Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit burgerlijke stand 1994 in verband met de akte van geboorte.


Volledige tekst

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit burgerlijke stand 1994 in verband met de akte van geboorte.

Van dit advies is een samenvatting gemaakt.

Bij Kabinetsmissive van 22 december 2016, no.2016002297, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit burgerlijke stand 1994 in verband met de akte van geboorte, met nota van toelichting.

De wijziging van het ontwerpbesluit regelt dat van het ter wereld komen van een levenloos kind voortaan een geboorteakte wordt opgemaakt in plaats van een akte levenloos geboren kind. Daartoe wordt het Besluit burgerlijke stand 1994 (Bbs 1994) aangepast.

De Afdeling advisering van de Raad van State begrijpt de wens van ouders van een levenloos ter wereld gekomen kind tot officiële erkenning van het feit dat hun kind ter wereld is gekomen middels een geboorteakte en registratie in de basisregistratie personen. De Afdeling merkt echter op dat niet kan worden volstaan met wijziging van het Bbs 1994; zij acht aanpassing van het Burgerlijk Wetboek (BW) en de Wet basisregistratie personen (Wet Brp) noodzakelijk alvorens een wijziging met de strekking van het ontwerpbesluit aan de orde is. Daarom adviseert zij het besluit niet in zijn huidige vorm vast te stellen.

1. Achtergrond
Wanneer een kind levenloos ter wereld komt, wordt naar huidig recht een akte levenloos geboren kind opgemaakt die wordt ingeschreven in het overlijdensregister. (zie noot 1) De inhoud van een akte levenloos geboren kind komt overeen met die van een geboorteakte met dien verstande dat de akte alleen een geslachtsnaam en voornamen van het kind vermeldt, voor zover de ouders dit wensen. (zie noot 2)

Omdat gebleken is dat ouders van een levenloos ter wereld gekomen kind moeite hebben met het feit dat geen geboorteakte wordt opgemaakt van dit feit waardoor er geen inschrijving in de Brp plaatsvindt, laat het ontwerpbesluit de akte van levenloos geboren kind vervallen en vervangt deze door een geboorteakte. (zie noot 3) Deze geboorteakte bevat in het vijfde gedeelte een bijvoeging inhoudende dat het kind levenloos ter wereld is gekomen. Daartoe wordt het Bbs 1994 aangepast. De geboorteakte met bijvoeging wordt vervolgens op grond van artikel 1:19i, eerste lid, BW in het overlijdensregister ingeschreven.

2. Geboorteakte
De Afdeling begrijpt de behoefte van ouders van een levenloos ter wereld gekomen kind aan officiële erkenning middels een geboorteakte van het feit dat hun kind ter wereld is gekomen. Nu de inhoud van de akte levenloos geboren kind overeenkomsten vertoont met de geboorteakte, zou echter ten onrechte de indruk kunnen ontstaan dat het vervangen van de akte levenloos geboren kind door een geboorteakte van een levenloos ter wereld gekomen kind slechts "het veranderen van een etiket" betreft. Omdat de geboorte van een levend kind rechtsgevolgen heeft en het levenloos ter wereld komen van een kind niet, is er een fundamenteel verschil tussen de geboorteakte en de bijzondere akte levenloos geboren kind. Dit verschil vindt ook zijn weerslag in de van toepassing zijnde artikelen van het BW. Gelet hierop kan niet worden volstaan met de voorgestelde wijziging van het Bbs 1994 maar dient ook het BW te worden aangepast. De Afdeling gaat hierna in op (de achtergrond van) het huidige gesloten systeem van de burgerlijke stand met betrekking tot de geboorteakte en de akte van levenloos geboren kind en de gevolgen van een eventuele wijziging.

