Uitspraken
De Afdeling bestuursrechtspraak is de hoogste algemene bestuursrechter van het land. In dit onderdeel vindt u alle uitspraken die de Raad van State op zijn website publiceert. Meer informatie over de rechterlijke taak van de Afdeling bestuursrechtspraak vindt u in de rubriek Bestuursrechtspraak.
Toon overzicht van de actuele uitspraken:
Bij besluit van 14 oktober 2020 heeft de burgemeester van Rotterdam het verzoek van Amusementcenter om de openingstijden van drie speelautomatenhallen te verruimen afgewezen. Op 16 januari 2020 heeft Amusementscenter verzocht om verruiming van de openingstijden voor de speelautomatenhallen aan de Oude Binnenweg 59, de Botersloot 9-11 en de Kolk 50, te Rotterdam. De burgemeester heeft het verzoek op grond van artikel 2:39a, vijfde lid, aanhef en onder e, van de Algemene Plaatselijke Verordening Rotterdam 2012 afgewezen, omdat uit een advies van de politie van 20 april 2020 blijkt dat de woon- en leefsituatie en de openbare orde in de omgeving van de speelautomatenhallen op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed door de verruiming van de openings- en sluitingstijden. De burgemeester heeft de afwijzing in bezwaar gehandhaafd.
- ECLI
- ECLI:NL:RVS:2025:992
- Datum uitspraak
- 12 maart 2025
- Hoger beroep
- Verordeningen
Bij besluit van 24 oktober 2017 heeft het college van dijkgraaf en hoogheemraden van Waterschap Vallei en Veluwe een verzoek van [appellant] op grond van de Wet openbaarheid van bestuur om documenten openbaar te maken gedeeltelijk ingewilligd en gedeeltelijk geweigerd. [appellant] heeft verzocht om openbaarmaking van alle correspondentie en alle overige documenten over de archeologische onderzoeken naar dijkverleggingen in Cortenoever en Voorsterklei. Het college heeft aan de openbaarmaking van de documenten artikel 11, eerste lid, van de Wob ten grondslag gelegd. Het college heeft in de verstrekte documenten persoonsgegevens onleesbaar gemaakt op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wob. Bij het besluit op bezwaar van 2 februari 2021 heeft het college meer documenten openbaar gemaakt, maar zijn standpunt over artikel 11, eerste lid, van de Wob niet gewijzigd. De rechtbank heeft het beroep van Verbeek tegen het besluit van 2 februari 2021 ongegrond verklaard.
- ECLI
- ECLI:NL:RVS:2025:1043
- Datum uitspraak
- 12 maart 2025
- Hoger beroep
- Openbaarheid
Bij brief van 25 mei 2021 heeft het college van burgemeester en wethouders van Den Haag gereageerd op een verzoek van [appellant] om handhaving. Bij uitspraak van 23 november 2022 heeft de rechtbank het door [appellant] ingestelde beroep tegen het niet tijdig beslissen op zijn handhavingsverzoek niet-ontvankelijk verklaard. [appellant] heeft het college bij brief van 11 februari 2021, ontvangen op 17 februari 2021, verzocht om handhavend op te treden tegen de aanwezigheid van een bouwhek, een bouwlift en een afvalcontainer in het Willem Dreespark in Den Haag. Het college heeft op dit verzoek gereageerd bij brief van 25 mei 2021. [appellant] stelt dat het college met deze brief ten onrechte niet heeft beslist op zijn handhavingsverzoek. [appellant] heeft daarom een beroep niet tijdig beslissen ingediend bij de rechtbank.
- ECLI
- ECLI:NL:RVS:2025:1010
- Datum uitspraak
- 12 maart 2025
- Hoger beroep
- Hoger Beroep - Bestuursdwang / Dwangsom
Bij besluit van 27 oktober 2020 heeft het college van burgemeester en wethouders van Halderberge een verzoek van [appellant] om handhavend op te treden tegen het houden en berijden van paarden op het perceel aan de [locatie] in Bosschenhoofd afgewezen. [partij A] en [partij B] wonen op het perceel. Ook houden en berijden zij een paard en een pony op het perceel. Op de zitting is vastgesteld dat het paard en de pony worden gehouden in een paddock aan het zuideinde van het perceel en worden bereden op het middendeel ervan. Het paard en de pony worden beide in de regel op afwisselende dagen twee keer per week bereden. [appellant] woont aan de [locatie 2] in Bosschenhoofd. Hij heeft overlast van de paarden en heeft daarom het college gevraagd handhavend op te treden. Het college heeft het verzoek om handhavend op te treden afgewezen, omdat het hobbymatig houden en berijden volgens het college niet in strijd is met de bestemming "Wonen" van het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Kom Bosschenhoofd".
