaalde voorschotten teruggevorderd. Op 19 februari 2018 heeft SuWoTec een aanvraag ingediend voor subsidie op grond van de Subsidieregeling Kennis en Innovatie 2018. Het doel van de KEI 2018 is het stimuleren van kennisontwikkeling, op het gebied van technologische innovatie, organisatie-innovatie of marktinnovatie bij het midden- en kleinbedrijf in de provincies Drenthe, Fryslân en Groningen. De aanvraag van SuWoTec zag op detachering in de organisatie van hooggekwalificeerd personeel, in dit geval [persoon]. Aan het besluit om de subsidieverlening in te trekken en de uitbetaalde voorschotten terug te vorderen heeft SNN ten grondslag gelegd dat de activiteiten niet zijn uitgevoerd in overeenstemming met het doel of de voorschriften van de KEI 2018. Het project waarvoor de subsidie is verleend, is niet uitgevoerd in overeenstemming met de door SuWoTec op 23 maart 2018 gegeven toelichting. [persoon], die bij SuWoTec gedetacheerd is geweest, heeft zijn kennis namelijk niet gedeeld met nieuw aangenomen medewerkers. In de projectperiode, die liep van 2 april 2018 tot 31 maart 2020, zijn geen nieuwe medewerkers aangenomen. Dit had SuWoTec wel moeten doen, om zo kennisoverdracht mogelijk te maken, aldus SNN.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:5345
Datum uitspraak
5 november 2025
  • Hoger beroep
  • Subsidie
  • uitspraakin de zaak202301766/1/A2

202302077/1/A3

Bij besluit van 17 februari 2020 heeft de Dienst Toeslagen aan [appellante] medegedeeld dat zij ten onrechte een ingebrekestelling heeft ingediend. Op 2 december 2019 heeft [appellante] een verzoek ingediend bij de Dienst Toeslagen om toezending van alle correspondentie, betaaloverzichten en aanvragen met betrekking tot haar kinderopvangtoeslag voor het jaar 2016. Op 5 februari 2020 heeft [appellante] een ingebrekestelling verstuurd aan de Dienst Toeslagen, omdat zij op dat moment nog niet de door haar gevraagde stukken had ontvangen. De Dienst Toeslagen heeft [appellante] op 17 februari 2020 medegedeeld dat zij deze ingebrekestelling ten onrechte heeft verstuurd. Hiertegen heeft [appellante] bezwaar gemaakt. De Dienst Toeslagen heeft het bezwaar ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep van [appellante] ongegrond verklaard. De rechtbank heeft hiertoe overwogen dat het verstrekken van een dossier geen besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht, omdat dit een feitelijke handeling is die niet gericht is op een rechtsgevolg.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:5350
Datum uitspraak
5 november 2025
  • Hoger beroep
  • Hoger Beroep - Overige
  • uitspraakin de zaak202302077/1/A3

202302138/1/R1

Bij besluit van 25 augustus 2020 heeft het college aan [appellante sub 2] een last onder dwangsom opgelegd voor diverse overtredingen op het perceel gelegen aan de Duikerskampweg ongenummerd in Ingen. [appellante sub 2] heeft een boomkwekerij op het perceel. Naar aanleiding van controles door een toezichthouder van de omgevingsdienst Rivierenland op het perceel heeft het college zich op het standpunt gesteld dat [appellante sub 2] in strijd met het bestemmingsplan "Reparatieplan Buitengebied 2012" en zonder omgevingsvergunning het perceel heeft opgehoogd door het aanbrengen van een oppervlakteverharding, (laan)bomen inclusief bijbehorende tonkinstokken heeft aangeplant en beplanting in de teeltvrije zone heeft aangebracht. Hiermee handelt [appellante sub 2] volgens het college in strijd met artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder b en c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in samenhang bezien met onder meer de artikelen 24.4.1 en 28.4.1 van de planregels.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:5158
Datum uitspraak
5 november 2025
  • Hoger beroep
  • Hoger Beroep - Bestuursdwang / Dwangsom
  • uitspraakin de zaak202302138/1/R1

202302715/1/R1

Bij besluit van 21 augustus 2020 heeft het college van burgemeester en wethouders van Buren aan [appellant sub 1] een last onder dwangsom opgelegd voor diverse overtredingen op het perceel gelegen aan de Hogebrinksestraat ongenummerd, gelegen nabij nummer 8 in Lienden. [appellant sub 1] heeft een boomkwekerij op het perceel. Naar aanleiding van handhavingsverzoeken van de Stichting heeft een toezichthouder van Omgevingsdienst Rivierenland controles uitgevoerd op het perceel. Naar aanleiding van deze controles heeft het college geconstateerd dat [appellant sub 1] zonder omgevingsvergunning en in strijd met het bestemmingsplan "Reparatieplan Buitengebied 2012" op het perceel oppervlakteverharding en beplanting heeft aangebracht. Hierdoor handelt [appellant sub 1] volgens het college in strijd met artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in samenhang bezien met onder meer de artikelen 24.4.1 en 28.4.1 van de planregels.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:5159
Datum uitspraak
5 november 2025
  • Hoger beroep
  • Hoger Beroep - Bestuursdwang / Dwangsom
  • uitspraakin de zaak202302715/1/R1

202302812/1/R1

Bij besluit van 30 oktober 2020 heeft het college van burgemeester en wethouders van Buren aan [appellant sub 2] een last onder dwangsom opgelegd voor diverse overtredingen op het perceel gelegen aan de Luchtenburg met de kruising Rijnstraat in Ingen. [appellant sub 2] heeft een boomkwekerij op het perceel. Naar aanleiding van een verzoek van de Stichting om handhavend op te treden tegen overtredingen op het perceel, heeft een toezichthouder van de omgevingsdienst Rivierenland een controle uitgevoerd bij het perceel. Het college heeft geconstateerd dat [appellant sub 2] zonder omgevingsvergunning en in strijd met het bestemmingsplan "Reparatieplan Buitengebied 2012" op het perceel een oppervlakteverharding van stelconplaten heeft aangebracht, een nieuwe uitrit heeft gemaakt en (laan)bomen inclusief bijbehorende tonkinstokken heeft aangeplant in een teeltvrije zone. Hiermee handelt [appellant sub 2] volgens het college in strijd met de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in samenhang bezien met onder meer de planregels en de Algemeen Plaatselijke Verordening van de gemeente Buren.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:5161
Datum uitspraak
5 november 2025
  • Hoger beroep
  • Hoger Beroep - Bestuursdwang / Dwangsom
  • uitspraakin de zaak202302812/1/R1

202302860/1/A3

Bij besluit van 20 augustus 2020 heeft de burgemeester van Schiedam aan [wederpartij] een last onder dwangsom opgelegd. De burgemeester heeft de dwangsom opgelegd omdat hij artikel 2:74 van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Schiedam 2013 heeft overtreden. Op grond van die bepaling is het verboden om zich op de openbare weg te bevinden of in een voertuig te bevinden met het kennelijke doel om in drugs te handelen. Uit de bestuurlijke rapportage van 27 juli 2020 volgt dat politieagenten op [datum] 2020 om 01:45 uur twee personen hebben gezien in een geparkeerde auto op een parkeerplaats waarover vaker meldingen zijn gedaan van overlast. [wederpartij] zat naast de bestuurder op de bijrijdersstoel van de geparkeerde auto. Naast de auto waarin [wederpartij] zich bevond, stond zijn eigen auto. Na het vaststellen van de identiteit van de inzittenden, herkennen de politieagenten [wederpartij] van een eerdere briefing, omdat [wederpartij] in meerdere registraties in verband wordt gebracht met drugshandel. In de auto hing een henneplucht. De politieagenten hebben vervolgens een controle uitgevoerd en in de auto waarin [wederpartij] en de andere persoon zaten, verschillende soorten verdovende middelen gevonden.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:5330
Datum uitspraak
5 november 2025
  • Hoger beroep
  • Drugs
  • Hoger Beroep - Bestuursdwang / Dwangsom
  • Verordeningen
  • uitspraakin de zaak202302860/1/A3

