Uitspraak 201807045/1/R1


Volledige tekst

201807045/1/R1.
Datum uitspraak: 10 juli 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant], wonend te Blaricum,

en

de raad van de gemeente Blaricum,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 10 juli 2018 heeft de raad het bestemmingsplan "Blaricummermeent Werkdorp F en G" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

Synchroon B.V. heeft als derdebelanghebbende een schriftelijke uiteenzetting ingediend.

[appellant] heeft nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 juni 2019, waar [appellant] en de raad, vertegenwoordig door R. Lugard en ir. R. Hoksbergen, zijn verschenen. Verder is ter zitting Synchroon B.V., vertegenwoordigd door [gemachtigde A] en [gemachtigde B], bijgestaan door [gemachtigde C] en [belanghebbende], als derdebelanghebbende gehoord.

Overwegingen

Toetsingskader

1.    Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

Het plan

2.    Het bestemmingsplan heeft betrekking op een deel van de nieuwe woonwijk Blaricummermeent in de gemeente Blaricum. In het vorige plan was voor de gronden een nader uit te werken bedrijfsbestemming opgenomen. Deze bestemming is uitgewerkt in het uitwerkingsplan "Blaricummermeent Werkdorp Uitwerkingsplan 1, Bedrijvenpark", vastgesteld op 25 mei 2010. Hierin waren de gronden bestemd voor kantoren met een maximale grondoppervlakte van 700 m2, een bouwhoogte van 15 m en een maximale gevellengte van 40 m. Voor het gebied was voorzien in één groot bouwvlak. In het kader van dit plan is onderzoek gedaan naar de actuele behoefte aan een bedrijvenpark. Uit dat onderzoek blijkt dat de marktbehoefte lager uitvalt dan aan gronden voor het bedrijvenpark in het plangebied was gereserveerd en daarom is voor een deel van de gronden een alternatieve invulling gezocht. Dit plan voorziet daarom naast een bedrijfsbestemming voor een deel van de gronden in de bestemming "Woongebied". De raad wil in het plangebied in totaal ongeveer 170 nieuwe woningen bouwen.

3.    [appellant] woont direct naast het plangebied op [locatie] en zijn beroep is gericht tegen het plan voor zover dit nieuwe woningen tegenover zijn woning mogelijk maakt. Hij vreest met name dat deze woningen zullen leiden tot een ernstige aantasting van zijn woon- en leefklimaat.

Beroepsgronden

4.    [appellant] voert aan dat hij zijn woning destijds heeft gekocht op basis van informatie van de verkopend makelaar en het projectbureau van de gemeente. Hij verwijst naar het beeldkwaliteitsplan "park 27". Dit beeldkwaliteitsplan zou volgens hem het uitgangspunt voor het bestemmingsplan moeten zijn. Tegenover zijn woning zouden er kantoorvilla’s worden gebouwd en er zou geen ontsluiting naar de Blaricummerdreef vanuit het plangebied komen. Verder zou er tussen de bestaande woningen en de voorziene kantoorvilla’s een zogenoemde "groencorridor" aangebracht worden, waardoor hij vanuit zijn woning zou uitkijken op het groen en parkeerplaatsen. In het weekend zou er volgens hem rust zijn en de verkeersdrukte zou beperkt blijven. De gevolgen van dit plan, waarin woningen met wel een ontsluiting op de Blaricummerdreef zijn voorzien, zullen volgens hem zijn dat er juist in het weekend sprake is van veel extra drukte en verkeer.

4.1.    Aan de informatie die destijds is verstrekt door de makelaar en het projectbureau van de gemeente en het beeldkwaliteitsplan, kunnen door [appellant] in het kader van deze procedure geen rechten worden ontleend. Zoals de raad heeft toegelicht zijn er geen toezeggingen gedaan en heeft het beeldkwaliteitsplan geen juridische status. Het is geen beleidsstuk. De groencorridors en de parkeerplaatsen die [appellant] noemt zijn planologisch nooit vastgelegd. Voor zover [appellant] zich beroept op de bedrijfsbestemming die in het vorige plan aan de gronden was toegekend, overweegt de Afdeling dat in het algemeen aan een geldend bestemmingsplan geen blijvende rechten kunnen worden ontleend. De raad kan op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en regels voor gronden vaststellen. De enkele omstandigheid dat in het vorige plan een bedrijfsbestemming was toegekend maakt dus niet dat de raad alleen om die reden geen woonbestemming meer aan de gronden kan toekennen. Zoals de raad heeft toegelicht bestond er geen behoefte meer aan bedrijfsruimte op deze plek. De vraag of het nieuwe plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening zal aan de hand van de overige beroepsgronden beoordeeld worden.

Het betoog faalt.

