Uitspraken
De Afdeling bestuursrechtspraak is de hoogste algemene bestuursrechter van het land. In dit onderdeel vindt u alle uitspraken die de Raad van State op zijn website publiceert. Meer informatie over de rechterlijke taak van de Afdeling bestuursrechtspraak vindt u in de rubriek Bestuursrechtspraak.
Toon overzicht van de actuele uitspraken:
Bij uitspraak van 23 november 2022, in zaak nr. 202107564/1/A3, heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak het hoger beroep van [verzoeker] tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 18 november 2021 in zaak nr. 20/6326 ongegrond verklaard. De zitting voor zaak 202107564/1/A3 was gepland op 2 november 2022. Voorafgaand aan deze zitting heeft [verzoeker] op 23 oktober 2022 verzocht om uitstel wegens een ernstige aandoening van zijn gemachtigde op 12 mei 2022. De uitspraak van de Afdeling van 23 november 2022 ziet op het oordeel van de rechtbank over de vraag of [verzoeker] tijdig administratief beroep heeft ingesteld tegen het besluit van de raad van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam. In dit besluit is de stage van [verzoeker] ten behoeve van de beroepsopleiding voor de advocatuur voor de duur van zes maanden verlengd. De Afdeling heeft geoordeeld dat de rechtbank terecht tot de conclusie is gekomen dat [verzoeker] niet tijdig administratief beroep heeft ingesteld en de algemene raad het administratief beroep dan ook terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
- Datum uitspraak
- 10 april 2024
- Herziening
- Hoger Beroep - Overige
Bij uitspraak van 23 november 2022, in zaak nr. 202107742/1/A3, heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak het hoger beroep van [verzoeker] tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 18 november 2021 in zaak nr. 20/6715 ongegrond verklaard. De zitting voor zaak 202107742/1/A3 was gepland op 2 november 2022. Voorafgaand aan deze zitting heeft [verzoeker] op 23 oktober 2022 verzocht om uitstel wegens een ernstige aandoening van zijn gemachtigde op 12 mei 2022. Op 26 oktober 2022 heeft de Afdeling [verzoeker] per brief het volgende medegedeeld. [verzoeker] heeft een verzoek om herziening van de uitspraak van de Afdeling van 23 november 2022 ingediend. Hij voert aan dat de Afdeling rekening had moeten houden met het overlijden van de schoonmoeder van zijn al overleden broer waardoor hij niet aanwezig kon zijn bij de behandeling van zijn zaken op de zitting van 2 november 2022. Deze behandeling had uitgesteld moeten worden of later heropend moeten worden.
- ECLI
- ECLI:NL:RVS:2024:1493
- Datum uitspraak
- 10 april 2024
- Herziening
- Hoger Beroep - Overige
Bij uitspraak van 23 november 2022, in zaak nr. 202108197/1/A3, heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak het hoger beroep van de algemene raad van de Nederlandse orde van advocaten tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 18 november 2021 in zaak nr. 20/6197 gegrond verklaard, deze uitspraak van de rechtbank vernietigd, het door [verzoeker] bij de rechtbank ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard en het besluit van de algemene raad van 25 augustus 2022 vernietigd. De uitspraak van de Afdeling van 23 november 2022 ziet op het oordeel van de rechtbank over een verzoek van [verzoeker] om afgifte van een stageverklaring. De raad van de orde van advocaten in het arrondissement Den Haag heeft per e-mail aan [verzoeker] te kennen gegeven dat zijn verzoek niet in behandeling wordt genomen. De algemene raad heeft het door [verzoeker] tegen de e-mail ingestelde administratief beroep niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft hierover overwogen dat het verzoek van [verzoeker] een aanvraag is en dat de e-mail van de raad van Den Haag aangemerkt moet worden als een weigering om een besluit te nemen.
