Tijdelijke Experimentenwet rechtspleging


Brief van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van 24 maart 2021 aan het ministerie van Justitie en Veiligheid met een reactie op de conceptbesluiten bij de Tijdelijke Experimentenwet rechtspleging.

Ministerie van Justitie en Veiligheid
T.a.v. de minister voor Rechtsbescherming
De heer drs. S. Dekker
Postbus 20301
2500 EH Den Haag

24 maart 2021

Betreft: consultatieverzoek conceptbesluiten bij de Tijdelijke Experimentenwet rechtspleging

Graag maak ik gebruik van de aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State geboden gelegenheid om te reageren op het hierboven genoemde conceptvoorstellen.

Deze reactie loopt niet vooruit op de advisering door de Afdeling advisering van de Raad van State.

Zoals in de reactie van de Afdeling bestuursrechtspraak van 31 mei 2018 op het consultatieverzoek is verwoord, juicht de Afdeling bestuursrechtspraak het toe dat in de Tijdelijke Experimentwet rechtspleging de mogelijkheid is opgenomen om binnen de civiele rechtspraak en het burgerlijk (proces)recht te experimenteren met het oog op maatschappelijk effectieve rechtspraak.

De Afdeling bestuursrechtspraak betreurt het dat eenzelfde mogelijkheid niet of nog niet wordt gecreëerd voor het bestuurs(proces)recht. De Afdeling acht het wenselijk dat die mogelijkheid alsnog wordt geboden. De bestuursrechtspraak wil – net zoals de civiele rechtspraak - met inzet van modern en flexibel procesrecht kunnen inspelen op toekomstige ontwikkelingen. Die ontwikkelingen betreffen naar verwachting - onder (veel) meer -  de toepassing van nieuwe digitale technieken bij de toegang tot de rechter en bij de procesvoering, de invoering van een vorm van ODR, de inzet van AI op rechtspraakdata zoals voor anonimisering van uitspraken. Om daarmee op beperkte schaal te kunnen experimenteren zal het procesrecht aanvulling en/of wijziging behoeven. De Tijdelijke experimentenwet rechtspleging biedt daarvoor de grondslag. Ook wil de bestuursrechtspraak – net zoals de civiele rechtspraak - de mogelijkheid open houden om te kunnen werken met een deskundige lekenrechter, bijvoorbeeld op het gebied van data-analyse en de inzet van algoritmen op besluitvorming in het publieke domein.
Voor een nadere toelichting verwijs ik naar mijn eerdere reactie, die ik gemakshalve bij dit schrijven voeg.

De Afdeling bestuursrechtspraak heeft geen opmerkingen bij het Tijdelijk besluit Toetsingscommissie experimenten rechtspleging.

Bij het Tijdelijk Experimentenbesluit rechtspleging speelt het belang van een gedegen evaluatie van het experiment. Hoofdstuk 3 van dit besluit bevat verschillende bepalingen over die evaluatie. Daarover één opmerking. Artikel 15 bepaalt dat de evaluatie lopende het experiment wordt uitgevoerd. Die keuze is vermoedelijk ingegeven door artikel 3, eerste lid, van het wetsvoorstel Tijdelijke Experimentenwet rechtspleging waarin – kort gezegd – is bepaald dat binnen drie maanden voor het einde van de werkingsduur van een algemene maatregel van bestuur aan de Staten Generaal een verslag wordt gestuurd over de evaluatie van het experiment. Voorstelbaar is echter dat voor sommige experimenten geldt dat het effect c.q. nut daarvan zich niet al gedurende het experiment aandient, maar eerst daarna kan worden vastgesteld. Met het oog daarop zou de bepaling kunnen luiden ‘De evaluatie wordt lopende het experiment uitgevoerd en afgerond na het aflopen van het experiment’. Bij het bepalen van de duur van een algemene maatregel van bestuur zou daarmee dan rekening moeten worden houden.

De Afdeling bestuursrechtspraak vertrouwt erop u met deze reactie op uw verzoek tot consultatie van dienst te zijn geweest.

Met vriendelijke groet en hoogachting,

mr. B.J. van Ettekoven
voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State