De wet noch het Bbs 1994 omschrijven wat een geboorteakte is. Uit de wetsgeschiedenis en het systeem van de wet vloeit voort dat sprake is van een geboorteakte als is voldaan aan de formele eisen die de wet en het Bbs 1994 stellen aan de geboorteakte. (zie noot 4) Uit artikel 1:19, eerste lid, BW blijkt dat een geboorteakte wordt opgemaakt voor een geboren kind. De geboorteakte wordt ingeschreven in het geboorteregister. (zie noot 5) Omdat een kind dat levenloos ter wereld komt, geacht wordt nooit te hebben bestaan, (zie noot 6) is er in dat geval in juridische zin geen sprake van een geboorte. Voor een levenloos ter wereld gekomen kind wordt daarom een bijzondere akte levenloos geboren kind opgemaakt, die wordt ingeschreven in het overlijdensregister. (zie noot 7)

Uit het voorgaande blijkt dat naar huidig recht slechts sprake is van een geboorteakte wanneer deze is opgemaakt van een levend geboren kind, op aangeven van een daartoe bevoegd persoon, opgemaakt door een daartoe bevoegde ambtenaar en indien daarin de door het Bbs 1994 vereiste gegevens zijn opgenomen. Nu een geboorteakte op grond van het BW alleen wordt opgemaakt van een levend geboren kind, is de met het voorstel beoogde wijziging niet mogelijk door slechts de naam van de akte levenloos geboren kind te wijzigen in het Bbs 1994 maar is aanpassing van het BW noodzakelijk voordat een wijziging met de strekking van het ontwerpbesluit in werking kan treden. Daarnaast wijst de Afdeling op het volgende.

Alle akten van de burgerlijke stand zijn authentieke akten en hebben als zodanig bewijskracht. (zie noot 8) Dit betekent dat zij dwingend en volledig bewijs opleveren van datgene wat in de akte is gerelateerd aangaande waarnemingen en verrichtingen van de ambtenaar. De geboorteakte heeft daarnaast bijzondere bewijskracht en bewijst dwingend ten aanzien van een ieder dat op de in de akte vermelde plaats, dag en uur uit de daarin vermelde moeder een kind van de daarin vermelde geslacht is geboren. (zie noot 9) Elk kind dat levend ter wereld komt, wordt door zijn geboorte drager van rechten, verplichtingen en rechtsbetrekkingen en heeft daarmee rechtsbevoegdheid. (zie noot 10) De geboorteakte is het bewijs van de geboorte van een levend kind en daarmee van het feit dat het kind door zijn geboorte rechtssubject is geworden. Voor de levende geboorte van een kind geldt dat binnen drie dagen aangifte moet worden gedaan bij de ambtenaar van de burgerlijke stand. Aan het ter wereld komen van een levenloos geboren kind zijn gelet op artikel 1:2 BW geen rechtsgevolgen verbonden. Voor het opmaken van deze akte geldt geen aangifteplicht. Daarmee heeft de geboorteakte een fundamenteel ander karakter dan de akte van een levenloos geboren kind en kan de akte van een levenloos geboren kind derhalve niet zomaar vervangen worden door een geboorteakte zoals het ontwerpbesluit doet. Dit punt is bij de totstandkoming van artikel 1:19i BW, dat de akte van een levenloos geboren kind betreft, ook aan de orde geweest. (zie noot 11)

Indien de wens blijft bestaan om voor een levenloos ter wereld gekomen kind een geboorteakte op te maken, adviseert de Afdeling gelet op het voorgaande bij wet uit te sluiten dat aan die geboorteakte enig rechtgevolg dan wel aangifteplicht verbonden is. Voorts dient in dat geval, gelet op het systeem van de burgerlijke stand (zie noot 12), de wet tevens te bepalen dat een (fictieve) overlijdensakte voor het levenloos ter wereld gekomen kind wordt opgemaakt.

De Afdeling adviseert het besluit niet in zijn huidige vorm vast te stellen, omdat de akte van een levenloos geboren kind om bovengenoemde redenen niet zonder wetswijziging vervangen kan worden door een geboorteakte.

3. Toepasselijkheid Wet basisregistratie personen
De aanleiding voor de wijziging van het Bbs 1994 is gelegen in de wens van ouders om hun levenloos geboren kind terug te zien op de persoonslijst in de basisregistratie personen. (zie noot 13) De voorgestelde wijziging ziet slechts op aanpassing van het Bbs 1994. De Wet Brp wordt vooralsnog niet gewijzigd. Daarover merkt de Afdeling het volgende op.

Artikel 2.1, eerste lid, Wet Brp bepaalt dat afdeling 2 van die wet van toepassing is op personen die als ingezetene in de basisregistratie zijn of worden ingeschreven en op ingeschrevenen die op het moment van hun overlijden ingezetene waren. Nu een levenloos geboren kind geen persoon is die als ingezetene in de basisregistratie wordt ingeschreven, zijn de regels die voor inschrijving van ingezetenen gelden niet van toepassing. Omdat het wel de bedoeling is op de persoonslijst van de ouder(s) aan te duiden dat zij een levenloos geboren kind hebben en dit buiten het thans geldende kader van de Wet Brp valt, dient de Wet Brp te worden aangepast.