202303006/1/R2

Bij besluit van 30 augustus 2021 heeft het college van gedeputeerde staten van Zeeland het verzoek van de Stichting om handhavend op te treden tegen Waterzande B.V. afgewezen. Het college heeft op 13 december 2016 aan Perkpolder Beheer B.V., de rechtsvoorganger van Waterzande B.V., een natuurvergunning verleend voor de uitvoering van de gebiedsontwikkeling Perkpolder. Het project omvat het realiseren van 250 woningen, een hotel en de aanleg van een golfbaan met 200 deeltijdwoningen, in de Perkpolder bij Walsoorden, gemeente Hulst. De Stichting heeft het college op 29 april 2021 verzocht om handhavend op te treden tegen de werkzaamheden in de Perkpolder, zolang de gevolgen van het project voor de ontpolderde Noorddijkpolder niet passend zijn beoordeeld. Het college heeft het verzoek afgewezen en het bezwaar daartegen ongegrond verklaard. Het college en Waterzande B.V. betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het college het verzoek te beperkt heeft opgevat en het verzoek ook had moeten aanmerken als verzoek om een passende maatregel te nemen in de vorm van het opstellen van een passende beoordeling.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:5313
Datum uitspraak
5 november 2025
  • Hoger beroep
  • Hoger Beroep - Bestuursdwang / Dwangsom
  • Natuurbescherming
  • uitspraakin de zaak202303006/1/R2

202303539/1/R2

Bij besluit van 30 september 2021 heeft het college van burgemeester en wethouders van Zundert een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk verleend aan [partij] voor het realiseren van een carport en het moderniseren van de voorgevel/zijgevel aan de [locatie 1] in Rijsbergen. [partij] is eigenaar van de woning aan de [locatie 1] in Rijsbergen. Hij heeft een omgevingsvergunning gevraagd om een carport te realiseren en zijn voor- en zijgevel te moderniseren. Het college heeft hiervoor in eerste instantie een omgevingsvergunning verleend op grond van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, en artikel 2.10 van de Wabo. [appellant] woont aan de [locatie 2] en is het niet eens met het verlenen van de omgevingsvergunning. Hij vreest voor een vermindering van zijn uitzicht en een beperking van het zonlicht in zijn woning.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:5314
Datum uitspraak
5 november 2025
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
  • Bouwen
  • uitspraakin de zaak202303539/1/R2

202304371/1/R1

Bij besluit van 27 juli 2021 heeft het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam geweigerd aan In2Retail een omgevingsvergunning te verlenen voor het plaatsen van een geldautomaat in de voorgevel van het gebouw op het perceel Ferdinand Bolstraat 8-H in Amsterdam. In2Retail is een bedrijf dat is gespecialiseerd in de exploitatie van geldautomaten. Zij heeft geldautomaten geplaatst op verschillende locaties in Amsterdam. Zij wil ook een automaat plaatsen in de voorgevel van het pand op het perceel. In het pand is een winkel gevestigd. Die functie blijft behouden. Het pand is aangewezen als een gemeentelijk monument. In2Retail betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het college heeft kunnen weigeren om voor het bouwplan van het bestemmingsplan af te wijken.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:5344
Datum uitspraak
5 november 2025
  • Hoger beroep
  • Bouwen
  • Monumenten
  • uitspraakin de zaak202304371/1/R1

202304392/1/A3

Bij besluit van 2 mei 2022 heeft de raad van de orde van advocaten Gelderland aan [appellante] medegedeeld dat zij op grond van artikel 32, tweede lid, van de Advocatenwet voor 2022 een financiële bijdrage is verschuldigd van € 915,00. De raad stelt op grond van artikel 32, tweede lid, van de Advocatenwet voor haar leden elk jaar een financiële bijdrage vast. Dit doet de raad op basis van artikel 2 van de Beleidsregel financiële bijdrage arrondissement Gelderland aan de hand van het bruto-inkomen van de advocaat en een door de leden daartoe ingediende categorieverklaring. De raad stuurt elk jaar per e-mail een verzoek om die categorieverklaring binnen een bepaalde termijn in te dienen. Advocaten die geen categorieverklaring indienen worden ingedeeld in de hoogste categorie en moeten de hoogste financiële bijdrage betalen. De rechtbank heeft het beroep van [appellante] ongegrond verklaard. De rechtbank heeft hiertoe overwogen dat het bericht om een categorieverklaring in te dienen op behoorlijke wijze bekend is gemaakt door de raad. [appellante] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de raad van haar de hoogste financiële bijdrage mocht vragen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:5322
Datum uitspraak
5 november 2025
  • Hoger beroep
  • Geld
  • uitspraakin de zaak202304392/1/A3

202304463/1/A3

Bij besluit van 18 augustus 2021 heeft het college beslist op een verzoek van [appellant] om inzage in zijn persoonsgegevens. [appellant] heeft in de periode 2016 tot en met 2017 een conflict gehad dat er toe heeft geleid dat hij zijn woning moest verlaten. Op 26 juli 2021 heeft hij het college verzocht om inzage in de verwerking van zijn persoonsgegevens door het college bij het Meldpunt Zorg en Woonoverlast. Volgens [appellant] zijn er in het verleden verschillende meldingen over hem gedaan en is zijn dossier ook besproken tijdens een groot overleg. [appellant] wil een kopie van zijn gehele dossier hebben. Het college heeft het verzoek opgevat als een verzoek op grond van artikel 15, eerste lid, van de Algemene verordening gegevensbescherming. Het college heeft, beslissend op het verzoek, een overzicht verstrekt van de verwerkingen van de persoonsgegevens van [appellant] en een kopie van het dossier van het Meldpunt verstrekt. Het dossier bestaat uit 68 deels gelakte pagina’s en bestrijkt de periode 3 mei 2016 tot en met 9 maart 2017. Een aantal delen van het verstrekte dossier is zwartgelakt vanwege de bescherming van rechten van derden.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:5323
Datum uitspraak
5 november 2025
  • Hoger beroep
  • Openbaarheid
  • Persoonsgegevens
  • uitspraakin de zaak202304463/1/A3

202304991/1/R1

Bij besluit van 20 juli 2021 heeft het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam de van rechtswege verleende omgevingsvergunning voor de bouw van een hotel met parkeergarage op het perceel Fogostraat 10A tot en met 10C ingetrokken. In 2013 hebben China Center Amsterdam en het college een intentieovereenkomst gesloten met als doel de ontwikkeling van een hotel met parkeervoorzieningen in drie fasen in de Lutkemeerpolder in Amsterdam. Omdat het college niet tijdig heeft beslist op de aanvraag van China Center Amsterdam voor het bouwen van een hotel met parkeergarage ten behoeve van fase 2 en 3 van het hotel, is daarvoor op 29 januari 2019 van rechtswege een omgevingsvergunning verleend. De rechtbank heeft geoordeeld dat het college gelet op de bij het besluit betrokken belangen redelijkerwijs gebruik heeft kunnen maken van zijn bevoegdheid om de omgevingsvergunning in te trekken. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat China Center Amsterdam niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij alsnog binnen korte termijn de omgevingsvergunning zal benutten.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:5332
Datum uitspraak
5 november 2025
  • Hoger beroep
  • Bouwen
  • uitspraakin de zaak202304991/1/R1

