Welkomstwoord bij het symposium Viering 175 jaar Grondwet 1848


Welkomstwoord van vice-president mr. Thom de Graaf bij het symposium ‘Viering 175 jaar Grondwet 1848’ op donderdag 2 november 2023 in de Gotische zaal.

Excellentie, geachte aanwezigen,

Graag heet ik u allemaal van harte welkom in de Gotische Zaal. Ik verwelkom u als huisbaas, maar niet als gastheer, want dit symposium ter gelegenheid van 175 jaar Grondwet 1848, is georganiseerd door het Montesquieu Instituut en het ministerie van BZK, het ministerie van de Grondwet. Een eminent gezelschap – dat bent u dus allemaal – gaat zich vandaag buigen over de relevantie en de actualiteit van de Grondwet. Mooi dat dat hier gebeurt in deze Gotische Zaal, die daar niet alleen heel geschikt voor is, maar ook een zekere historische connectie heeft met die Grondwet van 1848.
De zaal zelf heeft daarin geen grote rol gespeeld en ook niet in andere historische staatkundige gebeurtenissen, tenzij wij het huwelijk van prinses Sophie met haar neef, groothertog Karel Alexander van Saksen-Weimar-Eisenach, hieronder moeten rangschikken.

Maar: de Gotische Zaal behoort tot het Paleis Kneuterdijk, tóen het woonpaleis van koning Willem II en koningin Anna Pawlowna. En dat paleisje zelf speelde wél een hoofdrol. Wij hielden op 16 maart jongstleden nog een kleine bijeenkomst om te memoreren dat toen 175 jaar eerder in het paleisje Willem II, zoals hij het zelf tegen buitenlandse gezanten omschreef, in een nacht was bekeerd van zeer conservatief naar zeer liberaal. Een grote metamorfose van een Koning die bijtijds inzag dat hij beter zelf een revolutie van binnenuit kon regisseren dan het slachtoffer te worden van een revolte van buitenaf. In dat woelige Europese revolutiejaar 1848, door Christopher Clark in zijn nieuwe boek omschreven als de “Europese Lente”, leken meer monarchen te sneuvelen. Onzeker wat hem te wachten stond, besloot Willem II híer in te stemmen met een grondwetscommissie met vergaand mandaat, behulpzaam begeleid, of moet ik zeggen onder druk gezet, door de liberale advocaat Donker Curtius. Grote man achter de hervormingen was natuurlijk Thorbecke, die voorzitter werd van de grondwetscommissie. De conservatieven waren pat gesteld, de weg werd gebaand voor vergaande veranderingen in de Nederlandse constitutie.

Nog geen acht maanden later – morgen wederom precies 175 jaar geleden - werd de politieke ministeriële verantwoordelijkheid ingevoerd, kwam er direct kiesrecht, zij het alleen nog voor bevoorrechte burgers van het mannelijk geslacht, kreeg de Tweede Kamer belangrijke nieuwe of sterk uitgebreide bevoegdheden, zoals de rechten van amendement, initiatief en onderzoek, zagen enkele grondrechten voor het eerst het licht en werd de basis gesmeed voor uniform en autonoom decentraal bestuur.

Onderwerpen die de Grondwet nog steeds relevant en actueel maken en van invloed zijn op het dagelijkse leven van iedere burger. Ik plaats daar natuurlijk wel de kanttekening bij dat de Grondwet van 1848 nog bij lange na niet stond voor de democratische rechtsstaat zoals we die vandaag de dag kennen.

Daartoe moest eerst nog het parlementaire stelsel met de vertrouwensregel worden gevestigd – dat gebeurde pas in de tweede helft van de negentiende eeuw. En ook de Grondwet zou nog een fors aantal keren – soms fundamenteel - worden gewijzigd. U kent de belangrijke mijlpalen, bijvoorbeeld: de invoering van het algemeen kiesrecht (1917/19) en het huidige kiesstelsel van evenredige vertegenwoordiging, de gelijke bekostiging van het openbaar en bijzonder onderwijs (1917) en de opneming van een uitgebreid hoofdstuk 1 over grondrechten in 1983. Ook nadien, tot en met dit jaar, zijn nog nog belangrijke wijzigingen in onze Grondwet aangebracht. Ik noem als voorbeeld de wijziging van de grondwetherzieningsprocedure (artikel 137) door opneming van een valbijlconstructie, waarmee is komen vast te staan dat de tweede lezing niet langer over een Tweede Kamerperiode heen kan worden ‘getild’. Eerder is daar nog wel eens een aardig maar tijdrovend debat over gevoerd, inclusief een uitvoerige voorlichting door de Raad van State in de tijd dat ik zelf als minister enkele grondwetsherzieningen bepleitte.

De grondwetsveranderingen, ik denk ook aan de wijzigingen van artikel 1, waren veelal het sluitstuk van een langdurig politiek en maatschappelijk debat. Andere voorstellen voor verandering zijn nog aanhangig of in voorbereiding. Ondanks de relatief zware herzieningsprocedure zit er dus toch wel enige beweging in de Grondwet. De vraag is wel of het allemaal genoeg is en of het snel genoeg gaat, en wat de beste strategieën zijn waardoor de Grondwet zijn functies optimaal kan blijven vervullen; vragen die vandaag – naar ik vermoed – door anderen worden geadresseerd.

