Welkomstwoord bij de bijeenkomst over de grondwetscommissie 1848


Welkomstwoord van de vice-president van de Raad van State bij de bijeenkomst over de grondwetscommissie 1848 op donderdag 16 maart 2023 in Paleis Kneuterdijk in Den Haag.

Van harte welkom bij de Raad van State in het Paleis Kneuterdijk.

Vandaag, precies 175 jaar geleden, schijnt Koning Willem II ten overstaan van buitenlandse diplomaten gegrapt te hebben dat hij in vierentwintig uur van très conservatif très liberal was geworden. Een wrange grap ongetwijfeld, want de Koning was onzeker over wat hem te wachten stond. Het was 16 maart 1848, een revolutiejaar in heel Europa. De dag erna stemde hij in met de vorming van een grondwetscommissie met vergaand mandaat, behulpzaam begeleid, of moet ik zeggen onder druk gezet, door de liberale advocaat Dirk Donker Curtius. De conservatieven stonden paf, het pad werd gebaand voor vergaande veranderingen in de Nederlandse constitutie.

In Paleis Kneuterdijk zetelt nu de Raad van State. Als Hoog College van Staat bewaakt hij de grondslagen van rechtsstaat en parlementaire democratie. Als er één institutie is die het belang van de historische wortels van onze staatsinrichting beseft, is het wel de Raad van State. Niet alleen door de functie van de Raad in de moderne democratische rechtsstaat, maar ook door de plek waarop die wordt uitgeoefend. Het was op deze plek – toen het Haagse woonpaleis van Willem II en Anna Paulowna - waar zich de gebeurtenissen afspeelden die de opmaat vormden voor de Grondwet 1848.
Demonstraties voor de deur, aanhankelijkheidsbetuigingen met een verontrustende ondertoon, een onrustige koningin, een onzekere koning, boze conservatieve ministers, liberalen die hun kans schoon zagen.
Wie over die dagen leest, zou willen dat er een film van wordt gemaakt, drama genoeg. Dat zou voor de biografen van Willem II, Donker Curtius en Thorbecke, alle drie hier aanwezig, overigens ook interessant zijn. Zij kunnen zo het scenario schrijven.

Onze Grondwet staat bekend als een ietwat bleek staatsdocument. Een ‘oude dame’ die al heel lang meegaat en af en toe, zoals rond 1983 is opgemerkt, weer een facelift krijgt, maar weinig vitaal oogt. Je kunt niet zeggen dat de Grondwet in Nederland enorm leeft. Wij onderwijzen de Grondwet nauwelijks, zodat veel mensen nagenoeg onbekend zijn met de inhoud ervan. En rechters toetsen wetten niet aan grondwettelijke bepalingen, maar altijd aan equivalenten in internationale verdragen of aan het Unierecht. Het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens is wat dit betreft bekender dan ons eigen hoofdstuk I van de Grondwet.

Enige grandeur is de Grondwet vreemd. Geen verheven aanhef zoals het Amerikaanse ‘We, the people’. Geen plechtige preambule zoals de Franse Grondwet kent, waarin het volk zijn gehechtheid aan de mensenrechten en de beginselen van de nationale soevereiniteit uitspreekt. Zelfs Duitsland kent een romantisch begin van het Grundgesetz waarin het volk uitspreekt zich bewust te zijn van zijn verantwoordelijkheid jegens God en de mensen en bezield te zijn van de wil om in een verenigd Europa de wereldvrede te bewaren.

Niets van dit alles bij ons. Tot voor kort begon de Grondwet gewoon heel zakelijk met artikel 1. Pas recentelijk gaat aan dat eerste artikel een algemene bepaling vooraf: De Grondwet waarborgt de grondrechten en de democratische rechtsstaat. Een bescheiden waarheid als alternatief voor een fraaie preambule om meer symbolische betekenis aan de Grondwet te geven. Als een van de ondertekenaars in de Eerste Kamer van de motie-Engels c.s. die in 2012 de grondslag vormde voor deze algemene bepaling, vind ik dat die nog wel wat omvattender had kunnen luiden, maar er is in ieder geval nu iets. Niet zonder relevantie, maar meer juridisch dan symbolisch.

Nee, dan de Staatsregeling voor het Bataafsche Volk van 1798, de allereerste Grondwet in ons land, zij het niet van het Koninkrijk, dat moest immers nog geboren worden. De preambule klonk als een klok:

Het Bataafsche Volk, zig vormende tot eenen ondeelbaren Staat, en bezeffende, dat het voornaame bederf van alle Regeeringen gelegen is in de miskenning der natuurlijke en geheiligde regten van den Mensch in Maatschappij.

Een klaroenstoot van de meest democratische Grondwet van z’n tijd, waarin het gelijkheidsbeginsel al was verankerd. Wij lijken die collectief te zijn vergeten.

Maar de geschiedenis is belangrijk als bron van ons constitutioneel besef.

Zelfs een zakelijke Grondwet als die van het Koninkrijk van nu krijgt meer betekenis, meer diepte en duiding als de historie daarvan wordt meegewogen. De grote herziening van 1848 wordt algemeen als een beslissende wending in onze staatsinrichting gezien. Het beginsel van de politieke ministeriële verantwoordelijkheid en de introductie van direct kiesrecht, zij het nog op bescheiden, want vermogende mannelijke leest, markeerde het begin van een volwassen parlementair stelsel. Wat ging daaraan vooraf en waarom toen? De biografieën die Jeroen van Zanten en Mathijs van de Waardt schreven over Willem II respectievelijk Donker Curtius, schetsen een deel van die historie, net als natuurlijk het boek van Remieg Aerts over Thorbecke en eerdere publicaties.

De strijd om de Grondwet rondom 1848 kan aan de hand van deze belangrijke historische onderzoeken ongeveer van dag tot dag worden gevolgd, en dat is een groot goed. Een stukje daarvan, maar niet het onbelangrijkste stukje, speelde zich hier af, op de Kneuterdijk, tegen de achtergrond van nationale en internationale onrust. Ik voel toch iets van Huizinga’s historische sensatie dat op deze plek 175 jaar geleden een confrontatie van gevestigde macht met nieuwe ideeën de voedingsbodem vormde voor de parlementaire democratie, zoals wij die in essentie nog steeds koesteren. Jeroen van Zanten en Mathijs van de Waardt zullen ons vanmiddag in die historische sensatie begeleiden met hun kennis en inzicht in de hoofdrolspelers van toen. Daar dank ik hen bij voorbaat voor. Zij brengen 1848 vanmiddag terug naar de Kneuterdijk.