202305167/1/R1

Bij besluit van 22 april 2021 heeft het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer [appellante] onder oplegging van een dwangsom gelast om de overtredingen van de artikelen 2.1, eerste lid, aanhef, en onder a en c, en 2.3a, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het adres [locatie] te Zwanenburg te beëindigen en beëindigd te houden. [appellante] is eigenaar van het perceel. Op het perceel bevindt zich een gebouw, bestaande uit een hoofdgebouw, met daarin een zelfstandige woning, en verschillende aanbouwen, namelijk een voorheen als loods aangeduide ruimte die in gebruik is geweest als slachtplaats, een achter die ruimte gerealiseerde aanbouw, een voormalige winkelruimte en een tuinkamer. In het besluit wordt de voormalige winkelruimte aangeduid als ’ruimte A’, de voormalige loods en slachtplaats als ‘ruimte B’ en de daarachter gerealiseerde aanbouw als ‘ruimte C’. De tussen de voormalige loods en de hoofdwoning gerealiseerde tuinkamer wordt aangeduid als ‘ruimte T’. De rechtbank heeft geoordeeld dat sprake is van overtredingen waartegen het college handhavend kon optreden. De rechtbank heeft geen bijzondere omstandigheden aanwezig geacht op grond waarvan het college in dit geval had moeten afzien van handhaving.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:5333
Datum uitspraak
5 november 2025
  • Hoger beroep
  • Hoger Beroep - Bestuursdwang / Dwangsom
  • uitspraakin de zaak202305167/1/R1

202305479/1/A3

Bij besluit van 14 december 2018 heeft het college van burgemeester en wethouders van Coevorden het verzoek van de Stichting om handhavend op te treden tegen de afsluiting van een parkeerterrein door Staatsbosbeheer, afgewezen. Staatsbosbeheer heeft bij een aantal parkeerterreinen bij recreatiegebied De Kibbelkoele in Coevorden borden geplaatst met de tekst "Verboden toegang van zonsondergang tot zonsopkomst art. 461 wetb. v. strafr". Volgens Staatsbosbeheer is dat gedaan om ’s nachts de rust in het gebied te waarborgen. De Stichting heeft het college verzocht om handhavend op te treden tegen het plaatsen van de verbodsborden, omdat het afsluiten van de parkeerterreinen in de nachtelijke uren in de weg zit aan het gebruik van die parkeerterreinen en het aangrenzende bos als een homo-ontmoetingsplaats. Volgens de Stichting is Staatsbosbeheer niet bevoegd de parkeerterreinen ’s nachts af te sluiten zonder dat het college daartoe een verkeersbesluit heeft genomen. Het college stelt zich op het standpunt dat het niet bevoegd is om handhavend op te treden tegen het plaatsen van de verbodsborden.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:5334
Datum uitspraak
5 november 2025
  • Hoger beroep
  • Hoger Beroep - Bestuursdwang / Dwangsom
  • Wegenwet
  • uitspraakin de zaak202305479/1/A3

202305658/1/R2

Bij besluit van 6 juli 2023 heeft de raad van de gemeente Someren het bestemmingsplan "[locatie 1] en [locatie 2]" vastgesteld. Het plan maakt op het perceel [locatie 1] en [locatie 2] twee burgerwoningen mogelijk. Ter plaatse is een gemengd agrarisch bedrijf gevestigd met bedrijfsgebouwen en twee bedrijfswoningen. De initiatiefnemer is voornemens de veehouderij te staken. De burgerwoningen krijgen een eigen bestemmingsvlak. De agrarische bedrijfsgebouwen worden gesaneerd en de milieuvergunning wordt ingetrokken. [appellant] woont op het perceel [locatie 3] dat direct grenst aan het plangebied. Hij komt op tegen het plan voor zover dat de realisering van een woning op korte afstand van zijn woning mogelijk maakt.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:5336
Datum uitspraak
5 november 2025
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
  • RO - Noord-Brabant
  • uitspraakin de zaak202305658/1/R2

202306948/1/R3

Bij besluit van 31 maart 2021 heeft het college van burgemeester en wethouders van Goeree-Overflakkee aan [partij] een last onder dwangsom opgelegd omdat zij de recreatiewoning gelegen aan de [locatie] in Ooltgensplaat permanent bewoont. [partij] woont sinds 2014 permanent in de recreatiewoning. [appellant] is sinds 2019 eigenaar van de recreatiewoning. Hij verhuurt deze aan [partij]. Het college heeft aan [partij] een last onder dwangsom opgelegd om de permanente bewoning van de recreatiewoning te beëindigen en beëindigd te houden. Het college heeft deze last vervolgens ingetrokken. Volgens het college is handhavend optreden onevenredig vanwege de psychische en medische situatie van [partij]. Hieraan heeft het college het onderzoek naar de psychische en medische situatie van [partij] zoals opgenomen in een rapport van de stichting SAP van 23 maart 2022 ten grondslag gelegd. Het geschil beperkt zich tot de vraag of de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het college zich op het standpunt mocht stellen dat sprake is van een bijzonder geval om van handhavend optreden af te zien.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:5335
Datum uitspraak
5 november 2025
  • Hoger beroep
  • Hoger Beroep - Bestuursdwang / Dwangsom
  • uitspraakin de zaak202306948/1/R3

202400313/1/A3

Bij besluit van 12 februari 2021 heeft de minister van Justitie en Veiligheid op verzoek van [appellant] meerdere documenten gedeeltelijk openbaar gemaakt en openbaarmaking van een aantal documenten geweigerd. [appellant] heeft de minister op 3 december 2020 op grond van de Wet openbaarheid van bestuur kort samengevat verzocht om openbaarmaking van informatie over het onderzoek naar aanleiding van de moord van een Arubaanse journalist en presentator. In hoger beroep spitst het geding zich toe op de door [appellant] ook gevraagde openbaarmaking van onderzoeksgegevens van het Nederlands Forensisch Instituut. De minister heeft met het besluit van 12 februari 2021 in eerste instantie 36 documenten aangetroffen en een deel gedeeltelijk openbaar gemaakt en met een aanvullend besluit nog eens achttien documenten gedeeltelijk openbaar gemaakt. Van een deel van de documenten heeft de minister openbaarmaking in zijn geheel geweigerd.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:5312
Datum uitspraak
5 november 2025
  • Hoger beroep
  • Openbaarheid
  • uitspraakin de zaak202400313/1/A3

202400468/1/R1

Bij besluit van 6 december 2023 heeft de raad van de gemeente Arnhem het bestemmingsplan "Facetplan Vakantiepark Kemperbergerweg 771" vastgesteld. De raad wil permanente bewoning van recreatiewoningen in strijd met het bestemmingsplan aanpakken op Oostappen Vakantiepark Arnhem. Op grond van het bestemmingsplan "Buitengebied Arnhem Noord 2007" kon volgens de raad alleen de gebruiker rechtstreeks als overtreder worden aangemerkt. Met het vastgestelde bestemmingsplan beoogt de raad ook de eigenaar van Vakantiepark Arnhem rechtstreeks aan te kunnen spreken als overtreder indien een recreatiewoning in strijd met de planregels permanent wordt bewoond. Oostappen is het niet eens met het bestemmingsplan en heeft daarom beroep ingesteld tegen het besluit. Oostappen betoogt dat raad in de plantoelichting uitgaat van een onjuiste opvatting van het begrip overtreder. De raad miskent dat ook een functioneel pleger overtreder kan zijn. Volgens Oostappen betekent dit dat de eigenaar onder het vorige bestemmingsplan ook als overtreder kon worden aangesproken. Om die reden is het niet nodig het hier voorliggende bestemmingsplan vast te stellen, aldus Oostappen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:5315
Datum uitspraak
5 november 2025
  • Hoger beroep
  • RO - Gelderland
  • uitspraakin de zaak202400468/1/R1

