Wijziging tarieven tolken en vertalers


Brief van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van 19 juni 2019 aan de minister van Justitie en Veiligheid over Wijziging tarieven tolken en vertalers.

Minister van Justitie en Veiligheid
F.B.J. Grapperhaus
Postbus 20301
2500 EH Den Haag

19 juni 2019

Betreft: tarieven tolken en vertalers

Zeer geachte heer Grapperhaus,

Bij brief van 24 april 2019 heeft u de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) verzocht om een reactie op het ontwerp tot wijziging van het Besluit tarieven in strafzaken 2003 (hierna: Btis) en het Besluit beëdigde tolken en vertalers (hierna: Bbtv) in verband met het instellen van minimumtarieven en het borgen van de kwaliteit en integriteit van beëdigde tolken en vertalers. Graag voldoet de Afdeling met deze brief aan uw verzoek.

Uiteraard loopt deze reactie niet vooruit op de advisering door de Afdeling advisering van de Raad van State over het ontwerp-wijzigingsbesluit en evenmin op de beantwoording van de vragen waarvoor de Afdeling zich bij de behandeling van zaken gesteld zal zien na inwerkingtreding van het wijzigingsbesluit.

De Afdeling beperkt zich in deze reactie tot punten die voor de rechtspleging en de rechtsbescherming in het bijzonder van belang zijn.

Wijziging van het Bbtv

Het ontwerp strekt onder meer tot een uitbreiding van de registratiemogelijkheden in het Register beëdigde tolken en vertalers. Voorzien wordt in een minimum inschrijfniveau, waarbij de competentie taalvaardigheid in bron- en doeltaal is vastgesteld op het taalniveau B2 van het Europees Referentiekader voor Talen. De registratiemogelijkheid op het taalniveau C1 blijft behouden.
Deze wijziging beoogt meer registertolken beschikbaar te maken en de kwaliteit en integriteit van tolken en vertalers beter te borgen dan voorheen.
De Afdeling acht deze wijziging, aangenomen dat deze ertoe leidt dat er ook voor minder gangbare talen meer voldoende gekwalificeerde tolken en vertalers beschikbaar komen, een belangrijke verbetering.

Wijziging van het Btis

Het ontwerp voorziet onder meer in het wijzigen van de vergoeding van werkzaamheden van tolken van een vast uurtarief in een minimumuurtarief. Ook de vergoeding van werkzaamheden van vertalers wordt gewijzigd van een vast tarief (per regel) in een minimumtarief (per woord). De vergoeding voor reiskosten voor tolken en vertalers wordt gewijzigd van een vast tarief (per retourkilometer) in een minimumtarief (per kilometer).
In de nota van toelichting wordt opgemerkt dat indexering van de minimumtarieven niet door wijziging van het Btis zal plaatsvinden. Indexering zou plaats moeten vinden via de aanbestedingscontracten.

Het ontwerp voorziet er tevens in dat andere specifiek vastgelegde vergoedingen – kort gezegd voor tijdverzuim, werkzaamheden buiten de normale werktijden, afronding van de uurvergoeding en het voorrijtarief – niet langer op tolken en vertalers van toepassing zijn.
In de nota van toelichting wordt opgemerkt dat met het buiten toepassing laten van de betrokken bepalingen ten aanzien van tolken en vertalers niet wordt beoogd dat zij in alle gevallen van dergelijke aanvullende vergoedingen verstoken blijven. Het is aan de tolken en intermediairs zelf om hierover afspraken te maken.

Ten aanzien van vergoedingen die door de bestuursrechter en de Afdeling aan tolken en vertalers worden toegekend is ingevolge artikel 8:36 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het bij en krachtens de Wet tarieven in strafzaken bepaalde van overeenkomstige toepassing.
Datzelfde geldt voor vergoedingen van gemaakte kosten voor tolken en vertalers die met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in samenhang met artikelen 1 en 2, aanhef en onder b, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) worden vastgesteld.

Met de voorgenomen wijziging wordt onduidelijk hoe deze vergoedingen dienen te worden vastgesteld. Dat geldt niet alleen in geval de Afdeling zelf de kosten vaststelt, maar ook in geval de Afdeling in hoger beroep de vaststelling van de kosten door de rechtbank beoordeelt.
Bij de huidige stand van de regelgeving leidt de voorgenomen wijziging – waarbij de tarieven niet door middel van het Btis worden geïndexeerd en ook specifieke vergoedingen niet langer in het Btis worden geregeld – in ieder geval tot een lagere vergoeding van de in (hoger) beroep voor tolken en vertalers gemaakte kosten. In de nota van toelichting wordt echter onder “3. Verhouding tot hoger recht en andere regelgeving” niet ingegaan op de gevolgen van de voorgestelde wijziging voor de toepassing van de Awb en het Bpb. Ook overigens wordt hieraan geen aandacht besteed.

De Afdeling acht de praktische uitvoerbaarheid van de regelingen over de (proces)kostenvergoedingen van groot belang. In dit verband ziet de Afdeling graag in het kader van de toepassing van artikel 8:75 van de Awb dat forfaitaire bedragen voor de vergoedingen voor in (hoger) beroep gemaakte kosten voor tolken en vertalers rechtstreeks in het Bpb worden opgenomen. Tevens verzoekt de Afdeling u aan deze kwestie in de nota van toelichting alsnog uitdrukkelijk aandacht te besteden.

De Afdeling vertrouwt erop u met deze reactie op uw verzoek tot consultatie van dienst te zijn geweest.

Met vriendelijke groet en hoogachting,

mr. B.J. van Ettekoven
voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak
van de Raad van State