Uitspraak 201901647/1/A1


Volledige tekst

201901647/1/A1.
Datum uitspraak: 27 maart 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek van [verzoeker A] en [verzoeker B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [verzoeker]), wonend te Wadenoijen, gemeente Tiel, om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

verzoekers,

en

Het dagelijks bestuur van Avri, gevestigd te Geldermalsen

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 22 november 2018 heeft het dagelijks bestuur locatie T053R, ter hoogte van de Kasteelweg 15 te Wadenoijen, aangewezen voor de plaatsing van een ondergrondse restafvalcontainer (hierna: ORAC).

Tegen dit besluit heeft [verzoeker] bezwaar gemaakt.

[verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 14 maart 2019, waar het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. J.B. van Doorn en D. Post, is verschenen.

Overwegingen

1.    [verzoeker] woont aan [locatie], op de hoek van De Henich en de Kasteelweg. De locatie T053R ligt tegenover zijn woning op de hoek van de daar aanwezige speelweide.

[verzoeker] heeft een voorlopige voorziening gevraagd om te voorkomen dat het dagelijks bestuur de ORAC plaatst voordat het een besluit op zijn bezwaar heeft genomen.

2.    Bij de aanwijzing van locatie T053R heeft het dagelijks bestuur de "Richtlijnen voor het plaatsen van inzamelvoorzieningen" van 19 april 2018 gehanteerd. Hierin zijn 19 eisen vastgelegd waaraan een locatie voor de plaatsing van een ORAC moet voldoen.

3.    [verzoeker] betoogt dat het dagelijks bestuur niet in redelijkheid locatie T053R heeft kunnen aanwijzen voor de plaatsing van een ORAC. Hij voert aan dat het gebruiken en het legen van een ORAC op die locatie negatieve gevolgen heeft voor de veiligheid van kinderen die in de speelweide spelen. Daarbij wijst hij op de toename van verkeer rond de speelweide door gebruikers van de ORAC en door de vuilniswagen. Daarnaast is de locatie volgens hem niet bereikbaar voor minder valide personen en vreest hij voor hinder door zwerfvuil, ongedierte, stank en geluid en daardoor waardevermindering van zijn woning.

Volgens [verzoeker] zijn er alternatieve locaties beschikbaar die geschikter zijn voor de plaatsing van de ORAC dan de aangewezen locatie. Bij zijn bezwaarschrift heeft hij een luchtfoto van Wadenoijen gevoegd waarop hij 17 alternatieve locaties heeft omcirkeld die volgens hem veiliger en beter bereikbaar met de vuilniswagen zijn.

3.1.    Het dagelijks bestuur heeft in een door Antea Group opgestelde memo van 8 maart 2019 gereageerd op het door [verzoeker] gemaakte bezwaar. Op de bladzijden 2 tot en met 5 van deze memo wordt de keuze voor de aangewezen locatie toegelicht en wordt ingegaan op de bezwaren van [verzoeker] tegen deze locatie. Er staat onder meer dat de ORAC in een uithoek van de speelweide wordt geplaatst, ingeklemd tussen de openbare weg, de al aanwezige parkeervakken en een klein dijkje. Verwacht wordt dat de vuilniswagen de ORAC eenmaal per week komt legen, waarbij de vuilniswagen 3 tot 5 minuten zal stilstaan op de rijbaan. De rijbaan is 4,9 m breed waardoor de vuilniswagen en een personenauto elkaar kunnen passeren. Indien de rijbaan zou worden geblokkeerd door de stilstaande vuilniswagen en een op de rijbaan geparkeerde auto, kan ander verkeer rondom de speelweide rijden om aan de andere kant van de locatie te komen. Omdat de aangewezen locatie vanaf twee kanten bereikbaar is, kan de vuilniswagen na het legen van de ORAC doorrijden en hoeft hij niet achteruit te rijden of andere manoeuvres te maken. Ook staat in de memo dat de locatie gelijkvloers met de openbare weg ligt waardoor deze bereikbaar is voor minder valide bewoners.

[verzoeker] heeft niet aannemelijk gemaakt dat deze toelichting in de memo onjuist is. Gelet op deze toelichting en in aanmerking genomen dat de speelweide is omsloten door een openbare weg waar verkeer kan en mag rijden, dat de inwerpzuil van de ORAC maar een heel klein stukje van de hoek van de speelweide in beslag neemt en dat de vuilniswagen niet vaak en niet langdurig daar opgesteld zal staan, acht de voorzieningenrechter het niet aannemelijk dat de plaatsing van de ORAC op locatie T053R onaanvaardbare negatieve gevolgen heeft voor de veiligheid van kinderen die in de speelweide spelen.

De stelling van [verzoeker] dat de locatie niet bereikbaar is voor minder valide personen, is onjuist.

De afstand tussen de aangewezen locatie en de grens van het perceel van [verzoeker] bedraagt 5,5 m. [verzoeker] heeft niet aannemelijk gemaakt dat de door hem gevreesde overlast, ondanks deze afstand, zodanig is dat het dagelijks bestuur niet in redelijkheid kon besluiten tot aanwijzing van de locatie.

3.2.    Op de bladzijden 6 tot en met 25 van de memo van Antea Group wordt ingegaan op 19 alternatieve locaties, waaronder de op de luchtfoto bij het bezwaarschrift omcirkelde alternatieven. Geconcludeerd wordt dat 18 alternatieve locaties niet geschikt zijn voor de plaatsing van de ORAC omdat zij niet voldoen aan de daarvoor gehanteerde eisen. Daarvan is één locatie niet op gemeentegrond gelegen en zijn bij de andere locaties kabels en leidingen aanwezig in de grond. Verder wordt geconcludeerd dat de voorgestelde alternatieve locatie aan de achterzijde van De Henich 42 en Kasteelweg 27 niet geschikter is dan de aangewezen locatie omdat deze locatie aan de rand van Wadenoijen ligt, terwijl de aangewezen locatie centraler ligt.

In reactie op de memo heeft [verzoeker] aangevoerd dat op basis van beschikbaar kaartmateriaal is geconcludeerd dat er kabels en leidingen aanwezig zijn, maar dat er geen fysieke controles zijn uitgevoerd om te controleren of die geregistreerde kabels en leidingen daadwerkelijk aanwezig zijn. In aanmerking genomen dat er geen concrete aanwijzingen zijn dat een bepaalde geregistreerde kabel of leiding niet daadwerkelijk aanwezig is, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding voor het oordeel dat het dagelijks bestuur niet mocht uitgaan van het kaartmateriaal. Voor het overige heeft [verzoeker] de conclusies in de memo over de alternatieve locaties niet betwist. Gelet op de conclusies in de memo heeft [verzoeker] niet aannemelijk gemaakt dat er alternatieve locaties beschikbaar zijn die geschikter zijn voor de plaatsing van de ORAC dan de aangewezen locatie.

3.3.    Gelet op al het voorgaande ziet de voorzieningenrechter in wat door [verzoeker] is aangevoerd op voorhand geen aanleiding voor het oordeel dat het dagelijks bestuur locatie T053R niet in redelijkheid kon aanwijzen voor de plaatsing van een ORAC.

4.    Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.

5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.S. Kors, griffier.

w.g. Lubberdink    w.g. Kors
voorzieningenrechter    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 27 maart 2019

687.