202400784/1/A2

Bij besluit van 20 augustus 2022 heeft de Dienst Toeslagen het verzoek van [appellant] om herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag over de jaren 2010, 2011 en 2012 afgewezen. Deze uitspraak gaat over de door [appellant] gevraagde compensatie in het kader van de hersteloperatie toeslagen. De compensatieregeling in de Wet hersteloperatie toeslagen is bedoeld voor gedupeerden van zowel institutionele vooringenomenheid als hardheid van het stelsel. Het geschil gaat over de vraag of de Dienst Toeslagen vooringenomen heeft gehandeld bij de herbeoordeling van de terugvordering van de voorschotten kinderopvangtoeslag die [appellant] in de toeslagjaren 2011 en 2012 voor haar drie kinderen heeft gekregen. Naar het oordeel van de rechtbank is geen sprake van institutioneel vooringenomen handelen door de Dienst Toeslagen. [appellant] voert aan dat de rechtbank niet heeft onderkend dat zij de kinderopvangtoeslag al vóór 1 januari 2012 had willen stopzetten en dat het aan de Dienst Toeslagen is te wijten dat dit later is ingegaan, waardoor zij met een terugvordering van € 4.140,00 te maken kreeg.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:5319
Datum uitspraak
5 november 2025
  • Hoger beroep
  • Geld
  • uitspraakin de zaak202400784/1/A2

202401017/1/R4

Bij besluit van 18 december 2019 heeft het college geweigerd [appellant] een omgevingsvergunning te verlenen voor de aanleg van een waterpartij op het perceel aan de [locatie] in Nieuwer Ter Aa. [appellant] woont op het perceel [locatie] in Nieuwer Ter Aa (hierna: het perceel) en exploiteert daar onder meer een kampeerterrein. Hij wil op het perceel een waterpartij aanleggen, door hem aangeduid als een poel, van ongeveer 12 m breed, 28 m lang en 1,5 m diep, en heeft hiervoor een aanvraag om omgevingsvergunning gedaan. Het college heeft de aanvraag van [appellant] afgewezen, omdat volgens het college de cultuurhistorische, natuurlijke en landschapswaarden van het gebied onevenredig worden aangetast door de waterpartij.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:5347
Datum uitspraak
5 november 2025
  • Tussenuitspraak/bestuurlijke lus
  • Bouwen
  • uitspraakin de zaak202401017/1/R4

202401636/1/R2

Bij besluit van 23 januari 2024 heeft de raad van de gemeente Eindhoven het bestemmingsplan "V Stratum binnen de Ring II (Stratumsedijk)" vastgesteld. Het bestemmingsplan voorziet in de bouw van twee woongebouwen van 45 en 17 m hoog met 120 appartementen en een gezondheidscentrum en in de realisatie van 45 studentenwoningen en een kleinschalige horecavoorziening in het monumentale gebouw Diagnostiek voor U aan de Stratumsedijk 28a. Tussen de gebouwen komt een stadstuin. Het plangebied wordt omgeven door de Stratumsedijk, de P.Czn. Hooftlaan, de Tesselschadelaan, de Vondellaan en de Bomanshof. [appellant] en anderen zijn omwonenden. Zij kunnen zich met name niet verenigen met de bouwhoogte van 45 m voor een van de twee woongebouwen. BPD Ontwikkeling is de ontwikkelaar van het bestemmingsplan. [appellant] en anderen vinden de bouwhoogte van 45 meter niet passend in de omgeving. Het gaat hier om de rand van een ruim opgezette villawijk.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:5306
Datum uitspraak
5 november 2025
  • Eerste aanleg - meervoudig
  • RO - Noord-Brabant
  • uitspraakin de zaak202401636/1/R2

202402138/1/A2

Bij besluit van 8 december 2022 heeft het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam de panden aan de Weteringschans 26, 28 en 28a in Amsterdam aangewezen als gemeentelijk monument. Peper & Zout Beheer B.V. is de eigenaar van de panden, bekend als Peper en Zout. Het college heeft deze panden aangewezen als gemeentelijk monument. Dit is gedaan naar aanleiding van een aanvraag van Erfgoedvereniging Heemschut en na een positief advies van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit. Het college heeft daarbij gebruik gemaakt van de selectiecriteria in de Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht. Tussen partijen is niet in geschil dat de panden voldoen aan deze selectiecriteria. In beroep bij de rechtbank ging het om de vraag of de Handleiding de juiste wettelijke grondslag biedt voor het bepalen van criteria voor de aanwijzing van gemeentelijke monumenten, of het advies van de CRK, dat gebaseerd is op de Handleiding, voldoende basis biedt voor het besluit en of de mate van bescherming die het college met de aanwijzing van de panden beoogt te bereiken, ook met een minder vergaande maatregel kan worden bereikt.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:5309
Datum uitspraak
5 november 2025
  • Hoger beroep
  • Monumenten
  • uitspraakin de zaak202402138/1/A2

202402190/1/A2

Bij besluit van 5 november 2020 heeft het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam de aanvraag van [belanghebbende] om een vergunning voor kamerbewoning voor maximaal elf personen op het adres [locatie A] in Rotterdam afgewezen. [belanghebbende] is de eigenaar van de woning aan de [locatie A] en heeft op 26 juli 2020 een vergunning aangevraagd voor kamerbewoning voor maximaal elf personen. Het college heeft de vergunningaanvraag afgewezen omdat niet wordt voldaan aan de vereisten voor vergunningverlening als neergelegd in artikel 3.2.5 van de Verordening toegang woningmarkt en samenstelling woningvoorraad 2019. [belanghebbende] heeft in bezwaar aangevoerd dat het college ten onrechte haar aanvraag heeft afgewezen. Het college heeft de afwijzing van de vergunningaanvraag bij besluit van 31 mei 2021 gehandhaafd. Het college heeft hieraan ten grondslag gelegd dat de kamerbewoning geen positieve invloed heeft op het woonmilieu en de leefbaarheid in de buurt als neergelegd in artikel 3.2.5, aanhef en onder b, van de Verordening 2019.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:5352
Datum uitspraak
5 november 2025
  • Hoger beroep
  • Verordeningen
  • uitspraakin de zaak202402190/1/A2

202402566/1/A2

Bij besluit van 22 juni 2020 heeft het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam aan [appellant sub II] een vergunning verleend voor kamerbewoning voor maximaal vijf personen op het adres [locatie A] in Rotterdam. [appellant sub II] is eigenaar van de woning aan de [locatie A] en heeft in juni 2020 een vergunning aangevraagd voor kamerbewoning voor maximaal vijf personen. [appellant sub III] woont op het adres [locatie B] in Rotterdam en heeft in bezwaar onder meer aangevoerd dat de kamerbewoning geen positieve invloed heeft op de buurt en daarmee niet voldoet aan de vereisten voor vergunningverlening uit de Verordening toegang woningmarkt en samenstelling woningvoorraad 2019. Het college heeft aan het besluit van 16 februari 2021 ten grondslag gelegd dat wordt voldaan aan de vereisten voor vergunningverlening als neergelegd in artikel 3.2.5 van de Verordening 2019. Het betreft namelijk kamerbewoning door studenten, de kamerbewoning heeft naar het oordeel van het college een positieve invloed op het woonmilieu en de leefbaarheid in de buurt en in de woonruimte is ten minste 18 m2 gebruiksoppervlak gemiddeld per persoon aanwezig.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:5351
Datum uitspraak
5 november 2025
  • Hoger beroep
  • Verordeningen
  • uitspraakin de zaak202402566/1/A2