De Afdeling adviseert de Wet Brp overeenkomstig het voorgaande aan te passen.

Uit het bovenstaande moet worden afgeleid dat het noodzakelijk is om het BW en de Wet Brp aan te passen alvorens een wijziging met de strekking van het ontwerpbesluit aan de orde is. Vervolgens dient rekening te worden gehouden met het navolgende.

4. Automatische inschrijving geboorteakte in de Brp
Op grond van artikel 2.2 Wet Brp wordt een geboorteakte automatisch ingeschreven in de basisregistratie personen en daarmee vermeld op de persoonslijst van de ouders. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties heeft de Kamer op 23 september 2016 over de registratie in de Brp als volgt geïnformeerd:

"Er komt een vorm van registratie in de BRP, namelijk het registeren van het levenloos geboren kind op de persoonslijst van de ouder die dat verzoekt. Dit vereist aanpassingen in wet- en regelgeving en in de ICT-voorzieningen van de BRP. Ook wordt het mogelijk om met terugwerkende kracht op verzoek van de ouder deze kinderen te laten registreren in de BRP aan de hand van de akte levenloos geboren kind c.q. de geboorteakte met vermelding dat het kind levenloos is geboren. […] Voor wat betreft de ICT-voorzieningen is een impactanalyse nodig op Operatie BRP. Operatie BRP bouwt namelijk nieuwe voorzieningen voor de BRP en een nieuwe vorm van registratie betekent een wijziging in dat reeds lopende bouwproces. De impact op het programma zal in december 2016 in de interbestuurlijke stuurgroep van Operatie BRP worden besproken. Pas daarna kunnen keuzes worden gemaakt over of en op welk moment de benodigde aanpassingen in de BRP zouden kunnen worden doorgevoerd." (zie noot 14)

Nu de akte van een levenloos geboren kind door het voorstel wordt vervangen door een geboorteakte, wordt deze geboorteakte op grond van artikel 2.2 Wet Brp automatisch ingeschreven in de basisregistratie personen hetgeen blijkens voornoemde brief niet de bedoeling is. Ouders zou de mogelijkheid moeten worden geboden om deze akte in te schrijven in de basisregistratie personen en dit zou niet automatisch moeten gebeuren. Het is immers denkbaar dat niet alle ouders daaraan behoefte hebben. Hiertoe dient artikel 2.2 Wet Brp te worden aangepast.

Daarnaast blijkt uit voornoemde brief dat de ICT-voorzieningen vooralsnog niet gereed zijn voor opname van een geboorteakte met daarop de aantekening dat het kind levenloos is geboren in de basisregistratie personen. Dit terwijl de wijziging van het Bbs 1994 volgens het voorstel per 1 april 2017 in werking treedt en de geboorteakte daarmee automatisch in de basisregistratie personen wordt ingeschreven. Indien de ICT-voorzieningen niet gereed zijn voor registratie van de geboorteakte met daarop de aantekening dat het kind levenloos is geboren, gaan gebruikers van deze basisregistratie er van uit dat het gaat om een levend geboren kind en verbinden zij mogelijk daar gevolgen aan. Dit zou voor de betrokken ouders buitengewoon pijnlijk en ongewenst zijn.

De Afdeling adviseert de hier voorgestelde wijziging het Bbs 1994 gelijktijdig in werking te laten treden met de benodigde wijzigingen van de (wet- en regelgeving van de) basisregistratie personen.

5. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.

De Afdeling advisering van de Raad van State heeft (blijkens het vorenstaande) bezwaar tegen de inhoud van het ontwerpbesluit en geeft U in overweging niet aldus te besluiten.

De vice-president van de Raad van State


Redactionele bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State betreffende no.W03.16.0430/II

- Artikel I, opschrift, na ‘Besluit burgerlijke stand’ invoegen: 1994;

- Artikel II: sluit aan bij de vaste verandermomenten zoals genoemd in Aanwijzingen voor de regelgeving 174.


