Uitspraak 201900842/1/R1


Volledige tekst

201900842/1/R1.
Datum uitspraak: 27 november 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant], wonend te Badhoevedorp, gemeente Haarlemmermeer,

en

de raad van de gemeente Haarlemmermeer,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 6 december 2018 heeft de raad het bestemmingsplan "Nieuwe Meer 1e herziening" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

[appellant] heeft nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 oktober 2019, waar [appellant] is verschenen.

Overwegingen

1.    Het plan voorziet in een actueel juridisch-planologisch kader voor de lintbebouwing langs het noordoostelijke deel van de Ringvaart van de Haarlemmermeerpolder en de daarachter gelegen gronden. Het plangebied wordt begrensd door de Ringvaart en de rijkswegen A4 en A9. Het plan is hoofdzakelijk conserverend van aard en maakt slechts een enkele nieuwe ontwikkeling mogelijk.

[appellant] woont ten oosten van het plangebied aan de [locatie] en kan zich niet verenigen met het plan voor zover daarin niet is voorzien in een veiligheid- en sloopzone en een ecologische verbindingszone.

Toetsingskader

2.    Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

Ecologische verbindingszone

3.    [appellant] kan zich niet verenigen met de planologische regeling die is toegekend aan de gronden met de bestemming "Sport - Golfbaan" en de functieaanduiding "specifieke vorm van verkeer - fietspad". Hiertoe voert hij aan dat op de gronden langs de A9 zich de ecologische verbindingszone bevindt die onderdeel uitmaakt van de Groene-As. Volgens hem is deze zone ten onrechte niet als zodanig bestemd.

3.1.    De raad stelt zich op het standpunt dat [appellant] geen eigenaar van de genoemde gronden met de bedoelde ecologische zone is. Volgens de raad woont [appellant] op ongeveer 800 m afstand van deze gronden en heeft hij daarmee geen rechtstreeks belang bij het opnemen van de ecologische verbindingszone.

3.2.    Uit artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), in samenhang gelezen met artikel 8:6 van de Awb en artikel 2 van bijlage 2 bij de Awb, volgt dat uitsluitend belanghebbenden beroep kunnen instellen tegen het besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.

Om als belanghebbende in de zin van de Awb te kunnen worden aangemerkt, dient een natuurlijk persoon een voldoende objectief en actueel, eigen, persoonlijk belang te hebben dat hem in voldoende mate onderscheidt van anderen en dat rechtstreeks wordt geraakt door het bestreden besluit. Een louter subjectief gevoel van betrokkenheid bij een besluit, hoe sterk dat gevoel ook is, is daarvoor niet voldoende.

3.3.    Aan de door [appellant] bedoelde gronden langs de A9 is de bestemming "Sport - Golfbaan" en de functieaanduiding "specifieke vorm van verkeer - fietspad" toegekend.

De kortste afstand tussen de woning van [appellant] en de gronden langs de A9 bedraagt ongeveer 650 m. Tussen zijn woning en deze gronden is een golfbaan gelegen. [appellant] heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd in verband waarmee zou moeten worden geoordeeld dat ondanks de afstand van 650 m een objectief en persoonlijk belang van hem rechtstreeks door het besluit zou worden geraakt. In de omstandigheid dat [appellant] bij de vaststelling van het voorheen geldende bestemmingsplan er mede voor heeft gezorgd dat de zone rond de gehele golfbaan als ecologische zone is vastgelegd, is, wat hier ook van zij, geen persoonlijk belang gelegen dat hem in voldoende mate van andere bewoners in het gebied onderscheidt.

De conclusie is dat [appellant] geen belanghebbende is bij het bestreden besluit wat betreft het plandeel met de bestemming "Sport - Golfbaan" voor zover de functieaanduiding "specifieke vorm van verkeer - fietspad" aan de gronden langs de A9 is toegekend, zodat het beroep in zoverre niet-ontvankelijk is.

Veiligheid- en sloopzone

4.    [appellant] betoogt dat voor zijn woning ten onrechte de veiligheid- en sloopzone voor de Oostbaan van luchthaven Schiphol niet is opgenomen in het plan. Ter zitting heeft hij toegelicht dat de Oostbaan, anders dan voorheen, nu is uitgebreid en gebruikt wordt als hoofdlandingsbaan en calamiteitenbaan, zodat deze zone in het plan opgenomen had moeten worden.