202402623/1/A2

Bij besluit van 25 mei 2020 heeft het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam aan [belanghebbende] een vergunning verleend voor kamerbewoning voor maximaal zes personen op het adres [locatie A] in Rotterdam. [belanghebbende] is eigenaar van de woning aan de [locatie A] en heeft op 22 mei 2020 een vergunning aangevraagd voor kamerbewoning voor maximaal zes personen. Het college heeft de vergunning verleend. [appellante] woont op het adres [locatie B] in Rotterdam en heeft in bezwaar onder meer aangevoerd dat de kamerbewoning door studenten geen positieve invloed heeft op de buurt en daarmee niet voldoet aan de vereisten voor vergunningverlening uit de Verordening toegang woningmarkt en samenstelling woningvoorraad 2019. Het college heeft aan het besluit ten grondslag gelegd dat wordt voldaan aan de vereisten voor vergunningverlening als neergelegd in artikel 3.2.5 van de Verordening 2019. Het betreft namelijk kamerbewoning door studenten, de kamerbewoning heeft naar het oordeel van het college een positieve invloed op het woonmilieu en de leefbaarheid in de buurt en in de woonruimte is ten minste 18 m2 gebruiksoppervlak gemiddeld per persoon aanwezig.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:5355
Datum uitspraak
5 november 2025
  • Hoger beroep
  • Verordeningen
  • uitspraakin de zaak202402623/1/A2

202402630/1/A2

Bij besluit van 11 mei 2020 heeft het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam aan [belanghebbende] een vergunning verleend voor kamerbewoning voor maximaal vijf personen op het adres [locatie A] in Rotterdam. [belanghebbende] is eigenaar van de woning aan de [locatie A] en heeft op 6 mei 2020 een vergunning aangevraagd voor kamerbewoning voor maximaal vijf personen. Het college heeft de vergunning verleend. [appellant sub II] woont op het adres [locatie B] in Rotterdam en heeft in bezwaar onder meer aangevoerd dat de kamerbewoning geen positieve invloed heeft op de buurt en daarmee niet voldoet aan de vereisten voor vergunningverlening uit de Verordening toegang woningmarkt en samenstelling woningvoorraad 2019. Het college heeft aan het besluit ten grondslag gelegd dat wordt voldaan aan de vereisten voor vergunningverlening als neergelegd in artikel 3.2.5 van de Verordening 2019. Het betreft namelijk kamerbewoning door studenten, de kamerbewoning heeft naar het oordeel van het college een positieve invloed op het woonmilieu en de leefbaarheid in de buurt en in de woonruimte is ten minste 18 m2 gebruiksoppervlak gemiddeld per persoon aanwezig.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:5356
Datum uitspraak
5 november 2025
  • Hoger beroep
  • Verordeningen
  • uitspraakin de zaak202402630/1/A2

202402636/1/A2

Bij besluit van 29 juni 2020 heeft het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam aan [belanghebbende] een vergunning verleend voor kamerbewoning voor maximaal vijf personen op het adres [locatie A] in Rotterdam. [belanghebbende] is eigenaar van de woning aan de [locatie A] en heeft op 2 juni 2020 een vergunning aangevraagd voor kamerbewoning voor maximaal vijf personen. Het college heeft de vergunning verleend. [appellant sub II] woont op het adres [locatie B] in Rotterdam en heeft in bezwaar onder meer aangevoerd dat de kamerbewoning geen positieve invloed heeft op de buurt en daarmee niet voldoet aan de vereisten voor vergunningverlening uit de Verordening toegang woningmarkt en samenstelling woningvoorraad 2019. Het college heeft aan het besluit ten grondslag gelegd dat wordt voldaan aan de vereisten voor vergunningverlening als neergelegd in artikel 3.2.5 van de Verordening 2019. Het betreft namelijk kamerbewoning door studenten, de kamerbewoning heeft naar het oordeel van het college een positieve invloed op het woonmilieu en de leefbaarheid in de buurt en in de woonruimte is ten minste 18 m2 gebruiksoppervlak gemiddeld per persoon aanwezig.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:5354
Datum uitspraak
5 november 2025
  • Hoger beroep
  • Provinciale verordening
  • uitspraakin de zaak202402636/1/A2

202404356/1/V6

Bij besluit van 17 december 2021 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een verzoek van [appellante] om haar het Nederlanderschap te verlenen, afgewezen. [appellante] stelt afkomstig te zijn uit Burundi en geboren te zijn op [geboortedatum] 1990. Zij is in het bezit van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor verblijf bij haar echtgenoot. [appellante] heeft het verzoek op 6 januari 2020 ingediend. Ter staving van haar identiteit en nationaliteit heeft zij een gelegaliseerde geboorteakte en een Burundese identiteitskaart, alsmede een Burundees paspoort dat is afgegeven op 13 mei 2016 en geldig was tot 13 mei 2021, overgelegd. De staatssecretaris heeft het verzoek afgewezen, omdat [appellante] haar identiteit en nationaliteit niet heeft aangetoond. Hieraan heeft de staatssecretaris ten grondslag gelegd dat uit een verklaring van onderzoek van Bureau Documenten van 27 mei 2021 volgt dat de door [appellante] overgelegde Burundese identiteitskaart met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet bevoegd is opgemaakt en afgegeven.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:5321
Datum uitspraak
5 november 2025
  • Hoger beroep
  • Nederlanderschap
  • uitspraakin de zaak202404356/1/V6

202404453/1/A2

Bij besluit van 25 april 2022 heeft de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de subsidie van de stichting vastgesteld op € 448.298,- en € 62.455,- aan te veel uitbetaalde voorschotten van haar teruggevorderd. Bij besluit van 15 augustus 2019 heeft de minister aan de stichting op grond van de Subsidieregeling AMIF en ISF 2014-2020 een subsidie ten bedrage van € 638.442,- verleend voor het theaterproject ‘Hoe ik talent voor het leven kreeg’ (hierna: het project). De totale kosten van het project waren door de stichting begroot op € 851.227,- en aan de stichting is een voorschot van € 510.753,- betaald. Naar aanleiding van het verzoek van de stichting om de subsidie definitief vast te stellen heeft de minister een financiële controle uitgevoerd. De bevindingen hiervan zijn neergelegd in een verslag van bevindingen van 20 april 2022. Aan de hand van het verslag heeft de minister bij besluit van 25 april 2022 de subsidie van de stichting vastgesteld op € 448.298,- en € 62.455,- aan te veel uitbetaalde voorschotten van haar teruggevorderd.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:5324
Datum uitspraak
5 november 2025
  • Hoger beroep
  • Geld
  • Subsidie
  • uitspraakin de zaak202404453/1/A2

202405391/1/A3

Bij besluit van 12 juli 2022 heeft de minister voor Medische Zorg aan [appellant] een boete van € 3.000,00 opgelegd. De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd heeft geconstateerd dat [appellant] in de periode van 28 oktober tot en met 1 november 2021 zeven keer het geneesmiddel ivermectine off-label heeft voorgeschreven voor de behandeling van patiënten met COVID-19. Het off-label voorschrijven van een geneesmiddel houdt in dat dit geneesmiddel wordt voorgeschreven buiten de door het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen geregistreerde indicaties. De minister heeft zich naar aanleiding van het boeterapport van 14 juni 2022 van de Inspectie op het standpunt gesteld dat [appellant] artikel 68, eerste lid, van de Geneesmiddelenwet zeven keer heeft overtreden. De minister heeft daarom aan [appellant] een boete van € 3.000,00 opgelegd. [appellant] heeft aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat artikel 68, eerste lid, van de Gnw voldoende duidelijk is. De tekst van deze bepaling verbiedt een arts niet om af te wijken van protocollen of standaarden die het off-label gebruik afraden. Dat volgt ook niet uit de totstandkomingsgeschiedenis ervan. De rechtbank heeft ten onrechte zonder nadere motivering anders geoordeeld dan in haar eerdere uitspraak en in uitspraken van andere rechtbanken.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:5349
Datum uitspraak
5 november 2025
  • Hoger beroep
  • Boete
  • uitspraakin de zaak202405391/1/A3
  • persberichtbij de uitspraak in de zaak202405391/1/A3

