Gedragscode voor gerechtelijk deskundigen


De ‘Gedragscode voor gerechtelijk deskundigen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State’ geldt vanaf 1 februari 2018. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft deze gedragscode op 28 november 2019 gewijzigd vastgesteld. De wijzigingen hebben betrekking op de artikelen 20 en 24. De gewijzigde gedragscode is in werking getreden met ingang van 1 januari 2020.


§ 1. Toepassingsbereik

Artikel 1
1. Deze gedragscode is van toepassing op de door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) benoemde deskundigen.
2. De deskundige wordt geacht zich te houden aan de voor zijn beroepsgroep geldende normen, op welke wijze dan ook vastgelegd. Deze gedragscode dient ter aanvulling op geldende wettelijke bepalingen (zoals onder meer artikel 8:34 van de Algemene wet bestuursrecht) en beroepscodes.
3. Deze gedragscode geldt zowel voor de aanvaarding van de opdracht door de deskundige als voor de uitvoering van die opdracht.
4. Wanneer de Afdeling een organisatie, zoals bijvoorbeeld de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening, als deskundige benoemt, geldt deze gedragscode voor die organisatie als zodanig.
5. Deze gedragscode is ook van toepassing op een medewerker van een als deskundige benoemde organisatie, een derde-deskundige of een andere persoon, voor zover hij de deskundige bijstaat in de uitvoering van diens opdracht. De deskundige staat ervoor in dat ook deze personen zich aan deze gedragscode houden.

§ 2. Uitgangspunt

Artikel 2
De deskundige die zijn benoeming heeft aanvaard, stelt zich bij de uitvoering van de opdracht steeds op als een onafhankelijke, onpartijdige, zorgvuldige, vakbekwame en integere deskundige.

§ 3. De deskundige

Artikel 3
1. De deskundige dient op basis van zijn materiedeskundigheid en kennis van juridische procedures geschikt te zijn om over de kwestie in de voorliggende bestuursrechtelijke zaak te rapporteren.
2. Desgevraagd verstrekt de deskundige aan de Afdeling een verklaring omtrent zijn deskundigheid overeenkomstig een door de Afdeling vastgesteld model.

Artikel 4
De deskundige houdt zich op de hoogte van de ontwikkelingen op zijn deskundigheidsgebied.

Artikel 5
1. De deskundige is niet partijdig (bevooroordeeld of vooringenomen). Hij voorkomt ook de schijn van partijdigheid.
2. De deskundige heeft bij het uitvoeren van de opdracht geen inhoudelijk belang, dat wil zeggen geen belang bij de uitkomst ervan.
3. De deskundige laat zich aangaande zijn onderzoek, de resultaten ervan en de daarop gebaseerde conclusies evenmin leiden door een inhoudelijk belang van een ander.
4. De deskundige geeft de Afdeling en partijen – bijvoorbeeld door te verwijzen naar een website waarop de benodigde informatie te vinden is - inzicht in zijn nevenfuncties.
5. De deskundige aanvaardt geen opdracht die betrekking heeft op een zaak die een (potentieel) conflict van belangen oplevert, bijvoorbeeld vanwege het bestaan van een familieband of een andere relatie met partijen.

Artikel 6
De deskundige meldt iedere relevante beïnvloeding of poging daartoe bij de uitvoering van de opdracht onverwijld schriftelijk aan de Afdeling. De deskundige neemt bedoelde melding ook op in het verslag.

Artikel 7
De deskundige meldt een (potentieel) conflict van belangen, wanneer dat blijkt, onverwijld schriftelijk aan de Afdeling. Indien verslag wordt uitgebracht, neemt de deskundige bedoelde melding ook op in het verslag.

Artikel 8
De deskundige meldt onverwijld schriftelijk aan de Afdeling dat hij op enigerlei wijze betrokken is (geweest) bij de desbetreffende kwestie.

§ 4. De werkzaamheden

Artikel 9
De deskundige verricht zijn werkzaamheden binnen de grenzen van zijn deskundigheid.

