Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit vernieuwde kerndoelen WPO, het Besluit kerndoelen onderbouw VO, het Besluit kerndoelen WEC, het Besluit kerndoelen WPO BES en het Besluit kerndoelen onderbouw VO BES in verband met aanpassing van de kerndoelen op het gebied van seksualiteit en seksuele diversiteit.


Volledige tekst

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit vernieuwde kerndoelen WPO, het Besluit kerndoelen onderbouw VO, het Besluit kerndoelen WEC, het Besluit kerndoelen WPO BES en het Besluit kerndoelen onderbouw VO BES in verband met aanpassing van de kerndoelen op het gebied van seksualiteit en seksuele diversiteit.

Van dit advies is een samenvatting gemaakt.

Bij Kabinetsmissive van 9 maart 2012, no.12.000581, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit vernieuwde kerndoelen WPO, het Besluit kerndoelen onderbouw VO, het Besluit kerndoelen WEC, het Besluit kerndoelen WPO BES en het Besluit kerndoelen onderbouw VO BES in verband met aanpassing van de kerndoelen op het gebied van seksualiteit en seksuele diversiteit, met nota van toelichting.

Het ontwerpbesluit strekt ertoe de voor het primair onderwijs en het voorgezet (speciaal) onderwijs geldende kerndoelen aan te vullen met een verplichting om aandacht te besteden aan seksualiteit en seksuele diversiteit. Ter motivering van het voorstel wordt verwezen naar twee door de Tweede Kamer aangenomen moties(zie noot 1) en het uitgangspunt van de regering dat alle jongeren de school als een veilige plek ervaren waar zij zichzelf kunnen zijn. Aangezien de in dit ontwerpbesluit geregelde materie raakt aan de in artikel 23 van de Grondwet neergelegde vrijheid van onderwijs, in het bijzonder aan de vrijheid van richting en inrichting en daarmee aan de hoofdlijnen van beleid en wetgeving op het terrein van het onderwijs in Nederland, heeft de Afdeling, gelet op artikel 2, eerste lid, onder a van de Wet op de Onderwijsraad, de minister verzocht de Onderwijsraad te horen over het voorstel. De minister heeft in dit verzoek bewilligd. Het advies van de Onderwijsraad met de reactie van de minister hierop is bij brief van 4 juli 2012 toegezonden aan de vice-president van de Raad van State.
De Afdeling advisering maakt naar aanleiding van het ontwerpbesluit onder andere opmerkingen over het toepassingsbereik van de voorgestelde aanpak, de keuze voor een specifieke aanvulling van de kerndoelen, mede in het licht van de vrijheid van onderwijs en de aard en opzet van de kerndoelen, en over de keuze voor de kerndoelen die zullen worden aangevuld. Zij is van oordeel dat in verband daarmee het ontwerpbesluit nader dient te worden overwogen.