Nader rapport (reactie op het advies) van 22 mei

Samengevat adviseert de Afdeling advisering van de Raad van State (hierna: de Afdeling) om, wegens vermeende strijdigheid van onderdelen van het ontwerpbesluit met de wetssystematiek van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) en de doorwerking daarvan in de basisregistratie personen, eerst het BW en de Wet basisregistratie personen (hierna: Wet Brp) te wijzigen, alvorens dit besluit wordt vastgesteld. Tegelijk laat het advies echter ruimte om het ontwerpbesluit zelf dusdanig te wijzigen dat het ook zonder voorafgaande wetswijziging in werking kan treden. De regering wil deze ruimte op de hierna aangegeven wijze benutten.

1. Geboorteakte
De Afdeling constateert dat er een fundamenteel verschil is tussen de geboorteakte en de bijzondere, in artikel 1:19i, eerste lid, BW voorziene akte voor een levenloos geboren kind, omdat de geboorte van een levend kind wel rechtsgevolgen heeft en die van een levenloos kind niet. Daarom kan volgens de Afdeling in juridische zin geen sprake zijn van de geboorte van een levenloos kind, omdat een kind dat levenloos ter wereld is gekomen geacht wordt nooit te hebben bestaan (art. 1:2 BW). Uit de wetssystematiek volgt, aldus de Afdeling, dat "een geboorteakte op grond van het BW alleen wordt opgemaakt voor een levend geboren kind", terwijl er bij een levenloos ter wereld gekomen kind "in juridische zin geen sprake is van een geboorte". Voorts wijst de Afdeling met name op de bijzondere bewijskracht van een geboorteakte (art. 1:22 BW) en het feit dat de geboorte in juridische zin het begin van rechtssubjectiviteit kenmerkt. Daarom kan, aldus de Afdeling, de akte van een levenloos geboren kind niet zomaar, en zonder wetswijziging, worden vervangen door een geboorteakte. In voorkomend geval zou in ieder geval bij wet moeten worden uitgesloten dat aan die geboorteakte enig rechtsgevolg is verbonden.

In reactie hierop zij opgemerkt dat artikel 1:19i, eerste lid, BW spreekt over "een akte" die wordt opgemaakt in geval van een levenloos geboren kind. De benaming en inhoud daarvan worden nader geregeld in het Besluit burgerlijke stand 1994 (hierna: BBS). De regering gaat mee in de overwegingen van de Afdeling dat bij de invulling hiervan geen verwarring moet worden geschapen tussen een geboorteakte en de bijzondere akte die bij een doodgeboorte wordt afgegeven, omdat dit op gespannen voet staat met de systematiek van het BW. Die kent immers voor het laatste geval een hybride akte, die inhoudelijk equivalent is aan een geboorteakte (zie noot 15), maar in het overlijdensregister wordt ingeschreven (art. 1:19i, eerste lid, BW). Evenmin kan de akte in geval van een doodgeboren kind, zoals de Afdeling terecht opmerkt, als zodanig een geboorteakte vormen. Tegelijk meent de regering dat, in meer praktische zin, een wettekst idealiter aansluit bij de realiteit zoals die door burgers wordt ervaren. (zie noot 16)

De regering meent dat met een wijziging van het opschrift van de akte ex artikel 1:19i, eerste lid, BW kan worden tegemoet gekomen aan zowel het advies van de Afdeling als aan een breed gedragen maatschappelijke beleving, zoals die onder meer blijkt uit de petitie waarmee aandacht voor de onderhavige problematiek is gevraagd. (zie noot 17) Daartoe wordt het aanvankelijk voorziene opschrift "Akte van geboorte" vervangen door "Akte van geboorte (levenloos)", met behoud van de vereiste bijvoeging in het vijfde gedeelte van de akte, nu in gewijzigde zin luidend: "Akte in de zin van artikel 1:19i, eerste lid, Burgerlijk Wetboek". Door de extra kwalificatie "(levenloos)" in het opschrift van de akte in combinatie met de genoemde bijvoeging wordt dubbel geclausuleerd dat het hierbij niet om een reguliere geboorteakte gaat, maar om een bijzondere akte voor een exceptioneel geval. Bijgevolg vindt inschrijving in het overlijdensregister plaats (art. 1:19i, eerste lid, BW), wordt ieder verwisselingsgevaar vermeden, wordt duidelijk -zoals de Afdeling benadrukt- dat het opmaken van de akte geen rechtsgevolgen heeft en blijft, conform de door de Afdeling aangehaalde wetsgeschiedenis, verzekerd dat voor "het doodgeboren kind wordt […] gehandhaafd de bijzondere, in het register van overlijden op te nemen akte" (Kamerstukken II 1990/91, 21 847, nr. 3, blz. 22).