202405725/1/A2

Bij besluiten van 22 juli 2022 heeft de minister van Financiën geweigerd om private schulden van [appellante] over te nemen. In deze zaak gaat het om een besluit op grond van de regeling voor overneming en betaling van private schulden die is opgenomen in de Wet hersteloperatie toeslagen. [appellante] is een gedupeerde van de toeslagenaffaire. Zij heeft de minister verzocht om overname van haar schulden bij Pidpa en de Beobank. De minister heeft de afwijzing van deze aanvraag in bezwaar gehandhaafd. Hij heeft de schulden niet overgenomen, omdat deze niet vóór 1 juni 2021 opeisbaar waren.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:5318
Datum uitspraak
5 november 2025
  • Hoger beroep
  • Geld
  • uitspraakin de zaak202405725/1/A2

202405955/1/A3

Bij besluit van 15 maart 2023 heeft de staatssecretaris van Rechtsbescherming een boete van € 2.000,00 opgelegd aan [appellante] wegens overtreding van de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus. [eigenaar] is eigenaar van het beveiligingsbedrijf [naam appellante] en van het bedrijf [naam bedrijf B]. Op 15 maart 2023 heeft de staatssecretaris aan [appellante] een boete opgelegd op grond van artikel 7, tweede lid, van de Wpbr. Volgens de staatssecretaris heeft [appellante] de heer [persoon] tewerkgesteld als beveiliger zonder dat de korpschef hiervoor toestemming had verleend. De staatssecretaris heeft aan de boetebeschikking een proces-verbaal van twee politieambtenaren ten grondslag gelegd. In dit proces-verbaal staat vermeld dat de politieambtenaren op zaterdag 16 juli 2022 omstreeks 23:00 twee beveiligers, waaronder [persoon], hebben gecontroleerd bij de horecagelegenheid [naam horecagelegenheid] in Rotterdam. In het proces-verbaal staat verder vermeld dat [persoon] een polo droeg met het opschrift [naam appellante] en een beveiligersembleem, maar niet in het bezit was van een beveiligerspas.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:5353
Datum uitspraak
5 november 2025
  • Hoger beroep
  • Beveiligingswerkzaamheden
  • uitspraakin de zaak202405955/1/A3

202406166/1/A2

Bij besluit van 9 september 2021 heeft het bestuur van de raad voor rechtsbijstand een verzoek van [appellante] om herziening van een besluit van 7 oktober 2020 afgewezen. [appellante] heeft verzocht om herziening van een besluit waarbij haar op grond van artikel 5a, eerste lid, van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand een vergoeding voor verlening van rechtsbijstand is toegekend. Zij wil naast deze vergoeding ook een toeslag op grond van het tweede lid van deze bepaling. De raad heeft dit verzoek afgewezen, omdat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden zijn. De rechtbank is de raad gevolgd in zijn standpunt dat niet is gebleken van nieuwe feiten of veranderde omstandigheden. De rechtbank heeft overwogen dat voorafgaand aan de door [appellante] ingediende declaratie, de Immigratie- en Naturalisatiedienst de door [appellante] vertegenwoordigde rechtzoekende de aangevraagde verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft verleend. Daarom kon de vraag of [appellante] recht had op een toeslag op grond van artikel 5a, tweede lid, van het Bvr ten tijde van de aanvullende declaratie van 27 september 2020 op basis van de toen vaststaande feiten en omstandigheden al worden beantwoord.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:5329
Datum uitspraak
5 november 2025
  • Hoger beroep
  • Rechtsbijstand
  • uitspraakin de zaak202406166/1/A2

202406190/1/A2

Bij besluit van 7 november 2022 heeft de minister van Financiën geweigerd om een private schuld van [appellant] over te nemen. [appellant] is een gedupeerde van de toeslagenaffaire. Hij heeft de minister verzocht om overname van een schuld aan zijn schoonvader van € 25.000,00. De minister heeft de afwijzing van deze aanvraag in bezwaar gehandhaafd. Hij heeft deze schuld niet overgenomen, omdat niet is voldaan aan de vereisten in artikel 4.1 van de Wht. In dit geval gaat het om het vereiste dat de lening in een notariële akte moet zijn vastgelegd en dat deze vóór 1 juni 2021 opeisbaar moet zijn geweest. [appellant] is een gedupeerde van de toeslagenaffaire. Hij heeft de minister verzocht om overname van een schuld aan zijn schoonvader van € 25.000,00. De minister heeft de afwijzing van deze aanvraag in bezwaar gehandhaafd. Hij heeft deze schuld niet overgenomen, omdat niet is voldaan aan de vereisten in artikel 4.1 van de Wht. In dit geval gaat het om het vereiste dat de lening in een notariële akte moet zijn vastgelegd en dat deze vóór 1 juni 2021 opeisbaar moet zijn geweest.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:5175
Datum uitspraak
5 november 2025
  • Hoger beroep
  • Geld
  • uitspraakin de zaak202406190/1/A2

202407105/1/R4

Bij besluit van 4 augustus 2024 heeft het college van burgemeester en wethouders van Den Haag zijn beslissing om op 29 juli 2024 spoedeisende bestuursdwang toe te passen wegens het in strijd met de Afvalstoffenverordening 2010 aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen, op schrift gesteld. De toepassing van spoedeisende bestuursdwang heeft bestaan uit het verwijderen van een kartonnen doos die op 29 juli 2024 is aangetroffen naast een ondergrondse restafvalcontainer aan de Voltastraat in Den Haag bij huisnummer 51. Het college is ervan uitgegaan dat [appellant] de doos verkeerd heeft aangeboden, omdat op de doos een adreslabel zat waar zijn naam en adres op stonden. [appellant] betwist niet dat de doos van hem afkomstig is, maar wel dat hij de doos verkeerd heeft aangeboden. Hij stelt dat de doos zonder zijn medeweten naast de ORAC is geplaatst door zijn minderjarige zoon. Omdat zijn zoon op dat moment nog maar zes of zeven jaar oud was, en bovendien nauwelijks Nederlands spreekt, meent [appellant] dat de overtreding hem niet kan worden aangerekend.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:5328
Datum uitspraak
5 november 2025
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
  • Afval
  • uitspraakin de zaak202407105/1/R4

202407259/1/V6

Bij besluit van 18 juli 2023 heeft de burgemeester van Utrecht de door [appellant] afgelegde verklaring ter verkrijging van het Nederlanderschap geweigerd te bevestigen. [appellant] heeft de Marokkaanse nationaliteit. Op 31 maart 2023 heeft [appellant] de optieverklaring afgelegd. De burgemeester heeft de bevestiging van de optieverklaring op grond van artikel 6, vierde lid, van de Rijkswet op het Nederlanderschap geweigerd, omdat er ernstige vermoedens bestaan dat [appellant] een gevaar vormt voor de openbare orde. De reden hiervoor is dat de politierechter [appellant] op 4 juli 2018 heeft veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand met een proeftijd van twee jaar en een taakstraf van 80 uur, subsidiair 40 dagen hechtenis, heeft opgelegd. [appellant] heeft op 5 december 2019 zijn taakstraf vervuld. De rehabilitatietermijn van vijf jaar als bedoeld in de Handleiding Rijkswet op het Nederlanderschap 2003 was hierdoor ten tijde van het besluit van 20 december 2023 nog niet verstreken. [appellant] betoogt dat de door hem aangevoerde omstandigheden wel zo bijzonder zijn dat de burgemeester van het beleid had moeten afwijken. De rechtbank heeft volgens [appellant] in haar oordeel te weinig rekening gehouden met zijn persoonlijke situatie, het verloop van de procedure en zijn medische klachten.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:5308
Datum uitspraak
5 november 2025
  • Hoger beroep
  • Nederlanderschap
  • uitspraakin de zaak202407259/1/V6