1. De voorgestelde aanvulling van de kerndoelen

a. Noodzaak
De toelichting geeft slechts een summiere motivering van de noodzaak van het ontwerpbesluit. Volstaan wordt met een verwijzing naar de door de Tweede Kamer der Staten-Generaal aangenomen moties, de daarin opgenomen algemene verwijzing naar uitgevoerde onderzoeken en het uitgangspunt van de minister dat alle jongeren de school als een veilige plek ervaren waar zij zichzelf kunnen zijn. Een analyse van de beschikbare onderzoeken naar de positie van homo- en biseksuele jongeren binnen onderwijsinstellingen ontbreekt. Het advies van de Onderwijsraad bevat wel een dergelijke analyse.(zie noot 2) In dat advies wordt uiteengezet dat de positie van homo- en biseksuele jongeren in de afgelopen jaren is verbeterd, maar nog steeds problematisch is. Hoewel veel scholen zeggen aandacht te besteden aan het voorkomen van homodiscriminatie, blijkt dit door leraren en leerlingen in veel mindere mate ook zo te worden ervaren. De frequentie en het soort negatieve ervaringen dat jongeren hebben verschilt per schooltype.(zie noot 3) Het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) rapporteert daarnaast, overigens zonder daarbij een verband te leggen met aandacht voor seksuele diversiteit in het onderwijs, een verhoogde kans op suïcidegedachten en een verhoogde frequentie van suïcidepogingen onder homoseksuele jongeren.(zie noot 4) Deze onderzoeksgegevens benadrukken de kwetsbaarheid van homoseksuele jongeren in het algemeen en binnen het onderwijs.
Hoewel de Afdeling, gelet op het bovenstaande, de doelstelling van het versterken van de positie van homo- en biseksuele jongeren binnen scholen onderschrijft, merkt zij op dat al de door de Onderwijsraad betrokken onderzoeken gericht zijn op het middelbaar onderwijs. De situatie binnen het primair onderwijs laat een ander, gunstiger, beeld zien.(zie noot 5) De kerndoelen hebben uitsluitend betrekking op het primair onderwijs en de onderbouw van het voortgezet onderwijs. Gelet hierop adviseert de Afdeling uiteen te zetten waarom de voorgestelde aanvulling wel betrekking heeft op het primair onderwijs en de onderbouw van het voortgezet onderwijs, maar niet op de bovenbouw van het voortgezet onderwijs, waar de problematiek vermoedelijk juist in sterkere mate speelt.(zie noot 6)

b. Specifiek of algemeen
De vooronderstelling die ten grondslag ligt aan het ontwerpbesluit is niet alleen dat de positie van homo- en biseksuele jongeren versterking behoeft, maar tevens dat specifieke aandacht voor seksuele diversiteit zal leiden tot een tolerantere houding van leerlingen. Meer aandacht zal moeten leiden tot een homovriendelijker klimaat waarbinnen deze jongeren zich veiliger voelen en eerder voor hun seksuele geaardheid uit kunnen komen.
Het verband tussen specifieke aandacht gericht op seksuele diversiteit en een sociaal veiliger schoolklimaat wordt in de aangehaalde onderzoeken nauwelijks onderzocht. Aandacht schenken aan homoseksualiteit lijkt op zich onvoldoende voor het bereiken van een gedragsverandering. Dit vergt een bredere aanpak.(zie noot 7) Daarbij moet uiteraard bedacht worden dat dit maatschappelijk probleem niet enkel oplosbaar is door de kinderen weerbaarder te maken. Het gaat in de eerste plaats om alertheid bij personeelsleden en bevoegd gezag op mogelijke onoirbare praktijken in de school. De Afdeling wijst daarbij op eerdere aanbevelingen om een integraal beleid te voeren gericht op diverse varianten van discriminatie, nu verschillende vormen van discriminatie binnen een school nauw met elkaar samen blijken te hangen.(zie noot 8) Ook jongeren die op andere gronden kwetsbaar zijn voor vooroordelen van medeleerlingen worden geconfronteerd met negatieve reacties en verkeren in een kwetsbare positie. Het nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling (SLO) stelde eerder dan ook voor om te kiezen voor een bredere benadering, en de aandacht te blijven richten op een veilige school voor alle leerlingen.(zie noot 9) De Onderwijsraad komt eveneens tot die aanbeveling. In zoverre acht de Afdeling de gekozen benadering minder juist, nu het voorstel zich niet richt op het tegengaan van discriminatie en uitsluiting op scholen in het algemeen, maar een specifieke verschijningsvorm van een breder maatschappelijk probleem accentueert. Daarin ligt onwillekeurig de suggestie besloten dat deze andere vormen van discriminatie en uitsluiting geen bijzondere aandacht behoeven.
De Afdeling adviseert het voorstel niet te beperken tot een specifieke vorm van discriminatie.

