Openingswoord bijeenkomst 65 jaar Statuut


Openingswoord vice-president bij de bijeenkomst ter gelegenheid van het 65-jarig bestaan van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden te Den Haag op 16 december 2019.

Koninklijke Hoogheid,

Hartelijk welkom. Fijn dat u hier in ons midden wilt zijn, bij de Raad van State waarvan u zo lang lid en voorzitter bent geweest.Ik hoop dat het een beetje voelt als thuiskomen. Letterlijk bent u ook zeer recent thuisgekomen, na een kort maar hevig bezoek aan de Bovenwindse eilanden. U had op Saba de regenponcho nodig, zagen wij, maar het was niettemin een geslaagd bezoek dat opnieuw uw verbondenheid met de natuur en de inwoners van de Caribische delen van het Koninkrijk onderstreepte. En vandaag bent u alweer hier, ik wil u daar graag voor bedanken.

Excellenties, dames en heren,

Ook aan u allemaal een welkom op deze bijeenkomst, ik noem het maar een mini-symposium, ter gelegenheid van het 13de lustrum van het Statuut voor het Koninkrijk. 65 jaar geleden plus één dag, was het 15 december 1954. Het was , zo hebben we nagekeken, een druilerige grijze winterdag in Nederland, dat hard aan het werk was met de wederopbouw. Tijdens een plechtigheid in de Ridderzaal, hier op een steenworp afstand, zette Koningin Juliana haar handtekening onder het Statuut. Met die handtekening werd een einde gemaakt aan de koloniale verhouding tussen Nederland en de Caribische eilanden.  Die verhouding ging terug tot de 17de eeuw met de onderwerping door de West-Indische Compagnie. De daarop volgende drie eeuwen werden voornamelijk gekenmerkt door dominantie, bevoogding en ongelijkheid, hoewel er natuurlijk ook sprake was van ontwikkeling en emancipatie.

In 1954 werd de relatie tussen kolonisator en koloniën met wederzijdse instemming omgesmeed tot een vrijwillige band tussen Koninkrijksdelen op basis van onderling respect en gelijkwaardigheid.   In de onderhandelingen die aan de handtekening van Koningin Juliana vooraf gingen, werd niet gekozen voor integratie van de overzeese gebiedsdelen met het moederland maar voor autonomie binnen zekere toezichtkaders, een stelsel dat in onze gedecentraliseerde eenheidsstaat de provincies en gemeenten bekend zal zijn voorgekomen. In zekere zin had Koningin Wilhelmina in haar beroemde rede van 7 december 1942 al gezinspeeld op een meer  federaal karakter van het toekomstige Koninkrijk, zij het dat toen nog vooral het oog gericht was op toenmalig Nederlands-Indië. Zoals u weet is het met Indonesië anders gelopen. Suriname koos in de jaren zeventig eveneens voor onafhankelijkheid en daarmee voor het verbreken van de formele Koninkrijksbanden. Daarvan hebben we overigens geleerd dat de staatkundige verbindingen kunnen worden doorgesneden, maar daarmee nog niet de vele banden die gevormd worden door gedeelde historie, sociale interactie en cultuur.

De Caribische eilanden kozen eveneens hun eigen weg, maar binnen het Koninkrijk. Eerst als de Nederlandse Antillen van de zes, daarna als de Antillen van de vijf en Aruba met een status aparte en sinds 10-10-10 als drie autonome landen en drie openbare lichamen binnen het Nederlands verband. Het Statuut heeft er niet aan in de weg gestaan en kon worden aangepast aan de nieuwe verhoudingen. Een centrale vraag is natuurlijk of het Statuut ook bestand is tegen de toekomst, of het een duurzaam staatsrechtelijk en staatkundig kader zal kunnen blijven en wat er voor nodig is om dat zeker te stellen.

De Raad van State van het Koninkrijk, want dat zijn wij, vindt het belangrijk om stil te staan bij dit jubileum van het Statuut en bij Koninkrijksdag.  Een aantal jaren is die dag gevierd met Koninkrijksconcerten in Dordrecht, Nijmegen en andere steden. Jammer dat daar een einde aan is gekomen.  We weten dat de politiek-bestuurlijke relaties binnen het Koninkrijk regelmatig onder spanning staan, er zijn genoeg problemen op het vlak van de financiële huishoudingen, de kwaliteit van het bestuur, de rechtshandhaving en de sociale ontwikkeling op de eilanden  en omgekeerd krijgt Nederland soms het verwijt te star te zijn  in toezicht en te onverschillig in steun.  Dat moge zo zijn,  het doet niets af aan het feit dat het Koninkrijksverband niet alleen maar een formeel, bestuurlijk-juridisch verband is, maar ook en misschien wel in de eerste plaats een verband tussen mensen aan weerzijden van de oceaan, niet alleen verbonden door hetzelfde paspoort maar vooral door een gedeelde historie, familierelaties en culturen die elkaar hebben beïnvloed. Dat wil ik vandaag graag benadrukken.

Dit mini-symposium kent enkele bijzondere sprekers en panels die de dagvoorzitter straks zal introduceren, maar ook muziek, want 65 jaar Statuut mag ook gevierd worden.  Terugkijken, vooruitkijken en een beetje een feestje.

Koninklijke Hoogheid,

Precies vijftien jaar geleden werd het vijftigjarig bestaan van het Statuut gevierd in de Ridderzaal. U kon er toen om privéredenen niet bij zijn, maar ontving wel eerder op die dag Caribische en Europese Nederlanders op het paleis. Ik mocht u toen, in een andere hoedanigheid, het eerste exemplaar aanbieden van een dichtbundel onder de titel “Met de wil elkander bij te staan”, werk van dichters uit alle delen van het Koninkrijk. In die bundel staat het gedicht Vice versa van de op Aruba geboren en getogen Frida Winklaar Domacassé, dat fraai uitdrukt hoe velen die van alle delen van het Koninkrijk houden zich soms kunnen voelen:

op mijn galerij denk ik aan je kolibrie
hoe je sierlijk je ballet uitvoert volgens
eeuwenoude choreografie ’s morgens
op mijn veranda door tropensymphonie

van palmen en passaatwinden begeleid 
een zoet ontbijt biedt je de chinese roos
ik staar steeds weer naar je telkens ademloos
toch raak ik daar de hangende mees niet kwijt

die in de winterse kou op mijn balkon
als een volleerde acrobaat aan een snoer
pinda’s voor mij zijn kapriolen verzon

zo pendel ik in gedachte van noord naar
zuid lig ik in mijn hangmat met veel leesvoer 
en rum-cola dorst ik hier opnieuw naar daar

Ik wens u allemaal een mooie Koninkrijksmiddag!

Dank u wel.