- ECLI
- ECLI:NL:RVS:2024:1496
- Datum uitspraak
- 10 april 2024
- Herziening
- Hoger Beroep - Overige
Bij uitspraak van 23 november 2022, in zaak nr. 202108198/1/A3, heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak het hoger beroep van de algemene raad van de Nederlandse orde van advocaten tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 18 november 2021 in zaak nr. 20/6198 gegrond verklaard, deze uitspraak van de rechtbank vernietigd, het door [verzoeker] bij de rechtbank ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard en het besluit van de algemene raad van 25 augustus 2022 vernietigd. De uitspraak van de Afdeling van 23 november 2022 ziet op het oordeel van de rechtbank over een verzoek van [verzoeker] om afgifte van een stageverklaring. De raad van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam heeft per brief aan [verzoeker] te kennen gegeven dat zijn verzoek niet in behandeling wordt genomen. De algemene raad heeft het door [verzoeker] tegen de brief ingestelde administratief beroep niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft hierover overwogen dat het verzoek van [verzoeker] een aanvraag is en dat de brief aangemerkt moet worden als een weigering om een besluit te nemen.
- ECLI
- ECLI:NL:RVS:2024:1490
- Datum uitspraak
- 10 april 2024
- Herziening
- Hoger Beroep - Overige
Bij besluit van 1 juli 2021 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid het verzoek van [de vreemdeling] om haar het Nederlanderschap te verlenen afgewezen. Bij besluit van 15 november 2021 heeft de staatssecretaris het door [de vreemdeling] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. De staatssecretaris heeft het naturalisatieverzoek van [de vreemdeling] afgewezen. Hij heeft daarvoor als reden gegeven dat haar verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ‘arbeid als kennismigrant’ ten tijde van de beslissing op het verzoek was ingetrokken. Daarom bestaan er bedenkingen tegen haar verblijf voor onbepaalde tijd in Nederland. [de vreemdeling] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat geen sprake is van bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 10 van de RWN. [de vreemdeling] voert aan dat de rechtbank niet heeft onderkend dat zij meer heeft aangevoerd dan dat zij niet wist dat zij had moeten melden dat zij enig aandeelhouder was geworden van Met Shipping Pte. Ltd. Zij heeft namelijk ook aangevoerd dat er verder feitelijk niets is veranderd en dat de regelgeving en de informatie op de website van de IND hierover onduidelijk zijn.
- ECLI
- ECLI:NL:RVS:2024:1488
- Datum uitspraak
- 10 april 2024
- Hoger beroep
- Nederlanderschap
Bij besluit van 22 juli 2021 heeft de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap het door [appellant] gemaakte bezwaar tegen de brief van 28 april 2021 niet-ontvankelijk verklaard. [appellant] heeft de minister bij brief van 18 maart 2021 verzocht om het Rijksmonumentregister te wijzigen door Oude Rijksweg 457 en 457a, monumentnummer 34407, eruit te schrappen als rijksmonument. De minister heeft bij brief van 28 april 2021 aangegeven niet op het verzoek in te gaan, omdat de brief van [appellant] geen nieuwe inzichten biedt die kunnen leiden tot het schrappen van het monument uit het register. [appellant] heeft vervolgens bij brief van 6 juni 2021 bezwaar gemaakt tegen de beslissing van de minister in zijn brief van 28 april 2021. De minister heeft het bezwaar bij brief van 22 juli 2021 niet-ontvankelijk verklaard en daarbij aangegeven dat de brief van 28 april 2021 geen besluit is in de zin artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht waartegen bezwaar kan worden gemaakt. Bij brief van 27 augustus 2021 heeft [appellant] vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.
- ECLI
- ECLI:NL:RVS:2024:1508
- Datum uitspraak
- 10 april 2024
- Hoger beroep
- Monumenten
Bij afzonderlijke besluiten van 4 december 2020 heeft het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam aan [wederpartijen] ieder een boete van € 20.750,00 opgelegd wegens het omzetten of omgezet houden van een zelfstandige woonruimte in onzelfstandige woonruimten. Bij besluit van 7 juli 2021 heeft het college het bezwaar van [wederpartij A] tegen de oplegging van de boete aan hem ongegrond verklaard en de boete van € 20.750,00 gehandhaafd. Naar aanleiding van het aantal inschrijvingen op het adres van de woning in de Basisregistratie personen, hebben twee toezichthouders van de gemeente Amsterdam de woning op 1 juli 2020 bezocht. Hun bevindingen zijn neergelegd in een op ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal. Daarin staat dat toen de toezichthouders bij de woning aankwamen, een vrouw met drie jonge kinderen bij de woning vandaan liep en aan hen te kennen gaf dat er iemand in de woning aanwezig was. De toezichthouders troffen vervolgens [wederpartij A] in de woning aan.