Artikel 10
Indien de deskundige bij de uitvoering van de opdracht om wat voor reden dan ook afwijkt van de in de uitoefening van zijn beroep geldende regels en normen meldt hij dat uitdrukkelijk schriftelijk aan de Afdeling.

Artikel 11
1. De deskundige houdt zich aan de opdracht van de Afdeling.
2. Indien de opdracht van de Afdeling een algemene vraagstelling inhoudt, wordt deze beantwoord aan de hand van de beroepsgronden.
3. Indien de opdracht van de Afdeling niet een algemene, maar een gerichte vraagstelling inhoudt, wordt de beantwoording zoveel mogelijk daartoe beperkt.

Artikel 12
1. De deskundige vervult de opdracht zelf. Hij komt zelfstandig tot een op zijn deskundigheid gebaseerd oordeel, geeft daarover informatie en brengt daarvan verslag uit. Hij doet dit ook indien hij zich bij de uitvoering van de opdracht door anderen (bijvoorbeeld een derde-deskundige of een interne medewerker) laat bijstaan.
2. In geval de deskundige zich bij de uitvoering van de opdracht door anderen laat bijstaan, doet hij dit in overeenstemming met daartoe met de Afdeling gemaakte afspraken. De deskundige vermeldt de door hem ingeschakelde personen in zijn verslag.
3. De door de anderen verrichte werkzaamheden worden, met de daaraan verbonden opdracht, in het verslag gedocumenteerd, opdat duidelijk is hoe het verslag tot stand is gekomen.

Artikel 13
1. De deskundige draagt zorg voor de vereiste kwaliteit van het onderzoek.
2. De deskundige geeft inzicht in welke (onderzoeks)methode hij heeft gehanteerd. Hij vermeldt of dit een wettelijk voorgeschreven of aanvaarde (onderzoeks)methode is. Hij vermeldt ook of deze (onderzoeks)methode gecertificeerd is. Tevens vermeldt hij de eventuele beperkingen van de gehanteerde (onderzoeks)methode.
3. De deskundige maakt uitsluitend gebruik van voor de uitvoering van de opdracht geschikte (onderzoeks)methoden, apparatuur en materialen.

Artikel 14
De deskundige verzamelt, binnen de reikwijdte van zijn opdracht, noodzakelijk onderzoeksmateriaal of laat dit (mede) onder zijn verantwoordelijkheid doen.

Artikel 15
De deskundige gaat zorgvuldig om met het onderzoeksmateriaal. Voor zover mogelijk houdt hij het onderzoeksmateriaal beschikbaar voor tegenonderzoek.

Artikel 16
Onverminderd het daarover bepaalde in geldende wettelijke bepalingen en bestaande beroepscodes, is het de deskundige niet toegestaan onderzoeksmateriaal en gegevens te openbaren anders dan:
a. in het kader van de uitvoering van de opdracht;
b. voor wetenschappelijke doeleinden, mits deze gegevens niet herleidbaar zijn tot bij de zaak betrokken personen of instanties.

Artikel 17
De deskundige verzoekt bij onduidelijkheden de Afdeling om een schriftelijke opheldering van de te geven, dan wel gegeven, opdracht.

Artikel 18
Indien de (te geven) opdracht niet uitvoerbaar is, omdat:
a. deze niet of niet geheel binnen de grenzen van zijn deskundigheid valt,
b. de te verrichten werkzaamheden niet binnen de vastgestelde tijd gereed kunnen zijn,
c. de begrote kosten van de werkzaamheden niet toereikend blijken te zijn,
d. de deskundige niet over de vereiste faciliteiten, apparatuur of uitrusting beschikt,
e. zich naar het oordeel van de deskundige klemmende omstandigheden voordoen die aan het vervullen van de opdracht in de weg staan,
f. de opdracht anderszins naar het oordeel van de deskundige niet uitvoerbaar is,
meldt de deskundige dit onverwijld schriftelijk aan de Afdeling, onder opgaaf van redenen.