c. Vrijheid van onderwijs en de uitgangspunten van de kerndoelen
Ingevolge artikel 23, vijfde lid, van de Grondwet, worden de eisen van deugdelijkheid die worden gesteld aan het geheel of ten dele uit de openbare kas te bekostigen onderwijs, bij de wet geregeld, met inachtneming voor zover het bijzonder onderwijs betreft, van de vrijheid van richting. Door opname van de opdracht aandacht te besteden aan seksualiteit en seksuele diversiteit in de kerndoelen worden scholen verplicht aandacht te besteden aan een onderwerp dat voor sommige scholen nauw verweven is met de identiteit. De Afdeling overweegt dat dit gegeven er als zodanig niet aan in de weg staat dat de overheid de mogelijkheid toekomt om doelen te stellen die uit een oogpunt van deugdelijkheid noodzakelijk moeten worden geacht.
In overeenstemming met artikel 23 Grondwet bieden de kerndoelen thans "een kader waarbinnen scholen echte aanbodkeuzes kunnen maken".(zie noot 10) De kerndoelen zien daarbij op een limitatief opgesomde categorie onderwijsactiviteiten - specifiek aangegeven vakken, kennisgebieden e.d. - en geven een beschrijving van kwaliteiten van leerlingen op het gebied van kennis, inzicht en vaardigheden.(zie noot 11) Ook deze uitgangspunten van de kerndoelen, algemeenheid van formulering waarbinnen scholen eigen keuzes kunnen maken en beperking tot de aangeduide onderwijsactiviteiten, brengen met zich dat terughoudend moet worden omgesprongen met het aanvullen en uitbreiden van de kerndoelen.(zie noot 12)

Om recht te doen aan het bovengenoemde uitgangspunt van algemeenheid en terughoudendheid van de kerndoelen, zou naar het oordeel van de Afdeling volstaan moeten worden met een algemene opdracht in de kerndoelen om leerlingen kennis te laten nemen van en respect bij te brengen voor diversiteit binnen de Nederlandse samenleving.
Indien de wetgever van oordeel is dat er een dwingende noodzaak bestaat om te expliciteren waar die diversiteit binnen de samenleving met name uit bestaat zou, in lijn met aard en opzet van de huidige kerndoelen, een opsomming van aspecten van diversiteit, waaronder uiteraard seksuele diversiteit, in de rede liggen, in plaats van het uitlichten van slechts één specifiek aspect van maatschappelijke verscheidenheid, zonder aandacht voor andere aspecten.
De Afdeling adviseert het voorstel op dit punt nader te bezien.

2. Plaats van de aanpassing in de kerndoelen en de tekst van het voorstel
De aanvulling van de kerndoelen is blijkens de toelichting met name gericht op twee doeleinden: het respectvol leren omgaan met seksuele diversiteit én het verbeteren van de seksuele weerbaarheid. Beide elementen zijn in het voorstel verwerkt in het kerndoel dat er op gericht is dat leerlingen de hoofdzaken leren over de geestelijke stromingen die in de Nederlandse multiculturele samenleving een belangrijke rol spelen. Hierover maakt de Afdeling de volgende opmerkingen.

a. Seksuele diversiteit
In de voorgestelde tekst van de kerndoelen wordt de 'aandacht voor seksualiteit en seksuele diversiteit' gekoppeld aan de opdracht om de leerling te leren respectvol om te gaan met verschillen in opvattingen van mensen. Daarmee geeft de letterlijke tekst van het voorstel, in ieder geval in de voorgestelde kerndoelen voor het Besluit vernieuwde kerndoelen WPO en bijlage 1 van het Besluit kerndoelen WEC, de opdracht aandacht te besteden aan verschillen in opvattingen van mensen over seksuele diversiteit. Dat beantwoordt naar het oordeel van de Afdeling niet aan de in de toelichting uitgesproken wens om in algemene zin aandacht te besteden aan seksuele diversiteit. SLO kwam in zijn advies over de aanpassing van de kerndoelen dan ook mede tot een aanpassing van de reeds bestaande tekst van de kerndoelen over respectvol omgaan met verschillen in opvattingen van mensen. Gelet hierop zou een keuze voor kerndoelen die betrekking hebben op de zorg voor lichamelijke en psychische gezondheid van henzelf en anderen en het zich gedragen vanuit respect voor algemeen aanvaarde waarden en normen meer voor de hand liggen (kerndoelen 34, 35 en 37 van het Besluit vernieuwde kerndoelen WPO en kerndoelen 49, 50 en 52 van bijlage 1 bij het Besluit kerndoelen WEC).
De Afdeling adviseert om de doelstelling van aandacht voor seksuele diversiteit te koppelen aan, en te formuleren in termen van de bovengenoemde kerndoelen.

