Besluit elektronisch procederen


Brief van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van 19 februari 2020 aan de minister voor Rechtsbescherming met een reactie op het concept van het Besluit elektronisch procederen.

De minister voor Rechtsbescherming
De heer S. Dekker
Postbus 20301
2500 EH Den Haag

Den Haag,19 februari 2020

Betreft: consultatieverzoek concept Besluit elektronisch procederen

Zeer geachte heer Dekker,

Bij brief van 21 januari 2020 heeft u de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) verzocht om een reactie op het concept van het Besluit elektronisch procederen. Graag voldoet de Afdeling met deze brief aan uw verzoek.

Deze reactie loopt niet vooruit op de advisering door de Afdeling advisering van de Raad van State noch op de beantwoording van vragen waarvoor de Afdeling bestuursrechtspraak zich bij de behandeling van zaken gesteld zal zien.

De mogelijkheid tot uitvoering van het Basisplan digitalisering civiel recht en bestuursrecht van de rechtspraak die het concept Besluit elektronisch procederen biedt, wordt door de Afdeling positief gewaardeerd. Daarmee kan namelijk het gefaseerd per zaakstroom openstellen van de mogelijkheid van elektronisch procederen worden gerealiseerd.

Het concept Besluit elektronisch procederen geeft de Afdeling vanuit een oogpunt van rechtsbescherming of rechtspleging aanleiding tot de volgende opmerkingen.

De Afdeling vraagt zich in de eerste plaats af of er naast het concept Besluit elektronisch procederen ook nog een algemene maatregel van bestuur komt die overeenkomstig artikel 8:36d, eerste lid, van de Awb eisen stelt aan de elektronische handtekening die wordt gebruikt voor het ondertekenen van uitspraken. Op dit moment is dat het Besluit digitalisering burgerlijk procesrecht en bestuursprocesrecht (zie in dat verband de uitspraak van de Afdeling van 30 april 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1400). Dat besluit wordt echter ingetrokken. Verder vermeldt de Nota van Toelichting bij artikel 9 dat de invoering van het Besluit elektronisch procederen geen gevolgen heeft voor systemen voor vrijwillig dan wel verplicht elektronisch procederen die via de in artikel 9 genoemde besluiten al in gebruik zijn genomen.

In de tweede plaats wil de Afdeling de aandacht vragen voor het gebruik van de termen 'verzender'/'indiener' en 'bericht'/'stuk' in het concept Besluit elektronisch procederen en de Nota van Toelichting daarbij. Deze termen lijken elkaar deels te overlappen. Zo kan een externe gebruiker zowel 'verzender' als 'indiener' zijn, terwijl een interne gebruiker ook 'verzender' kan zijn. Verder vermeldt de Nota van Toelichting dat een 'bericht' is te beschouwen als een soort digitale envelop waarmee processtukken worden verzonden. Dit lijkt te veronderstellen dat een processtuk altijd door middel van een 'bericht' wordt ingediend. In artikel 3, eerste lid, aanhef en onder f, van het concept Besluit elektronisch procederen worden de 'berichten in het systeem' echter onderscheiden van de 'stukken in het digitale dossier'. Om onduidelijkheid over de berichten- en stukkenuitwisseling tussen partijen, zaaksbetrokkenen en rechterlijke instanties te voorkomen adviseert de Afdeling het gebruik van deze terminologie in het concept Besluit elektronisch procederen en de uitleg die daaraan wordt gegeven in de Nota van Toelichting nader te bezien.

In de derde plaats vraagt de Afdeling aandacht voor de definitie van 'elektronisch procederen' in de Nota van Toelichting namelijk: het langs elektronische weg verzenden van berichten in civielrechtelijke en bestuursrechtelijke procedures aan en door de in artikel 1 genoemde rechterlijke instanties. Gelet op deze ruime definitie en het feit dat elektronisch procederen bij een rechterlijke instantie via een digitaal systeem voor gegevensverwerking alleen mogelijk is als wordt voldaan aan de eisen die het Besluit daaraan stelt, zal het concept Besluit elektronisch procederen mogelijk van invloed zijn op zowel reeds in gang gezette als nieuwe digitale initiatieven en ontwikkelingen. Voorbeelden hiervan zijn het verzenden van een fax en het uitwisselen van stukken via een berichtenbox. Deze vormen van elektronisch procederen vallen onder de definitie van 'elektronisch procederen' in de Nota van Toelichting maar voldoen op dit moment niet aan de eisen die het Besluit daaraan stelt. De Afdeling vraagt zich af of voor deze vormen van elektronisch procederen nadere regels nodig zijn, anders dan regulering in een procesreglement. Mogelijk kan hier nog aandacht aan worden besteed. Verder vraagt de Afdeling zich af in hoeverre het begrip 'digitaal systeem voor gegevensverwerking' beperkingen met zich zal brengen voor nieuwe digitale initiatieven en ontwikkelingen zoals het Digitaal Stelsel Omgevingswet.

De Afdeling vertrouwt erop u met deze reactie op uw verzoek tot consultatie van dienst te zijn geweest.

Met vriendelijke groet en hoogachting,

mr. B.J. van Ettekoven
voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak
van de Raad van State