Artikel 19
Als zijn bevindingen binnen het desbetreffende deskundigheidsgebied redelijkerwijs kunnen leiden tot uiteenlopende interpretaties of conclusies, meldt de deskundige dit bij het geven van informatie of bij het uitbrengen van zijn verslag. Een eventueel debat tussen deskundigen kan dan op de vermelde interpretaties en conclusies worden toegespitst.

Artikel 20
1. De deskundige brengt een concept-verslag uit en stelt partijen in de gelegenheid hierop te reageren. De deskundige verwerkt de reacties in het definitieve deskundigenverslag.
2. Wanneer de Afdeling hierom verzoekt, brengt de deskundige direct een definitief verslag uit, waarna de Afdeling partijen in de gelegenheid stelt hun zienswijze hierop naar voren te brengen.
3. De deskundige maakt een aan de Afdeling uitgebracht deskundigenverslag – dat daarmee tot de gedingstukken behoort – als zodanig niet openbaar, ook niet nadat in het desbetreffende geschil uitspraak is gedaan.

Toelichting
(Lid 1) De hoofdregel is dat de deskundige eerst een concept-verslag uitbrengt waarop partijen kunnen reageren. De deskundige verwerkt de reacties in het definitieve deskundigenverslag, waarbij hij gemotiveerd ingaat op de reacties, voor zover die betrekking hebben op de feiten, de onderzoeksmethode en de totstandkoming van het verslag. De deskundige hoeft niet in te gaan op reacties die de grenzen van zijn deskundigheid te buiten gaan, bijvoorbeeld wanneer die uitsluitend gaan over juridische aspecten van de zaak.
(Lid 2) In sommige gevallen, wanneer de Afdeling hierom expliciet verzoekt, brengt de deskundige direct een definitief deskundigenverslag uit, bijvoorbeeld wanneer de Crisis- en herstelwet op de zaak van toepassing is of wanneer de zaak versneld wordt behandeld (artikel 8:52 Awb).

§ 5. Onderzoek ter plaatse

Artikel 21
1. In geval van onderzoek ter plaatse brengt de deskundige een bezoek aan alle locaties, voor zover dit voor de beoordeling van het geschil noodzakelijk is. De aard van het beroep of de opdracht van de Afdeling kan aanleiding geven van het onderzoek ter plaatse af te zien.
2. Als voor het onderzoek ter plaatse particulier grondgebied dient te worden betreden, zal de deskundige het bezoek van te voren aankondigen. De aard van het beroep of de opdracht van de Afdeling kan de deskundige aanleiding geven het bezoek onaangekondigd te verrichten. Krijgt de deskundige geen toestemming het grondgebied te betreden dan doet hij daarvan melding in het verslag.
3. Als de deskundige heeft afgezien van een onderzoek ter plaatse doet hij daarvan gemotiveerd melding in het verslag.

§ 6. Contact tussen de deskundige en partijen of derden

Artikel 22
De deskundige heeft in beginsel contact met de partijen, tenzij de opdracht van de Afdeling aanleiding geeft daarvan af te zien.

Artikel 23
De deskundige heeft in beginsel een persoonlijk gesprek met een vertegenwoordiger van het bevoegd gezag. Indien van dit persoonlijk gesprek wordt afgezien, benadert de deskundige het bevoegd gezag telefonisch of schriftelijk.

Artikel 24
1. De deskundige heeft in beginsel een gesprek met alle partijen. Het wordt aan partijen overgelaten of hun vertegenwoordiger of gemachtigde bij het gesprek aanwezig is. De advocaat/gemachtigde van partijen wordt van het gesprek van te voren door of namens de deskundige op de hoogte gesteld. Indien van dit gesprek wordt afgezien, worden partijen hierover door of namens de deskundige geïnformeerd.
2. De deskundige kan het gesprek met verschillende partijen combineren, mits deze partijen daarmee instemmen. De deskundige kan het gesprek per partij beperken tot een woordvoerder of contactpersoon.

Artikel 25
1. Indien de noodzaak of behoefte bestaat derde-belanghebbenden dan wel derden te horen, zal dit contact door de deskundige telefonisch, schriftelijk dan wel door middel van een persoonlijk gesprek plaatsvinden.
2. Derde-belanghebbenden, dan wel derden die zich als partij hebben aangemeld, worden door de deskundige in elk geval benaderd.