b. Seksuele weerbaarheid
Naar het oordeel van de Afdeling past de doelstelling die gericht is op het versterken van de seksuele weerbaarheid naar haar aard beter in de kerndoelen die zien op de zelfredzaamheid van leerlingen (kerndoelen 34 en 35 van het Besluit vernieuwde kerndoelen WPO).(zie noot 13) Het ligt niet voor de hand om deze doelstelling te koppelen aan het leren van hoofdzaken over geestelijke stromingen (kerndoel 38). Ook in het advies van SLO over de aanpassing van de kerndoelen werd voor de verwijzing naar seksuele weerbaarheid een andere, meer passende, plaats en verwoording geadviseerd.(zie noot 14)
De Afdeling adviseert om de doelstelling van aandacht voor seksuele weerbaarheid te koppelen aan, en te formuleren in termen van, de daartoe meer aangewezen kerndoelen 34 en 35.

Onverminderd het voorgaande merkt de Afdeling het volgende op.

3. Grondslag voor het voorstel
In zijn advies stelt de Onderwijsraad zich op het standpunt dat het voorstel om aandacht te besteden aan seksualiteit en seksuele diversiteit neerkomt op een nadere specifieke invulling van de verschillende doelbepalingen in artikel 8 van de WPO,(zie noot 15) hetgeen niet in overeenstemming is met de algemene aard van de wettelijke doelbepalingen, die zien op de samenleving in haar geheel, in al haar diversiteit en pluriformiteit. De Onderwijsraad stelt dat voor het stellen van een specifieke eis een afzonderlijke wettelijke grondslag noodzakelijk is, die thans ontbreekt in artikel 8.
In reactie op de Onderwijsraad stelt de minister zich op het standpunt dat de doelbepalingen "zodanig open geformuleerd [zijn] dat naar [haar] oordeel ‘seksuele diversiteit’ daaronder kan worden begrepen. Daarmee is voorzien in een wettelijke grondslag, die ten aanzien van één van de verschijningsvormen van de ‘verschillende achtergronden en culturen van leeftijdsgenoten’ in de kerndoelen benadrukt kan worden."(zie noot 16)
Naar het oordeel van de Afdeling berust deze redenering op een misverstand. Het voorstel is, ook blijkens de aanhef, niet gebaseerd op artikel 8 WPO, maar op artikel 9, vijfde lid, WPO. Een nadere specificatie van de doelbepalingen in artikel 8 WPO in de kerndoelen is ook niet mogelijk. Artikel 9, vijfde lid, van de WPO, waarin de grondslag voor de kerndoelen is geregeld, ziet niet op dergelijke algemene vormingsdoelen, maar op de in het eerste, tweede en vierde lid genoemde vakken en kennisgebieden.(zie noot 17) Het ontwerpbesluit kan dan ook niet op de doelbepalingen van artikel 8 WPO gebaseerd worden. Dat, zoals de minister stelt, de scholen veel ruimte wordt geboden bij de feitelijke invulling van de kerndoelen doet hieraan niet af. Ook het gegeven dat voor de kerndoelen een zogenoemde nahangprocedure geldt waardoor de parlementaire betrokkenheid extra is gewaarborgd, doet niet af aan de gebondenheid van de regering aan de specifieke, begrensde, grondslag in artikel 9, vijfde lid, van de WPO welke bij het vaststellen van de kerndoelen in acht genomen moet worden.
De Afdeling adviseert de toelichting aan te passen.

4. Invoering op de BES
De toelichting gaat niet in op de vraag of de bestuurscolleges van de verschillende BES-eilanden naar aanleiding van de op basis van de Wet openbare lichamen BES verstrekte informatie over het ontwerpbesluit een verzoek hebben gedaan tot overleg.(zie noot 18) De Afdeling adviseert de toelichting op dit punt aan te vullen.