4.1.    De raad heeft toegelicht dat bij de vaststelling van het plan rekening is gehouden met de regels van het geldende Luchthavenindelingbesluit Schiphol. De veiligheidscontour voor de Oostbaan maakt geen onderdeel uit van het Luchthavenindelingbesluit Schiphol en is daarom niet opgenomen in het plan. Op de verbeelding is volgens de raad wel het beperkingengebied als gebiedsaanduiding "luchtvaartverkeerzone - lib" opgenomen.

4.2.    Op de verbeelding is aan het gehele plangebied de gebiedsaanduiding "luchtvaartverkeerzone - lib" toegekend.

Artikel 30, lid 30.1, van de planregels luidt:

"Voor zover de gronden, met de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone-lib’, zijn gelegen binnen de luchtvaartverkeerzone-LIB art. 2.2.1, zoals aangegeven in de bij deze regels behorende bijlage LIB 221, gelden de beperkingen met betrekking tot bebouwing en het gebruik daarvan, gesteld in artikelen 2.2.1 tot en met artikel 2.2.1 e van het "Luchthavenindelingbesluit Schiphol"."

Artikel 2.2.1 van het Luchthavenindelingbesluit Schiphol luidt:

"Op de gronden die op de kaart in bijlage 3 bij dit besluit met nummer 1 zijn aangewezen, zijn met het oog op externe veiligheid geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten toegestaan, behoudens bestaand gebruik van objecten niet zijnde woningen."

4.3.    De Afdeling begrijpt het betoog van [appellant] zo dat hij met de veiligheid- en sloopzone de "sloopzone woningen vanwege externe veiligheid" uit bijlage 3 behorende bij het Luchthavenindelingbesluit Schiphol bedoelt. Uit artikel 2.2.1 van het Luchthavenindelingbesluit Schiphol in samenhang bezien met bijlage 3 behorende bij het Luchthavenindelingbesluit Schiphol volgt dat voor de Oostbaan geen "sloopzone woningen vanwege externe veiligheid" is opgenomen. Gelet hierop heeft de raad voor de woning van [appellant] dan ook terecht niet een dergelijke zone opgenomen. De stelling van [appellant] dat de Oostbaan nu intensiever wordt gebruikt, maakt dit niet anders. De raad is immers gehouden om rekening te houden met wat in het Luchthavenindelingbesluit Schiphol is geregeld.

Het betoog faalt.

Conserverend

5.    [appellant] betoogt dat het gebruik van de term "conserverend" in het voorliggende plan onduidelijk is en een onjuiste voorstelling van zaken geeft. Hij wijst er in dat verband op dat, hoewel het plan "conserverend" en dus toekomstbestendig moet zijn, een aantal aspecten dat in het voorheen geldende bestemmingsplan staat in dit plan ten onrechte niet meer terugkomt.

5.1.    De Afdeling overweegt dat aan de term "conserverend" geen speciale betekenis toekomt, aangezien deze niet in wettelijke regelingen over plannen wordt gebruikt. Voor zover het betoog van [appellant] zo moet worden begrepen dat in de plantoelichting van het voorliggende plan informatie uit de plantoelichting van het voorheen geldende plan ontbreekt, overweegt de Afdeling dat, wat hier ook van zij, in het algemeen aan een geldend bestemmingsplan geen blijvende rechten kunnen worden ontleend. Voor zover [appellant] wijst op onvolkomenheden in de plantoelichting, is niet aannemelijk gemaakt dat de plantoelichting, die overigens als zodanig geen juridisch bindend onderdeel van het bestemmingsplan is, zodanige onvolkomenheden bevat dat om die reden geoordeeld dient te worden dat geen goede belangenafweging heeft plaatsgevonden en de raad het bestemmingsplan hierom niet heeft mogen vaststellen.

Het betoog faalt.

Conclusie en proceskosten

6.    Het beroep is voor zover ontvankelijk ongegrond.

7.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.    verklaart het beroep niet-ontvankelijk voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Sport - Golfbaan" voor zover de functieaanduiding "specifieke vorm van verkeer - fietspad" aan de gronden langs de A9 is toegekend;

II.    verklaart het beroep voor het overige ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. F.C.M.A. Michiels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Zwemstra, griffier.

w.g. Michiels    w.g. Zwemstra
lid van de enkelvoudige kamer    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 27 november 2019

91-877.