- ECLI
- ECLI:NL:RVS:2025:1022
- Datum uitspraak
- 12 maart 2025
- Hoger beroep
- Hoger Beroep - Bestuursdwang / Dwangsom
Bij besluit van 8 december 2020 heeft het college van burgemeester en wethouders van Twenterand [appellant] onder oplegging van een dwangsom gelast om de illegale bewoning door buitenlandse werknemers op het perceel gelegen aan de [locatie] te Vriezenveen te staken en gestaakt te houden. [appellant] is eigenaar van de woning aan het [locatie 1] in Vriezenveen. Hij heeft deze woning verhuurd aan [persoon A] & [persoon B] Naar aanleiding van klachten van omwonenden heeft het college controles uitgevoerd op het perceel van [appellant] en vastgesteld dat er in strijd met het bestemmingsplan arbeidsmigranten wonen in de woning. Het college heeft bij besluit van 8 december 2020 aan [appellant] een last onder dwangsom opgelegd. [appellant] heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt en heeft, nadat zijn bezwaar door het college ongegrond was verklaard bij besluit van 12 oktober 2021, beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het door [appellant] ingestelde beroep ongegrond verklaard. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college terecht geconstateerd dat de bewoning door arbeidsmigranten niet valt onder de begripsomschrijving van "wonen" van het facetplan.
- ECLI
- ECLI:NL:RVS:2025:1036
- Datum uitspraak
- 12 maart 2025
- Hoger beroep
- Hoger Beroep - Bestuursdwang / Dwangsom
Bij besluit van 11 augustus 2021 heeft de minister van Infrastructuur en Waterstaat aan [appellant] een boete opgelegd van € 1.500 wegens het overtreden van het Arbeidstijdenbesluit vervoer. [appellant] is vrachtwagenchauffeur. Tijdens een controle bleek dat in de tachograaf, waarmee in het belang van de verkeersveiligheid gecontroleerd kan worden of chauffeurs de arbeids- en rusttijden in acht nemen, een bestuurderskaart van een andere persoon zat. Om die reden heeft de minister een boete opgelegd. De rechtbank heeft overwogen dat de hoorzitting in bezwaar deugdelijk heeft plaatsgevonden en dat, door het niet beboeten van de werkgever, geen sprake is van een tegenstrijdig besluit over hetzelfde feitencomplex, omdat voor het beboeten van de werkgever andere regels gelden en dus ook andere omstandigheden bewezen moeten worden. Verder heeft zij overwogen dat de minister ook zonder de eigen verklaring van [appellant] heeft aangetoond dat hij een niet op zijn naam gestelde bestuurderskaart heeft gebruikt, zodat sprake is van een overtreding.
- ECLI
- ECLI:NL:RVS:2025:999
- Datum uitspraak
- 12 maart 2025
- Hoger beroep
- Boete
Bij besluit van 25 augustus 2021 heeft de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport een verzoek van [appellant] op grond van de Wet openbaarheid van bestuur afgewezen en medegedeeld dat het College ter beoordeling van geneesmiddelen het verzoek van [appellant] in behandeling heeft genomen. [appellant] heeft de minister op grond van de Wob verzocht om openbaarmaking van: - een afschrift van de vergunningsaanvraag voor Pfizer-Biontech Tozinameran en de daarbij horende afgegeven voorlopige vergunning toelating handelsmarkt; - een afschrift van de vergunningsaanvraag voor Moderna CX024414 en de daarbij horende afgegeven voorlopige vergunning toelating handelsmarkt; - een afschrift van de vergunningsaanvraag voor Astrazeneca/Vaxzevria CHADOX1 en de daarbij horende afgegeven voorlopige vergunning toelating handelsmarkt; - een afschrift van de vergunningsaanvraag voor Janssen AD26.COV2.S en daarbij horende afgegeven voorlopige vergunning toelating handelsmarkt. De minister heeft het verzoek afgewezen, omdat hij niet over documenten beschikt waarop het verzoek is gericht.