5.    [appellant] voert aan dat het nieuwe plan zijn woon- en leefklimaat onaanvaardbaar zal aantasten. De nieuwe woningen zullen volgens hem een behoorlijke schaduwwerking op zijn woning tot gevolg hebben. Door de afstand van 12 tot 13 m tot de woningen zal dit tevens een aantasting van zijn privacy betekenen, aldus [appellant].

5.1.    De raad stelt zich op het standpunt dat het plan niet leidt tot een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat voor [appellant]. Het vorige plan stond tot op de grens van het bouwvlak kantoorgebouwen toe met een hoogte van 15 m en een maximale gevellengte van 40 m. De gevolgen van het nieuwe plan voor het woon- en leefklimaat van [appellant] zijn volgens de raad kleiner, nu de maximale bouwhoogte in dit plan 10 m is en de maximale gevellengte 25 m.

5.2.    Ten behoeve van het plan is een bezonningsstudie uitgevoerd. Uit het rapport van 13 februari 2019 volgt dat wat betreft de woning van [appellant] wordt voldaan aan zowel de lichte als de strenge TNO-norm voor bezonning. In de maanden waarin de zon laag staat, zal de in het plan voorziene bebouwing alleen in de ochtend zorgen voor een gedeeltelijke schaduwwerking. Gelet hierop heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan wat betreft schaduwwerking niet leidt tot een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat voor [appellant].

Ook wat betreft verlies van privacy is de Afdeling van oordeel dat de raad zich op het standpunt mocht stellen dat het plan niet leidt tot een vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening onaanvaardbare situatie. Daarbij acht zij van belang dat de woning van [appellant] aan een openbare weg ligt en de afstand tot de nieuwe woningen zoals hij zelf heeft toegelicht, minimaal ongeveer 12 meter zal zijn.

Het betoog faalt.

6.    [appellant] betoogt dat het plan zal leiden tot een hoge verkeersdruk en tot gevaarlijke verkeerssituaties. Bij de beoordeling van de verkeerstromen dient volgens hem in acht te worden genomen dat bij de entree van de nieuwe voorziene wijk aan de westzijde een zogenaamde "Gordiaanse knoop" in het wegennet is aangebracht. Deze knoop verhindert rechtstreekse verkeerstoegang vanuit de gemeente Huizen via deze weg naar de ontsluiting op de A27 en vanaf de andere zijde de verkeerstoegang naar de gemeente Huizen. Daardoor is het logisch dat het verkeer via de Blaricummerdreef zal worden afgewikkeld en de wegen in zijn omgeving drukker worden belast.

6.1.    Ten behoeve van het plan is een verkeerskundig onderzoek uitgevoerd. In het rapport van Goudappel Coffeng van 26 februari 2019 wordt geconcludeerd dat de verkeersintensiteit op de Blaricummerdreef, inclusief de verkeersgeneratie van de woningbouwontwikkeling, (ruim) onder de grens blijft van de gestelde voorkeurswaarde op dit specifieke wegvak. De verwachting is dat het extra verkeer als gevolg van de woningbouwontwikkeling niet leidt tot verkeersonveilige situaties. Het verkeer kan volgens het rapport goed afgewikkeld worden. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat de raad niet van de conclusies in dit rapport heeft mogen uitgaan. Verder heeft de raad toegelicht dat ter hoogte van de woning van [appellant] ongeveer 6 woningen direct zullen worden ontsloten op de Blaricummerdreef. Dit zal leiden tot ongeveer 48 verkeerbewegingen per etmaal. Dit is volgens de raad inpasbaar gezien het wegprofiel van de Blaricummerdreef. Binnen het plangebied zijn volgens de raad meerdere vergelijkbare wegen gelegen met aan beide zijden woningen. Ook bij deze wegen is er geen sprake van een drukke en gevaarlijke verkeersstroom.

De Afdeling ziet gelet op het voorgaande geen aanleiding voor het oordeel dat de raad het plan niet had mogen vaststellen omdat het zou leiden tot een onaanvaardbare verkeersdruk of onveilige situaties.

Het betoog faalt.

7.    [appellant] voert aan dat de raad onvoldoende en onjuist is geïnformeerd over het plan en derhalve op basis van onjuiste informatie akkoord is gegaan.

7.1.    De raad heeft toegelicht dat hij kennis heeft genomen van alle stukken en ook in de nota zienswijzen uitvoerig is ingegaan op de naar voren gebrachte zienswijzen. Nu [appellant] zijn stelling niet nader heeft onderbouwd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad op basis van onvolledige of onjuiste informatie het plan heeft vastgesteld.

8.    Het beroep is ongegrond.

9.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. F.D. van Heijningen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S.J.R.R. Vreugdenhil-Brock, griffier.

w.g. Van Heijningen    w.g. Vreugdenhil-Brock
lid van de enkelvoudige kamer    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 10 juli 2019

603.