Ik volsta ermee te constateren dat enige grandeur onze sobere Grondwet nog steeds vreemd is. Geen verheven aanhef zoals het Amerikaanse ‘We, the people’. Geen plechtige preambule zoals de Franse Grondwet kent, waarin het volk zijn gehechtheid aan de mensenrechten en de beginselen van de nationale soevereiniteit uitspreekt. Zelfs Duitsland kent een romantisch begin van het Grundgesetz waarin het volk uitspreekt zich bewust te zijn van zijn verantwoordelijkheid jegens God en de mensen en bezield te zijn van de wil om in een verenigd Europa de wereldvrede te bewaren.

Niets van dit alles bij ons. Ja, sinds de zomer van vorig jaar gaat aan artikel 1 een algemene bepaling vooraf: De Grondwet waarborgt de grondrechten en de democratische rechtsstaat. Een bescheiden waarheid, waarvan het vraag is of die nu de symbolische functie vervult die indertijd werd beoogd. Als een van de ondertekenaars in de Eerste Kamer van de motie-Engels c.s. die in 2012 de grondslag vormde voor deze algemene bepaling, vind ik deze tekst zelf wat magertjes, maar er is in ieder geval nu iets. Niet zonder relevantie, maar meer juridisch dan symbolisch, en zelfs dat slechts in geringe mate.

Ik kan het niet laten om nog even te verwijzen naar de Staatsregeling voor het Bataafsche Volk van 1798, de wat vergeten allereerste Grondwet in ons land, zij het niet van het Koninkrijk, want dat moest immers nog geboren worden. De preambule klonk als een klok:

Het Bataafsche Volk, zig vormende tot eenen ondeelbaren Staat, en bezeffende, dat het voornaame bederf van alle Regeeringen gelegen is in de miskenning der natuurlijke en geheiligde regten van den Mensch in Maatschappij.

Een klaroenstoot van de meest democratische Grondwet van z’n tijd, waarin het gelijkheidsbeginsel al was verankerd. Ook die Staatsregeling van dit jaar 225 jaar geleden, mag wel worden gememoreerd, al dan niet met een feestje.

De geschiedenis is belangrijk als bron van ons constitutioneel besef. Zelfs een zakelijke Grondwet als die van het Nederland van nu krijgt meer betekenis, meer diepte en duiding als de historie daarvan wordt mee verteld en meegewogen.

Dat geeft ook het belang aan dat er naast concrete grondwetswijzigingen anderszins meer aandacht komt voor de Grondwet. Ik wijs op enkele recente omvangrijke publicaties over de Grondwet1, maar ook op de wettelijk voorgeschreven aandacht voor de Grondwet in het onderwijs, en de toegenomen interesse voor de constitutionele kwaliteit van wetgeving, mede door de discussie over mogelijke toekomstige rechterlijke toetsing van wetgeving aan de Grondwet.

Die aandacht voor de Grondwet is belangrijk, omdat de Grondwet het juridisch-staatkundig basisdocument is van Nederland, dat constitueert, attribueert, reguleert en legitimeert, en daarmee het kader vormt voor ons leven in een democratische rechtsstaat.

Let wel, soms gaat het goed fout, zoals met de kinderopvangtoeslag. Toch blijkt het systeem van checks en balances – macht en tegenmacht – veerkrachtig genoeg om de fouten te adresseren, zoals ook de Venetië Commissie in 2021 concludeerde. Wij dragen allemaal bij aan die checks and balances, alle instituties, maar ook wetenschap, media en burgers, georganiseerd en ongeorganiseerd. En ook wij kunnen het altijd beter doen, bijvoorbeeld in ons constitutioneel besef, dat ook in Den Haag soms begraven lijkt. Zelfs onder juristen, zo blijkt uit recent Leids onderzoek, mag dat besef nog wel versterkt worden.2

Terug naar de grote herziening van de Grondwet in 1848. Het begon niet allemaal toen pas, maar het was wel een grote en decisieve stap voorwaarts. Het Paleis Kneuterdijk was deels daarvoor het decor, dat geeft iets van Huizinga’s ‘historische sensatie’. Ik heb niet kunnen achterhalen waar Willem II uiteindelijk zijn handtekening onder die Grondwet zette. Was het in de Trêveszaal waar de Eerste Kamer toen bijeenkwam of in paleis Kneuterdijk? Wij neigen vanzelfsprekend naar het laatste.

Interessant is overigens dat op de dag dat de herziene Grondwet plechtig werd afgekondigd, vrijdag 3 november 1848, Thorbecke als blijk van waardering voor zijn werk in de grondwetscommissie bij koninklijk besluit werd benoemd tot staatsraad in buitengewone dienst. Het had voor Thorbecke niet gehoeven.3 Tsja.

Ik wens u een mooi en vruchtbaar symposium toe.



[1] Afshin Ellian, Bastiaan Rijpkema (redactie), Een nieuw commentaar op de Grondwet, Amsterdam, BoomFilosofie, 2022. Wim Voermans, Het verhaal van de Grondwet, Amsterdam, Prometheus, 2019. Wim Voermans, Onze Constitutie, Amsterdam, Prometheus, 2023. Janneke Gerards, Jurgen Goossens, Eva van Vugt (redactie), Constitutionele verandering in Nederland? De grondwetsherzieningen van 2022 en 2023, Amsterdam, Boomjuridisch, 2023.

[2] J. But, ‘Grondwet begrepen door gewone mensen. Empirisch onderzoek naar internalisering van het constitutionele recht’, NJB 2023/1323 (30 mei 2023).

[3] Remieg Aerts, Thorbecke wil het. Biografie van een staatsman, Amsterdam, Prometheus, 2018, p.375