Artikel 26
1. De deskundige behandelt alle partijen, zoveel mogelijk, gelijk en met inachtneming van ieders privacy.
2. De deskundige maakt afspraken voor een persoonlijk gesprek met het bevoegd gezag, appellanten, derde-belanghebbenden en derden bij voorkeur ten minste één week maar in ieder geval ten minste drie werkdagen voordien. Van deze gesprekken doet de deskundige melding in het verslag onder vermelding van datum, naam, organisatie en hoedanigheid/functie, alsmede eventueel de reden van het gesprek. Tevens doet hij, waar nodig, melding in het verslag van de essentie van dat gesprek.
3. De deskundige geeft in geval van de hiervoor in deze paragraaf bedoelde contacten in het gesprek duidelijk aan, wat de reden van het contact is, in het kader van welke procedure het contact plaatsvindt, wat zijn rol is in de procedure, dat hij een onafhankelijke positie inneemt en wat het vervolg is van de procedure.
4. De deskundige neemt bij alle contacten een onpartijdige en onafhankelijke houding aan. Hij verkondigt geen eigen meningen en doet geen mededelingen over de mogelijke afloop van het geschil of over de termijnen van afdoening.
5. Over de inhoud van een verslag worden geen mededelingen gedaan voordat het definitieve verslag aan de Afdeling is uitgebracht.
6. De deskundige dient zich, desgevraagd, bij het bezoek te legitimeren.

§ 7. Doelmatigheid

Artikel 27
1. De deskundige verricht zijn werkzaamheden doelmatig en beheerst de kosten van zijn onderzoek. Hij beperkt het onderzoek, de informatie en het (mondelinge) verslag tot hetgeen voor het volbrengen van de opdracht noodzakelijk is.
2. Alvorens het onderzoek wordt uitgevoerd, maakt de deskundige duidelijke afspraken met de Afdeling over de kosten ervan. Desgevraagd kan hij inzicht geven in de opbouw van de kosten.
3. Indien het inschakelen van een derde bij het onderzoek extra kosten met zich brengt, maakt de deskundige daarover eerst duidelijke afspraken met de Afdeling.

§ 8. De informatie en het verslag

Artikel 28
1. De deskundige meldt, met inachtneming van de voor de uitoefening van zijn beroep geldende regels en normen, schriftelijk aan de Afdeling op welke feiten en omstandigheden zijn rapportage is gebaseerd, opdat dit voor de rechter en partijen controleerbaar is.
2. De deskundige geeft deugdelijk gemotiveerde informatie in bewoordingen die voor de Afdeling en de partijen zijn te begrijpen. Ditzelfde geldt voor zijn verslag.
3. De bij het onderzoek gebruikte bronnen van informatie dienen in het verslag te worden vermeld zodat deze bronnen voor de Afdeling en de partijen controleerbaar zijn.
4. Indien de deskundige zijn verslag mede baseert op door hem verzamelde stukken en partijen die stukken niet (kunnen) kennen, dan voegt hij deze stukken bij het verslag.
5. Desgevraagd beantwoordt de deskundige vragen over zijn onderzoek overeenkomstig een door de Afdeling vastgesteld model.

Artikel 29
De deskundige maakt een zodanig verslag op van het onderzoek dat het (door een andere deskundige herhaalbaar en) controleerbaar is. Dit houdt ook in dat de deskundige bereid is gegevens die hij heeft verzameld in het onderzoek, ook als deze niet door hem zijn gebruikt, op ordelijke wijze ter beschikking te stellen.

§ 9. Slotbepalingen

Artikel 30
1. De tekst van deze gedragscode wordt in de Staatscourant geplaatst en tevens op de website van de Raad van State gepubliceerd.
2. Deze gedragscode treedt in werking op 1 februari 2018.
3. Deze gedragscode wordt aangehaald als: Gedragscode voor gerechtelijk deskundigen bij de Afdeling bestuursrechtspraak.