Het besluit en de toelichting zijn in deze zin aangepast.

2. Toepasselijkheid Wet basisregistratie personen
Onder verwijzing naar artikel 2.1, eerste lid, Wet Brp merkt de Afdeling op dat levenloos geboren kinderen nu geen personen zijn die in de basisregistratie personen kunnen worden ingeschreven. De Afdeling meent daarom dat de Wet Brp moet worden gewijzigd als het de bedoeling is om op de persoonslijst van de ouder(s) aan te geven dat zij een doodgeboren kind hebben.

De regering onderkent dit, en heeft daarom in het najaar van 2016 al richting de Tweede Kamer aangegeven dat zij voornemens is om de Wet Brp zodanig aan te passen dat het gegeven dat een kind levenloos ter wereld gekomen is kan worden opgenomen op de persoonslijst van de ouders op hun verzoek. Daarbij zal het ook mogelijk worden om deze kinderen met terugwerkende kracht op verzoek van de ouder(s) te laten registreren in de Brp aan de hand van de huidige akte levenloos geboren kind c.q. de met dit besluit herziene akte als bedoeld in artikel 1:19i, eerste lid, BW (Kamerstukken II 2015/16, 27 859, nr. 96).

3. Automatische inschrijving geboorteakte in de BRP
De Afdeling merkt op dat een geboorteakte automatisch wordt ingeschreven in de basisregistratie personen (art. 2.2 Wet Brp). Dit zou ook de consequentie zijn van vervanging van de huidige akte levenloos geboren kind door een geboorteakte, zelfs als ouders daaraan geen behoefte hebben. Omdat dit niet de bedoeling van de regering is moet, aldus de Afdeling, artikel 2.2 Wet Brp worden aangepast.

Artikel 2.2 Wet Brp geeft regels over de inschrijving van ingezetenen in de basisregistratie; deze inschrijving kan plaatsvinden op grond van de geboorteakte, de aangifte en ambtshalve. De bepalingen van hoofdstuk 2, afdeling 1, van de Wet Brp over ingezetenen zijn niet van toepassing op levenloos geboren kinderen, aangezien zij vanwege hun doodgeboorte niet in aanmerking komen voor inschrijving in de basisregistratie. Daarmee mist, anders dan de Raad veronderstelt, artikel 2.2 Wet Brp in casu toepassing. Ongeacht de naamgeving van de akte van de burgerlijke stand als bedoeld in artikel 1:19i, eerste lid, BW, zal geen automatische inschrijving in de basisregistratie plaatsvinden, nu artikel 2.2 Wet Brp over de inschrijving van ingezetenen niet van toepassing is op de categorie levenloos geboren kinderen. De BRP registreert feiten; feitelijk is het kind levenloos ter wereld gekomen. Daarom kan geen sprake zijn van een zelfstandige inschrijving als ingezetene in de basisregistratie.

Ook na de aangekondigde wijziging van de Wet Brp zal geen sprake zijn van zelfstandige inschrijving van een levenloos geboren kind als ingezetene, maar van een opname op verzoek van de ouder(s) van het feit dat een kind levenloos geboren is op de persoonslijst van de ouder op basis van de akte als bedoeld in artikel 1:19i, eerste lid, BW. Het aangekondigde wetstraject zal gelijk oplopen met de benodigde wijzigingen die moeten worden aangebracht in de ict-voorzieningen om deze registratie mogelijk te maken.

4. Redactionele opmerkingen
De redactionele kanttekeningen van de Afdeling zijn overgenomen. Daarbij is artikel II aldus gewijzigd dat de beoogde datum van inwerkingtreding wordt vastgesteld op 1 juli 2017, opdat conform het advies van de Afdeling wordt aangesloten bij de vaste verandermomenten, als genoemd in Aanwijzing voor de regelgeving 174.

Ik moge U hierbij het gewijzigde ontwerpbesluit en de gewijzigde nota van toelichting doen toekomen en U verzoeken overeenkomstig dit ontwerp te besluiten.