5. Conclusie
De Afdeling concludeert dat het toepassingsbereik van de gekozen benadering niet aansluit op de aard en kenmerken van het probleem. Daarbij concludeert zij dat in het voorstel wordt gekozen voor een specifieke benadering, gericht op seksuele diversiteit, terwijl een algemene benadering gericht op meerdere discriminatiegronden de voorkeur verdient. Tenslotte concludeert de Afdeling dat de plaats in de kerndoelen die is gekozen voor de voorgestelde aanvulling niet passend is gelet op de te regelen onderwerpen. Op basis hiervan adviseert de Afdeling het voorstel nader te bezien.

De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging in dezen geen besluit te nemen dan nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De vice-president van de Raad van State



Nader rapport (reactie op het advies) van 14 september 2012

De nummering, die in dit nader rapport wordt gebruikt, sluit aan bij die van het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State.

1a. Naar aanleiding van de opmerkingen van de Afdeling is in de toelichting nader aangegaan op de noodzaak van het aanpassen van de kerndoelen. Daarbij is tevens ingegaan op de vraag waarom de voorgestelde aanvulling wel betrekking heeft op het primair onderwijs en de onderbouw van het voortgezet onderwijs maar niet op de bovenbouw van het voortgezet onderwijs.

1b en 1c. Het advies van de Afdeling om het voorstel niet te beperken tot een specifieke vorm van discriminatie is deels opgevolgd, in die zin dat de onderhavige thematiek in een breder kader wordt geplaatst. De kerndoelen die in dit besluit worden aangepast, gaan tevens over ‘de Nederlandse multiculturele samenleving’ (WPO kerndoel 38) en ‘verschillen in cultuur en levensbeschouwing’ (VO kerndoel 43). In de formulering wordt bovendien gekozen voor een brede benadering van verschillende aspecten van diversiteit. De formulering luidt als volgt: ‘leren respectvol om te gaan met seksualiteit en met diversiteit in de samenleving waaronder seksuele diversiteit’. Hiermee wordt duidelijk dat de bestrijding van andere vormen van discriminatie geenszins van minder belang zou zijn. Er zijn echter goede redenen om seksuele diversiteit wel expliciet te benoemen in dit kerndoel. Uit onderzoek is bekend dat seksualiteit en seksuele diversiteit voor scholen en docenten vaak moeilijk bespreekbare onderwerpen zijn en dat handelingsverlegenheid veel voorkomt. Bij een algemene, niet gespecificeerde formulering van ‘maatschappelijke diversiteit’ bestaat het risico dat alleen aandacht zal worden besteed aan aspecten van diversiteit die minder taboes kennen.

2a en 2b. Het advies van de Raad om voor seksuele diversiteit andere kerndoelen aan te passen dan de kerndoelen 38 (WPO) en 43 (VO), wordt niet opgevolgd. Na het zorgvuldig opnieuw wegen van de vraag waar deze thematiek het best kan worden geregeld, kom ik tot de slotsom dat de genoemde kerndoelen de beste plaats bieden. De moties Pechtold c.s. en Van der Ham(zie noot 19) waaraan in dit besluit uitwerking wordt gegeven, beogen de acceptatie van en het respect voor lhtb-jongeren te vergroten. Daarom is aansluiting gezocht bij het tweede deel van de betreffende kerndoelen, die gaan over ‘respectvol om te gaan met verschillen in opvattingen van mensen’ (WPO kerndoel 38) en ‘en leert de betekenis voor de samenleving te zien van respect voor elkaars opvattingen en leefwijzen.’ (VO kerndoel 43).

