Rechtsstaat, vrijheid en democratie horen bij elkaar


Lezing Thom de Graaf, vice-president Raad van State, ter gelegenheid van de opening van het Infocentrum WOII, Nijmegen, 23 februari 2019.

De herdenking die gisteren in de Stevenskerk, bij het monument De Schommel en elders in Nijmegen plaatsvond, was indrukwekkend. Herdenken heeft betekenis, dat werd eens te meer duidelijk. Een tachtigjarige vrouw die vertelde hoe zij als kleuter iets eerder de klas uitging om een kralenketting aan haar vriendinnetje te laten zien en door dat toeval een van de vijf overlevenden werd van een school van 30 kinderen, haar broertje bleef in de klas achter en was op slag dood.

Vijfenzeventig jaar geleden vielen bommen op de verkeerde plaatsen, als er überhaupt al goede plekken voor vallende bommen te bedenken zijn. Bommen die wel bedoeld waren, zijn even dodelijk als bommen die bij vergissing of onzorgvuldig zijn afgeworpen. Bommen die bij wijze van collateral dammage de burgerbevolking raken, zijn in alle betekenissen van het woord misplaatst.

Lange tijd werd er gezwegen en niet herdacht. In de eerste jaren na de oorlog stond vooruit kijken, opnieuw beginnen, voorop, terugkijken kon later altijd nog wel. De decennia daarna bleef dat zo. Het bombardement met de bijna achthonderd doden werd gezien als een pijnlijke misser van onze eigen geallieerden. Moesten we ze die fout elk jaar weer inpeperen?

Later, in de jaren zestig en zeventig leek ‘t er op dat de oorlog herdenken en aandacht voor veteranen en militaire geschiedenis een politieke waardebepaling was, een positie die je in het politieke debat innam. In mijn generatie speelde dat. Rechts maakte zich druk over de herdenking van de tweede wereldoorlog, links liever over het Amerikaanse imperialisme in Vietnam of later over de plaatsing van kruisrakketten.

Die politisering zijn wij gelukkig ver voorbij. Herdenken is van iedereen. Wij herdenken alle slachtoffers en de onvoorstelbare offers die gebracht zijn om onderdrukking te verslaan. En we denken met huiver aan hoe het zover ooit heeft kunnen komen.

Onderdrukking vormt de tegenpool van vrijheid. Vrijheid associëren we met licht, beweging, geluk, openheid, adem kunnen halen, geborgenheid. Die vrijheid koesteren wij, vieren we elk jaar op hoogtijdagen als 5 mei en hier in Nijmegen 20 september. Feest en vrolijkheid tegen de achtergrond van hoe het ooit anders was: donker, schraal, beperkt, afgesneden van menselijke waardigheid, verstoken van recht. Eigenlijk: verstoken van de rechtsstaat.

Ik wil vanmiddag in deze flitslezing iets zeggen over de rechtsstaat. Wat is dat, waarom moeten wij de rechtsstaat koesteren? Geen vrijheid zonder rechtsstaat. Ik denk dat wij dat allemaal vanzelfsprekend vinden. Maar wat bedoelen we precies?

Er wordt veel over de rechtsstaat gesproken en geschreven, maar eerlijk gezegd niet altijd even duidelijk. Vaak wordt de rechtsstaat als een soort absoluut begrip in de strijd geworpen, bij een politiek debat bijvoorbeeld of een maatschappelijke actie. Boze advocaten demonstreren in toga in een rondje om het Binnenhof en dragen borden mee waarop staat: Red de rechtsstaat en Zonder rechtshulp geen rechtsstaat! Op zichzelf begrijpelijke bezorgdheid, maar misschien erg stevig aangezet. Gaat onze rechtsstaat er echt aan als de toegang tot de rechter anders wordt georganiseerd?

Die overdrive in protesten hoor je vaker. De rechtsstaat wordt volgens tegenstanders afgebroken als er voorstellen worden gedaan voor het vaststellen van quota voor vluchtelingen. Als burgemeesters hun openbare orde-bevoegdheden stevig inzetten, als er twijfel ontstaat over de bejegening van verdachten door politie of justitie, als politici pleiten voor minimumstraffen of als de inlichtingen- en veiligheidsdiensten meer digitale bevoegdheden krijgen.

Ik meen dat je een beetje moet oppassen om overal de rechtsstaat er met de haren bij te slepen. Minister van Justitie en Veiligheid Grapperhaus, schreef kort voor zijn aantreden een prikkelend boekje over sociale gelijkwaardigheid, waarin hij pleit voor verkleining van de kansenverschillen tussen mensen. Het boekje heet Rafels aan de rechtsstaat. Ik begrijp zijn hartenkreet maar betwijfel of een pleidooi voor meer sociale gelijkheid direct de rechtsstaat raakt. Rekken we die term niet teveel op? Het is overigens mooi dat de auteur nu als minister de kans krijgt om zelf aan die ongelijkheid iets te doen. En het is onvermijdelijk dat op zijn beurt hij nu weer van zijn opponenten het verwijt zal krijgen de rechtsstaat aan te tasten.

