Afdeling bestuursrechtspraak zet voorwaarden voor intrekken natuurvergunning op een rij

Gepubliceerd op 20 januari 2021

Het provinciebestuur hoeft een natuurvergunning niet in te trekken, als het kiest voor andere maatregelen die verslechtering van de natuur kunnen voorkomen. Daarbij kan gedacht worden aan een programma of een pakket van maatregelen dat gericht is op daling van stikstofneerslag. Dat blijkt uit een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van vandaag (20 januari 2021) over de natuurvergunning voor een veehouderij in Oirschot. Overigens blijft die natuurvergunning overeind, omdat deze veehouderij door een wetswijziging inmiddels geen natuurvergunning meer nodig heeft.

Achtergrond

Het gaat in deze zaak om een veehouderij aan de Logtsebaan in Oirschot, in de buurt van het Natura 2000-gebied Kampina en Oisterwijkse Vennen. De eigenaar wilde daar aanvankelijk een varkenshouderij van maken met ruim 19.000 biggen. Het provinciebestuur van Noord-Brabant verleende daarvoor in 2013 een natuurvergunning. Van die vergunning is al die jaren geen gebruikgemaakt. BMF en Natuurmonumenten willen de vergunning van tafel hebben, om te voorkomen dat de veehouderij alsnog van start gaat en dan stikstof gaat uitstoten op het Natura 2000-gebied dat al door stikstof is overbelast. Het provinciebestuur weigerde echter om de natuurvergunning in te trekken.

De omstandigheden op een rij

De Afdeling bestuursrechtspraak gaat in de uitspraak van vandaag uitgebreid in op de omstandigheden die een rol spelen bij een verzoek om intrekking van een natuurvergunning. Het gaat dan specifiek over een situatie waarbij de natuurwaarden in het Natura 2000-gebied in de omgeving achteruit (dreigen te) gaan en de vergunde activiteit invloed heeft op die natuurwaarden.

  • Als de natuurwaarden achteruit dreigen te gaan, dan moeten het provinciebestuur maatregelen treffen om die achteruitgang te voorkomen.
  • Intrekking van de natuurvergunning kan dan zo’n maatregel zijn, maar het is aan het provinciebestuur om hier al dan niet voor te kiezen. Het provinciebestuur mag ook andere maatregelen treffen. Alleen als intrekken van de natuurvergunning de enige maatregel is om de verslechtering van de natuur te voorkomen, moet het provinciebestuur de vergunning intrekken.
  • Als het provinciebestuur ervoor kiest om andere maatregelen te treffen om de achteruitgang van de natuurwaarden tegen te gaan, bijvoorbeeld in de vorm van een pakket of programma, dan zal het die keuze goed moeten onderbouwen. Namelijk door ‘uit te leggen welke andere maatregelen zijn of zullen worden getroffen, binnen welk tijdpad de maatregelen worden uitgevoerd en wanneer verwacht wordt dat deze effectief zijn’.

Wat betekent dit voor de veehouderij in Oirschot?

Dit alles heeft voor de natuurvergunning voor de veehouderij in Oirschot geen gevolgen. Die vergunning is verleend op basis van ‘intern salderen’, waarbij er geen significante gevolgen zijn voor het Natura 2000-gebied Kampina en Oisterwijkse Vennen. Door een wijziging van de Wet natuurbescherming is voor zulke gevallen geen vergunning meer nodig. Het provinciebestuur kan hierdoor schade aan de natuurwaarden niet meer voorkomen met een intrekking van de vergunning. De Afdeling bestuursrechtspraak laat het besluit van het provinciebestuur daarom in stand. Ook blijft in een andere uitspraak van vandaag de weigering van het gemeentebestuur van Oirschot overeind om de aan de veehouderij verleende omgevingsvergunning in te trekken. De omgevingsvergunning die in 2018 is verleend voor verandering van de veehouderij, wordt door de Afdeling bestuursrechtspraak wel vernietigd.


Lees de volledige tekst van de uitspraak met zaaknummer 201907146/1. Lees daarnaast ook de uitspraken over de omgevingsvergunningen van het gemeentebestuur van Oirschot voor de veehouderij met zaaknummers 201907142/1 en 201907144/1.