202407442/1/V6

Bij besluit van 25 april 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een verzoek van [appellant] om hem het Nederlanderschap te verlenen, afgewezen. [appellant] stelt afkomstig te zijn uit Mauritanië en geboren te zijn op [geboortedatum] 1984 in Kadi-el-Abou in Mauritanië. Met ingang van 15 juni 2008 is hij in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning op grond van de Regeling Afwikkeling Nalatenschap Oude Vreemdelingenwet. De staatssecretaris heeft het verzoek afgewezen, omdat hij twijfelt aan de identiteit en nationaliteit van [appellant]. De rechtbank heeft geoordeeld dat de door [appellant] overgelegde contra-expertise van Sprakab onvoldoende is om te twijfelen aan de door TOELT getrokken conclusies over zijn herkomst. De rechtbank heeft vastgesteld dat zowel TOELT als Sprakab van mening zijn dat [appellant] een vorm van Pular op moedertaalniveau beheerst en dat hij het Toucouleur dialect spreekt. Omdat [appellant] geen kennis heeft van het Hassaniya-Arabisch en daarnaast Franse leenwoorden gebruikt, is hij volgens TOELT eenduidig niet herleidbaar tot Mauritanië.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:5320
Datum uitspraak
5 november 2025
  • Hoger beroep
  • Nederlanderschap
  • uitspraakin de zaak202407442/1/V6

202407842/1/A2

Bij besluit van 15 februari 2022 heeft het college van burgemeester en wethouders van Kerkrade de aanvraag van Limburg Real Estate B.V. om een tegemoetkoming in planschade afgewezen. LRE heeft op 10 mei 2019 een aantal percelen, gelegen aan de Steenbergstraat 42, aan de Parallelweg (ongenummerd) en aan de Grisenstraat (ongenummerd) in Kerkrade, gekocht. De percelen zijn op 9 december 2019 aan haar geleverd. Op 7 oktober 2021 heeft LRE de percelen weer verkocht. De levering van deze percelen heeft vervolgens op 16 maart 2023 plaatsgevonden. Op 29 mei 2020 heeft LRE bij het college een aanvraag ingediend voor een tegemoetkoming in planschade. LRE heeft daarin, voor zover nog van belang, gesteld vermogensschade te hebben geleden als gevolg van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Willem Sophia" op 9 januari 2020. Volgens LRE zijn met het nieuwe bestemmingsplan de bouw- en gebruiksmogelijkheden van de percelen beperkt ten opzichte van het voorheen geldende bestemmingsplan "Industrieterrein Spekholzerheide-Willem Sophia".

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:5307
Datum uitspraak
5 november 2025
  • Hoger beroep
  • Schadevergoeding
  • uitspraakin de zaak202407842/1/A2

202408082/1/A2

Bij besluit van 22 november 2021 heeft de CSG de aanvraag van [appellant] om een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven afgewezen. In de aanvraag heeft [appellant] kenbaar gemaakt dat hij op 13 november 1995 slachtoffer is geworden van een geweldsmisdrijf, een schietpartij in Heerlen, waardoor hij fysiek en psychisch letsel heeft opgelopen. De broer van [appellant] is bij de schietpartij op 13 november 1995 om het leven gekomen. Eerder heeft [appellant], op 22 mei 2020, een aanvraag ingediend om een nabestaandenuitkering. Bij besluit van 10 augustus 2020 heeft de CSG deze uitkering toegekend. De CSG achtte de termijnoverschrijding voor indiening van die aanvraag verschoonbaar, omdat [appellant] pas sinds november 2019 op de hoogte is van het bestaan van het schadefonds. De aanvraag van 22 mei 2020 is zo spoedig mogelijk ingediend als redelijkerwijs van hem kon worden verlangd.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:5346
Datum uitspraak
5 november 2025
  • Hoger beroep
  • Schadevergoeding
  • uitspraakin de zaak202408082/1/A2

202500119/1/A3

Bij brief van 1 februari 2022 heeft het college van burgemeester en wethouders van Heerlen een aantal mededelingen gedaan aan [appellant]. De brief gaat over het gedrag van [appellant] richting de gemeente Heerlen en haar medewerkers en over het zeer grote aantal door hem geïnitieerde bestuursrechtelijke procedures en ingediende klachten. In de brief heeft het college ook de volgende mededelingen gedaan over de wijze waarop het college wil dat het contact tussen [appellant] en (medewerkers van) het college voortaan zal plaatsvinden. [appellant] heeft bezwaar gemaakt tegen de brief. Het college heeft dit bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Volgens het college is de brief geen besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht omdat de mededelingen in de brief niet op enig rechtsgevolg zijn gericht. Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:5348
Datum uitspraak
5 november 2025
  • Hoger beroep
  • Hoger Beroep - Overige
  • uitspraakin de zaak202500119/1/A3

202500640/1/A3

Bij besluit van 30 oktober 2023 heeft de korpschef van politie een aanvraag van [bedrijf] om [appellant] beveiligingswerkzaamheden te mogen laten verrichten voor dat bedrijf afgewezen. Op 4 maart 2023 heeft [bedrijf] toestemming verzocht als bedoeld in artikel 7, tweede lid, van de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus om [appellant] werkzaamheden voor haar te laten verrichten. De korpschef heeft de toestemming onthouden, omdat [appellant] volgens hem niet beschikt over de betrouwbaarheid die nodig is voor het te verrichten beveiligerswerk. Op 27 april 2021 heeft een incident plaatsgevonden waarbij [appellant] en zijn zoon en twee andere personen betrokken waren. Hierbij heeft [appellant] een van de twee personen bij zijn kaak en nek gepakt. Ook heeft hij de andere persoon een duw gegeven zodat die ten val kwam. Deze personen hebben aangifte gedaan van mishandeling. [appellant] is hierop vervolgd voor openlijke geweldpleging en mishandeling. In hoger beroep is hij vrijgesproken. De korpschef heeft het handelen van [appellant] tijdens dit incident op basis van zijn eigen verklaringen daarover aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:5325
Datum uitspraak
5 november 2025
  • Hoger beroep
  • Beveiligingswerkzaamheden
  • uitspraakin de zaak202500640/1/A3

202500691/1/A3

Bij besluit van 7 maart 2024 heeft de burgemeester van Eindhoven de aanvraag van [wederpartij] voor een Nederlandse identiteitskaart buiten behandeling gesteld. Op 29 februari 2024 heeft [wederpartij] een Nederlandse identiteitskaart aangevraagd. Daarbij heeft [wederpartij] toegelicht geen vingerafdrukken te willen afgeven vanwege religieuze overwegingen. Omdat de afgifte van vingerafdrukken verplicht is, omdat deze in de chip van de identiteitskaart moeten worden opgenomen, heeft de burgemeester geweigerd de aanvraag in behandeling te nemen. De burgemeester heeft dit besluit op 7 maart 2024 per aangetekende post naar [wederpartij] verzonden. Nadat de bezorging op 9 maart 2024 niet is gelukt, is de post naar een PostNL afhaalpunt gebracht. [wederpartij] heeft de aangetekende post niet opgehaald bij het PostNL afhaalpunt. Hij stelt dat hij niet wist dat het besluit naar het PostNL afhaalpunt is gebracht, omdat hij geen afhaalbericht heeft ontvangen. Op 26 maart 2024 is het stuk retour gezonden naar de burgemeester.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:5343
Datum uitspraak
5 november 2025
  • Hoger beroep
  • Paspoort
  • uitspraakin de zaak202500691/1/A3