Begrijpt u mij niet verkeerd. Het zijn vaak legitieme zorgen die in een publiek debat thuis horen. Als ik een relativerende opmerking maak, wil ik die zorgen niet bagatelliseren. Maar ik vraag mij wel af of zij allemaal de essentie van de rechtsstaat raken. Is het verstandig is om bij iedere politieke twist in de democratie het grootst denkbare kanon in stelling te brengen? Als voortdurend de rechtsstaat wordt gebruikt als het ultieme kritische argument, lijdt dat argument snel aan oplopende inflatie. De zeggingskracht neemt dan af.

De rechtsstaat loopt daarmee ook een risico om gepolitiseerd en dus gepolariseerd te raken. De rechtsstaat zou van iedereen moeten zijn en niet het monopolie van de linkerkant of de rechterkant of het midden van het politieke spectrum of van protestbewegingen of juist van gevestigde belangen. Ouderen herinneren zich nog dat in de jaren tachtig autonomen en krakers de leuze voerden Uw rechtsorde is de onze niet. Dat zouden we met de rechtsstaat niet moeten willen.

Wordt de rechtsstaat in Nederland aangetast?

Misschien is het verstandig te verkennen waar we het over hebben. Er zijn juridische, sociologische en zelfs bestuurskundige perspectieven op de rechtsstaat denkbaar en er is ontzettend veel over gedacht en geschreven. Het heeft niet veel zin om dat hier allemaal op te sommen. Maar de hoofdelementen kan ik duidelijk maken aan de oorlogsjaren, aan wat er niet was wat er in een rechtsstaat wel is.

Nederland kon in de oorlogsjaren in geen enkel opzicht een rechtsstaat worden genoemd, zelfs niet een droeve afspiegeling er van. De soevereiniteit van ons land had opgehouden te bestaan. Er bestond ook geen volksvertegenwoordiging meer die medeverantwoordelijkheid nam voor de regels die aan burgers worden opgelegd. Het handelen van de overheid was in vele gevallen niet langer gebaseerd op wet en recht. Fundamentele rechten van iedereen, zoals de vrijheid van meningsuiting en godsdienst, vrijheid van vergadering en vereniging, het recht op gelijke behandeling, werden niet langer beschermd door de overheid maar feitelijk afgeschaft en wie die rechten opeiste of er gebruik maakte, zelfs in beslotenheid, werd gestraft. De vrije pers was illegaal. Bescherming tegen willekeur van de overheid bestond niet langer. Onafhankelijke en onpartijdige rechtsspraak werd ondermijnd, uitgehold en ingewisseld voor ideologische gelijkschakeling of simpelweg omzeild. Rechtsbescherming, vrije toegang tot de rechter en rechtszekerheid waren volstrekt illusoire begrippen geworden. Denk alleen al aan verzetsstrijders die zonder enige vorm van proces of ns een schijnvertoning werden geëxecuteerd of in Nacht und Nebel werden afgevoerd. Elke kritische reflectie op overheidshandelen werd onderdrukt. Nederland was in alle opzichten een onrechtstaat.

Dames en heren,

Uit die onrechtstaat kan de contramal, de rechtsstaat, worden afgeleid. Ze zijn als nacht en dag, duisternis en licht. Maar net als in de natuur bestaan er ook in de rechtsstaat avond- en ochtendschemer. Denk aan de bevrijding van de Duitse bezetting in 1944/1945. Die betekende niet dat de rechtsstaat van het ene op het andere moment volledig was hersteld. Dat duurde enige tijd, met een geallieerde bezetting, een militair bewind en een geleidelijke overgang naar burgerlijk bestuur dat nog heel restrictief was.

Sterker nog: naar de huidige maatstaven zouden wij de Nederlandse samenleving van het eerste decennium na de oorlog niet in alle opzichten even rechtsstatelijk vinden. Het legaliteitsbeginsel, de zogenoemde rule of law, werd natuurlijk wel hersteld, grondrechten konden weer worden uitgeoefend en er was weer een gekozen parlement. Maar gelijkwaardigheid voor de wet en gelijke behandeling waren in de wederopbouw nog betrekkelijke begrippen. Vrouwen hadden sinds enkele decennia kiesrecht, maar werden door de wetgever nog ongelijk behandeld in het familie- en het arbeidsrecht, ambtenaren werden beperkt in hun vrijheid van meningsuiting, de toegang tot de rechter werd nauwelijks gefaciliteerd voor mensen met geen of lage inkomens. Joden die de Holocaust hadden overleefd en terugkeerden uit kampen of onderduik bleken hun eigendoms- of bezitsrechten te hebben verspeeld.

Kortom: de rechtsstaat is geen absoluut begrip maar een stelsel dat met vallen en opstaan wordt ontwikkeld. Het zegt iets over de formele relatie tussen overheid en burger, maar ook iets over de sociale opdracht van de staat en over de kwaliteit van parlement, bestuur en overheidshandelen. Een nastrevenswaardig ideaal dat in en door de tijd wordt vormgegeven.