De Minister van Veiligheid en Justitie


(1) Zie artikel 1:19i, eerste lid, BW.
(2) Zie artikel 66 Bbs 1994 en Asser/De Boer 1* 2010/73. Omdat een kind dat dood ter wereld komt op grond van artikel 1:2 BW geacht wordt nooit te hebben bestaan, kan het na de geboorte niet worden erkend en derhalve kan het ook niet de naam van de vader dragen. Indien het kind voor de geboorte wordt erkend, kan hiervan op grond van ‘family life’ wel melding worden gemaakt in de akte levenloos geboren kind.
(3) Algemeen Dagblad, 6 oktober 2015, http://www.petitie24.nl/petitie/392/ik-wil-ook-in-het-brp-basis-registratie-personen.
(4) Kamerstukken II 1990/91, 21 847, nr. 3 en Rapport aan de Staatssecretaris van justitie van de Commissie regelgeving burgerlijke stand, februari 1988.
(5) Artikel 1:19, eerste lid, BW luidt: "1. Een akte van geboorte wordt opgemaakt door de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente waar het kind is geboren."
(6) Artikel 1:2 BW.
(7) Zie artikel 1:19i, eerste lid, BW.
(8) Zie artikel 1:22 lid 3 BW.
(9) Asser/De Boer 1* 2010/68.
(10) Asser/De Boer 1* 2010/21.
(11) De Minister van Justitie merkte hierover in de memorie van toelichting van titel 4 van Boek 1 op:
"Tegen het voorstel […] om ook in het geval van het levenloos geboren kind een geboorteakte op te maken - hetgeen zou impliceren dat tevens een akte van gelijktijdig overlijden zou moeten worden opgemaakt - bestaan fundamentele juridische bezwaren, die naar mijn mening opwegen tegen de voor dat voorstel gegeven motivering, welke verband houdt met de emoties van betrokken ouders. Op grond van artikel 2 Boek 1 Burgerlijk Wetboek wordt het doodgeboren kind geacht nooit te hebben bestaan. In deze bepaling komt tot uiting dat de doodgeboorte in juridisch opzicht als een niet-relevant feit wordt beschouwd, waaraan geen consequenties zijn verbonden. Hiermee is niet te verenigen dat dat feit zou worden geregistreerd in een geboorteakte. Voor het doodgeboren kind wordt derhalve gehandhaafd de bijzondere, in het register van overlijden op te nemen akte." Zie: Kamerstukken II 1990/91, 21 847, nr. 3, blz. 22.
(12) De burgerlijke stand is een overheidsadministratie die tot doel heeft inzicht en zekerheid te verschaffen ten aanzien van de burgerlijke staat van personen. In de burgerlijke stand worden de belangrijkste rechtsfeiten in een mensenleven, zoals geboorte, huwelijk, partnerschapsregistratie en overlijden in authentieke akten vastgelegd en in registers bewaard zodat daaruit bewijs kan worden verstrekt in de vorm van afschriften of uittreksels. De ambtenaar van de burgerlijke stand mag in de akten slechts opnemen wat volgens de wettelijke voorschriften moet worden vermeld of verklaard. Het systeem van de burgerlijke stand is daarmee een gesloten systeem.
(13) Kamerstukken II 2015/16, 27 859, nr. 92, 94 en 96.
(14) Kamerstukken II 2015/16, 27 859, nr. 96, blz. 1.
(15) Aldus art. 66 BBS, met de aanvulling dat de akte alleen een geslachtsnaam en voornamen van het kind vermeldt voor zover de ouders dit wensen.
(16) Vgl. ook Officiële mededeling nr. 1/2006 van de Commissie van advies voor de zaken betreffende de burgerlijke staat en de nationaliteit van 10 oktober 2006 inzake het opmaken van akten van geboorte en overlijden van kinderen die kort na de geboorte zijn overleden en het opmaken van akten van levenloos geboren kind: "De Commissie acht het van belang om […..] terdege rekening te houden met de emoties van de ouders." (Stcrt 2006/202).
(17) http://www.petitie24.nl/petitie/392/ik-wil-ook-in-het-brp-basis-registratie-personen.


Gehele tekst ontwerpregeling met toelichting (pdf, 159 kB)