- ECLI
- ECLI:NL:RVS:2024:1511
- Datum uitspraak
- 10 april 2024
- Hoger beroep
- Boete
Bij besluit van 1 september 2020 heeft het college van burgemeester en wethouders van Maastricht het verzoek van [appellante] om handhaving tegen geluidoverlast, veroorzaakt door de pomp van het zwembad op het perceel van [partij] aan [locatie 1] te Maastricht, afgewezen. Bij besluit van 26 januari 2021 heeft het college van burgemeester en wethouders van Maastricht het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Het college heeft op 5 augustus 2020 een indicatieve geluidmeting uitgevoerd. Uit de geluidmeting is volgens het college gebleken dat de zwembadpomp op 1 m afstand een geluidsniveau van 55 dB(A) produceert. De Algemene plaatselijke verordening Maastricht 2006 verbiedt het hebben of gebruiken van voorwerpen of werktuigen die geluidoverlast veroorzaken.
- ECLI
- ECLI:NL:RVS:2024:1479
- Datum uitspraak
- 10 april 2024
- Hoger beroep
- RO - Geluid
Bij besluit van 23 november 2021 heeft het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam zijn beslissing op schrift gesteld om op 22 november 2021 bestuursdwang toe te passen door het voertuig van [appellant], met kenteken [kenteken], weg te slepen en in bewaring te stellen. Bij besluit van 1 april 2022 heeft het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. [appellant] heeft zijn voertuig geparkeerd in een parkeervak in de Dintelstraat te Amsterdam ter hoogte van de woning met nr. 56. Bij dit parkeervak was het verkeersbord E9 met daaronder een onderbord met de tekst ‘Auto - daten’ geplaatst. Volgens het college hield [appellant] daarmee een zogenoemde autodateplaats bezet. Daarom heeft het college het voertuig laten wegslepen. In geschil is of het college bevoegd was om dat te doen. De rechtbank heeft onder meer overwogen dat een weggebruiker een verkeersteken dat als zodanig herkenbaar is, in het belang van de rechtszekerheid en verkeersveiligheid moet opvolgen, ook als het verkeersteken niet is geplaatst met inachtneming van de wettelijke voorschriften.
- ECLI
- ECLI:NL:RVS:2024:1510
- Datum uitspraak
- 10 april 2024
- Hoger beroep
- Hoger Beroep - Bestuursdwang / Dwangsom
- Wegenverkeerswet
Bij besluit van 19 juli 2022 heeft het het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen [appellant] verplicht om mee te werken aan een onderzoek naar zijn geschiktheid om een motorrijtuig te besturen en de geldigheid van zijn rijbewijs geschorst. Bij besluit van 7 september 2022 heeft het CBR het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. In deze zaak is tussen partijen in geschil of het CBR het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Bij brief van 19 augustus 2022 heeft [appellant] bij het CBR op nader aan te voeren gronden bezwaar gemaakt tegen het besluit van 19 juli 2022. In die brief heeft hij verzocht om een termijn te stellen voor het indienen van gronden en heeft hij vermeld dat het rechtsgevolg elke juridische en feitelijke grondslag ontbeert. Bij brief van 23 augustus 2022 heeft het CBR gesteld dat de gronden van het bezwaar ontbreken en [appellant] in de gelegenheid gesteld om het verzuim vóór 6 september 2022 te herstellen. [appellant] heeft bij brief van 5 september 2022 een aanvullend bezwaarschrift ingediend. Het CBR heeft zich op het standpunt gesteld dat deze brief op 7 september 2022 is verstuurd.
- ECLI
- ECLI:NL:RVS:2024:1485
- Datum uitspraak
- 10 april 2024
- Hoger beroep
- Wegenverkeerswet