Hoewel rechtsstaat en vrijheid in elkaars verlengde liggen, is het één niet synoniem aan het ander. De inwoners van Nijmegen werden vrij toen de Britten en Amerikanen de stad op de Duitse bezetter veroverden. Maar het duurde nog een tijd voordat die vrijheid echt geborgd kon worden door recht en bescherming in dat recht. Dat gaat niet vanzelf. Wij moeten steeds onszelf en onze overheid aan het recht binden en aan wezenlijke normen die voor alle mensen gelden en die voor de overheid een permanente opdracht vormen. Recht als de poort naar echte vrijheid.

Dát is het ideaal van de rechtsstaat.

In geen enkel land ter wereld is de rechtsstaat helemaal klaar. Dat kan ook nauwelijks, het is en blijft mensenwerk. Er zijn altijd wel ondermijnende krachten en praktische problemen, er is altijd te weinig geld en de overheid is overal verre van perfect, zelfs in een land als Nederland dat naar internationale maatstaven hoog op de rechtsstatelijke ladder staat.

Nederland verkeert gelukkig niet in de gevarenzone en we hoeven niet elke dag de alarmbel te rinkelen. Maar het is wel een opdracht voor iedereen om de rechtsstaat te onderhouden en erosie tegen te gaan. Ik ben onder de indruk van beschouwingen die de potentiële kwetsbaarheid van de rechtsstaat analyseren. Herman Tjeenk Willink wijst er in zijn pamflet Groter denken, kleiner doen op dat de waarde van de instituties van de rechtstaat meer en meer wordt veronachtzaamd en dat de overheid door gebrek aan staatsrechtelijk besef en doorgeschoten privatisering en verzelfstandiging verantwoordelijkheden heeft zoekgemaakt. Die waarschuwing is terecht, we hebben weerbare en krachtige instituties nodig, een sterke rechtspraak, een goed onderlegd bestuurlijk en ambtelijk apparaat, een goed parlement en een heldere verantwoordelijkheidsverdeling.

De politiek is hier alles bepalend. Als volksvertegenwoordigers vooral bezig zijn elkaar in de arena te bestrijden om zo het eigen profiel aan te scherpen, wordt de belangrijke taak om samen te zoeken naar overeenstemming over wat in het algemeen belang noodzakelijk is, ondergraven. Als politici de waarde van de instituties als de rechtelijke macht, goed bestuur en sterke hulpstructuren voor burgers als de advocatuur en journalistiek voornamelijk financieel en op grond van efficiency beoordelen, tasten zij het gezag van de overheid aan. En niet alleen dat, maar ook het vertrouwen van de burgers.

Dames en heren,

Het democratisch vermogen van de politiek is meer dan het tellen van meerderheden. Soms wordt die indruk nog wel eens gewekt. In een extreem populistische opvatting kan de democratische meerderheid de minderheid het zwijgen opleggen. Kan de rechter zomaar bij meerderheid worden gekneveld. Kunnen de grondrechten van gelijke behandeling of van godsdienstvrijheid voor bepaalde groepen in de samenleving bij meerderheidsbeslissing vergaand worden beperkt. Wie democratie als een telmachine ziet, kan de democratie zelfs gebruiken om haar af te schaffen. Dat is wat er in Duitsland gebeurde met de Weimar-republiek.

Die schrale en wezenlijk gevaarlijke opvatting van democratie als pure meerderheidsmachine verdraagt zich niet met de rechtsstaat. Ernst Hirsch Ballin heeft ooit terecht gezegd dat democratie en rechtsstaat niet los van elkaar verkrijgbaar zijn. De rechtsstaat veronderstelt een democratische betrokkenheid en een oprecht democratiebegrip vraagt om een rechtsstatelijke bedding. Om checks and balances, zoals de Britten zeggen.

In Nederland hebben we die. Ook al lijkt het er soms op dat het draagvlak afneemt, onze rechtsstaat kan nog steeds tegen een stootje.

Waar we ons meer zorgen over moeten maken is de situatie in een groot deel van de wereld om ons heen. In veel landen bestaat de rechtsstaat niet of maar mondjesmaat. De slogan Red de rechtsstaat lijkt van toepassing te worden op de Verenigde Staten onder Donald Trump. En op mede-lidstaten in de Europese Unie, zoals Polen en Hongarije en Roemenië. Red de rechtsstaat. Dat is helaas al te laat voor NAVO-bondgenoot Turkije waarvan de president meent dat er in de nieuwe grondwet van dat land geen verschil meer bestaat tussen de president en de wil van het volk.

Dames en heren,

Vrijheid en rechtsstaat, rechtsstaat en vrijheid, ze horen bij elkaar. En allebei zijn ze waard om voor te strijden. Zonder elkaar kunnen ze niet. De Dritte im Bunde is de democratie. Wie een van deze drie verwaarloost, brengt ook de andere twee in diskrediet. Gaan alle drie teloor, dan wacht de duisternis die onze ouders en grootouders vijfenzeventig jaar geleden hier en in Nederlands-Indië zo goed hebben gekend.

Dank voor uw aandacht.