202501349/1/A2

Bij besluit van 7 december 2023 heeft de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven aan [appellant] € 2.500,- uitgekeerd uit het schadefonds geweldsmisdrijven. [appellant] heeft op 6 juni 2023 een aanvraag ingediend voor een uitkering uit het schadefonds, omdat hij van 1 oktober 2015 tot en met 4 december 2016 stelselmatig met de dood is bedreigd en een keer is mishandeld. De door de CSG toegekende uitkering van € 2.500,- is gebaseerd op letselcategorie 2 van de zogenoemde Letsellijst Schadefonds Geweldsmisdrijven van 1 november 2022. Volgens de CSG is het aannemelijk dat [appellant] in de genoemde periode het slachtoffer was van stalking. De rechtbank is van oordeel dat er geen aanleiding bestaat voor het toekennen van een uitkering in letselcategorie 3. De CSG heeft bij [appellant] psychisch letsel verondersteld en hem een uitkering toegekend voor letselcategorie 2, omdat hij van 1 oktober 2015 tot en met 4 december 2016 stelselmatig werd bedreigd door zijn buurman. De periode en daarmee de duur van de belaging volgen uit de aanvraag van [appellant] en zijn aangifte van 4 december 2016.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:5342
Datum uitspraak
5 november 2025
  • Hoger beroep
  • Schadevergoeding
  • uitspraakin de zaak202501349/1/A2

202501929/1/A2

Bij besluit van 28 april 2022 heeft de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport de vaststelling van de subsidie van [wederpartij] gewijzigd en op nihil gesteld en een bedrag aan ten onrechte uitbetaalde subsidie van € 100.000,- van [wederpartij] teruggevorderd. [wederpartij] is met ingang van 1 januari 2015 als KNO-arts in dienst getreden van het Ommelander Ziekenhuis Groningen. Daarvoor was hij daar werkzaam als vrijgevestigd specialist. Voor de overgang van vrijgevestigd medisch specialist naar specialist in loondienst heeft het Ommelander Ziekenhuis namens [wederpartij] op 18 februari 2015 subsidie aangevraagd op grond van de Subsidieregeling overgang integrale tarieven medisch specialistische zorg 2015 (Stcrt. 2014, nr. 26413). Bij besluit van 16 september 2015 heeft de minister de gevraagde subsidie ten bedrage van € 100.000,- verleend. De rechtbank heeft het beroep van [wederpartij] gegrond verklaard. Volgens de rechtbank heeft de minister zich terecht op het standpunt gesteld dat MSN NON, MSCT en Laboris Medici BV als medisch specialistische bedrijven moet worden aangemerkt en dus geen instelling zijn als bedoeld in artikel 1 van de SOIT.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:5327
Datum uitspraak
5 november 2025
  • Hoger beroep
  • Subsidie
  • uitspraakin de zaak202501929/1/A2

202502282/1/R2

Bij besluit van 6 februari 2025 heeft de raad van de gemeente Sint-Michielsgestel het "TAM-imro-omgevingsplan, hoofdstuk 22a Veldstraat ong. in Den Dungen" als wijziging van het omgevingsplan van de gemeente Sint-Michielsgestel vastgesteld. Het besluit tot wijziging heeft specifiek betrekking op de braakliggende gronden aan de Veldstraat in Den Dungen. Op die locatie was een basisschool aanwezig. Het voorliggende besluit voorziet erin dat op de locatie 24 woningen mogen worden gebouwd, bestaande uit 16 appartementen en 8 grondgebonden woningen. De locatie grenst aan woonpercelen die liggen aan de Veldstraat, het Groot Grinsel, de Litserstraat en het Wilgenpad en ligt ingeklemd tussen woningen variërend van vrijstaande woningen, twee-onder-een kap woningen en appartementen. [appellant] en anderen zijn omwonenden van de locatie en wonen aan de Veldstraat of aan het Wilgenpad. Zij kunnen zich niet verenigen met het besluit tot wijziging, in het bijzonder vanwege de omvang van het geprojecteerde bouwprogramma. Ze zijn bang voor de gevolgen die het aantal woningen zal hebben op de leefbaarheid in de wijk.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:5339
Datum uitspraak
5 november 2025
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
  • Bouwen
  • RO - Noord-Brabant
  • uitspraakin de zaak202502282/1/R2

202502615/1/R1

BTV Rotterdam heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een luchthavenbesluit voor de luchthaven Rotterdam The Hague Airport door de Kroon. Rotterdam The Hague Airport is een "overige burgerluchthaven van nationale betekenis" als is bedoeld in artikel 8.1, tweede lid, van de Wet luchtvaart. Op grond van de Wlv is het verboden een overige burgerluchthaven in bedrijf te hebben, indien voor deze luchthaven geen luchthavenbesluit of luchthavenregeling geldt. Het luchthavenbesluit voor een overige luchthaven van nationale betekenis moet op grond van de Wlv worden vastgesteld bij algemene maatregel van bestuur, dus door de Kroon. Niet in geschil is dat voor Rotterdam The Hague Airport een luchthavenbesluit is vereist en dat tot nu toe geen luchthavenbesluit is vastgesteld. BTV Rotterdam is een vereniging die de belangen behartigt van omwonenden van de luchthaven Rotterdam. Zij is het er niet mee eens dat er tot nu toe geen luchthavenbesluit is vastgesteld. De tijdelijke Omzettingsregeling biedt volgens haar onvoldoende bescherming aan omwonenden. Zij acht dit nadelig voor omwonenden, onder meer uit een oogpunt van voorkoming of beperking van geluidsoverlast en luchtvervuiling.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2025:5326
Datum uitspraak
5 november 2025
  • Eerste aanleg - meervoudig
  • Luchtvaart
  • uitspraakin de zaak202502615/1/R1
vorige pagina123...1.217volgende pagina

Facetten
Gepubliceerd
  • Uitspraken uit
Type uitspraak
Proceduresoort
Rechtsgebied
Bevat

Raad van State

De Raad van State is onafhankelijk adviseur van regering en parlement over wetgeving en bestuur en hoogste algemene bestuursrechter van het land.

  • Meer over ons
  • Vacatures

Contact

De Raad van State bevindt zich in het centrum van Den Haag. Wilt u in contact komen met ons of wilt u ons bezoeken voor een zitting?

  • Telefoon
  • Locatie en route
  • Post en e-mail
  • Digitaal procederen
  • Wet open overheid
  • Nieuwe zaak starten

Altijd op de hoogte

Ontvang ons nieuws via de abonnementenservice in uw mailbox. Op de hoogte gehouden worden over uitspraken die gedaan worden in bepaalde zaken? Meld u dan aan voor de e-mailservice. Of bekijk de voortgang van een bepaalde procedure bij de Afdeling bestuursrechtspraak.

  • Abonnementenservice
  • E-mailservice uitspraken
  • Voortgang procedure
  • Aanvragen oude uitspraken

Toegankelijkheid | Privacy | Cookiebeleid

Volg ons

  • Bluesky
  • LinkedIn
  • Instagram
  • Mastodon