- ECLI
- ECLI:NL:RVS:2025:996
- Datum uitspraak
- 12 maart 2025
- Hoger beroep
- Openbaarheid
Bij besluit van 9 augustus 2021 heeft de minister aan [appellante] een boete opgelegd van € 9.000 wegens overtreding van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag. De Nederlandse Arbeidsinspectie heeft [appellante] op 20 maart 2020 op grond van artikel 18b, tweede lid, van de Wml gevorderd om stukken te verstrekken waaruit onder meer blijkt welk loon en welke vakantiebijslag aan vijf werknemers is voldaan en hoeveel (over)uren zij hebben gewerkt. Omdat [appellante] hieraan ten aanzien van één werknemer niet heeft voldaan, heeft de minister een boete van € 9.000 opgelegd. De minister heeft dit besluit in bezwaar gehandhaafd. De rechtbank heeft overwogen dat niet vaststaat dat [appellante] artikel 18b, tweede lid, aanhef en onder c, van de Wml heeft overtreden. De minister heeft eerst op de zitting van de Afdeling laten weten dat hij het niet eens is met dit oordeel, maar dat hij geen hoger beroep heeft ingesteld omdat de boete wegens overtreding van onderdeel b van die bepaling volgens de rechtbank wel terecht is opgelegd en het beroep van [appellante] daarom ongegrond is verklaard.
- ECLI
- ECLI:NL:RVS:2025:1001
- Datum uitspraak
- 12 maart 2025
- Hoger beroep
- Boete
Bij besluit van 19 januari 2021 heeft de leerplichtambtenaar van de gemeente Den Haag het verzoek van [appellante] om inzage van persoonsgegevens als bedoeld in artikel 15 van de Algemene verordening gegevensbescherming afgewezen. Het AVG-verzoek van 22 december 2020 ziet op de persoonsgegevens van de kinderen van [appellante] in de dossiers bij de leerplichtambtenaar. De leerplichtambtenaar heeft in het verweerschrift in beroep uitgelegd hoe is gezocht naar de persoonsgegevens, en gesteld dat inzage is gegeven in alle persoonsgegevens van de kinderen van [appellante] die bij de leerplichtambtenaar aanwezig zijn. [appellante] heeft dat in hoger beroep betwist, en verwezen naar een e-mailwisseling van 21 december 2017 en een e-mailwisseling in de periode 8 mei tot en met 22 mei 2017 die niet op het overzicht van 7 november 2019 voorkomen. Ook heeft zij verwezen naar een e-mail van 2 april 2021 en naar het "Overzicht wat ontbreekt uit LPA van oktober 2015 t/m november 2019". Daaruit zou moeten blijken dat er meer persoonsgegevens zijn verwerkt waarin inzage gegeven had moeten worden.
- ECLI
- ECLI:NL:RVS:2025:986
- Datum uitspraak
- 12 maart 2025
- Hoger beroep
- Openbaarheid
Bij besluit van 3 december 2021 heeft het college van burgemeester en wethouders van Breda het verzoek van [appellant] om een schadevergoeding van € 1000,00, afgewezen. Bij brief van 26 april 2020 heeft [appellant] het college op grond van artikel 17 van de Algemene verordening gegevensbescherming verzocht om vernietiging van foto’s die een taxateur heeft gemaakt van zijn woning, en een schadevergoeding van € 1000,00. Bij brief van 15 mei 2020 heeft het college dat verzoek afgewezen, op de grond dat de foto’s niet meer bij het college aanwezig zijn. Bij brief van 2 september 2020 heeft [appellant] opnieuw een verzoek om een schadevergoeding van € 1000,00 gedaan. Dit geding gaat over dat nieuwe verzoek. Bij besluit van 3 december 2021 heeft het college het verzoek van [appellant] afgewezen. Het college heeft er daarbij op gewezen dat al een gelijkluidend verzoek van [appellant] in behandeling was. Bij brief van 4 mei 2022 heeft het college het door [appellant] tegen het besluit van 3 december 2021 gemaakte bezwaar kennelijk ongegrond verklaard.
- ECLI
- ECLI:NL:RVS:2025:989
- Datum uitspraak
- 12 maart 2025
- Hoger beroep
- Persoonsgegevens
- Schadevergoeding