Het advies van de Raad om per sector steeds twee kerndoelen aan te passen, één voor de seksuele diversiteit en één expliciet voor de versterking van de seksuele weerbaarheid, wordt eveneens niet opgevolgd. De aanpassing van de kerndoelen wordt beperkt tot ‘seksualiteit en seksuele diversiteit’, waarbij aandacht voor seksuele weerbaarheid niet expliciet wordt benoemd. Dit sluit aan bij de moties Pechtold c.s. en Van der Ham, waaraan in dit besluit uitwerking wordt gegeven. De gedachte hierachter is dat wanneer scholen aandacht besteden aan seksualiteit en seksuele diversiteit, de seksuele weerbaarheid van jongeren als gevolg daarvan wordt versterkt en de sociale veiligheid op school verbetert.

3. Overeenkomstig het advies van de Afdeling is de toelichting aangepast waarin tot uitdrukking wordt gebracht dat het Besluit is gebaseerd op artikel 9, vijfde lid, van de Wet op het primair onderwijs en de daarmee overeenkomende artikelen van de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs.

4. Overeenkomstig het advies van de Afdeling is de toelichting aangepast en wordt tot uitdrukking gebracht dat met de eilandbesturen en de schoolbesturen overlegd zal worden over de inwerkingtredingsdatum van de kerndoelen voor Caribisch Nederland.

Ik moge U hierbij, mede namens mijn ambtgenoot van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, het gewijzigde ontwerp-besluit en de gewijzigde nota van toelichting doen toekomen en U verzoeken overeenkomstig dit ontwerp te besluiten.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap



(1) De motie Pechtold c.s., Kamerstukken II 2009/10, 27 017, nr. 59, en de motie Van der Ham, Kamerstukken II 2010/11, 27 017, nr. 78.
(2) Advies Onderwijsraad van 20 juni 2012, §2, blz. 2-3.
(3) S. Keuzenkamp (red), Steeds gewoner, nooit gewoon, Acceptatie van homoseksualiteit in Nederland, Sociaal en Cultureel Planbureau, Den Haag, juni 2010, blz. 168-171.
(4) S. Keuzenkamp (red), Steeds gewoner, nooit gewoon, Acceptatie van homoseksualiteit in Nederland, Sociaal en Cultureel Planbureau, Den Haag, juni 2010, blz. 190.
(5) T. Mooij & D. Fettelaar, Ontwikkeling van sociale veiligheid in en rond scholen 2006 - 2010: Brochure, Nijmegen: ITS 2011, blz. 19.
(6) Het voorstel lijkt ervan uit te gaan dat de leerling juist wanneer zijn seksualiteit in alle hevigheid ontloken is de aandacht voor seksuele diversiteit niet langer nodig heeft.
(7) T. Mooij, Discriminatie in en rond school: Rapport, secundaire analyse van gegevens verkregen met de Veiligheidsmonitor V(S)O 2006, ITS- Radboud Universiteit Nijmegen, juli 2007, blz. 50.
(8) T. Mooij, Discriminatie in en rond school: Rapport, secundaire analyse van gegevens verkregen met de Veiligheidsmonitor V(S)O 2006, ITS- Radboud Universiteit Nijmegen, juli 2007, blz. 9-10.
(9) Briefadvies SLO, aanpassing kerndoelen seksuele weerbaarheid en diversiteit, bijlage 1, blz. 1.
(10) Zie de toelichting op de herziene kerndoelen voor het voortgezet onderwijs, Stb. 2006, 316, blz. 9.
(11) Artikel 9, zesde lid, van de Wet op het primair onderwijs.
(12) In dezelfde zin advies W05.08.0440/I met betrekking tot het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit vernieuwde kerndoelen WPO en het Besluit kerndoelen onderbouw VO in verband met de invoering van de canon in de kerndoelen, bijvoegsel Stcrt 09 juni 2009, nr 103.
(13) Hetzelfde geldt mutatis mutandis voor de kerndoelen op basis van de overige onderwijswetten.
(14) SLO, Advies betreffende de aanpassing kerndoelen seksuele weerbaarheid en diversiteit, 18 november 2010, stelt ten aanzien van seksuele weerbaarheid de volgende kerndoelen voor:
Besluit vernieuwde kerndoelen WPO, bijlage, kerndoel 35
De leerlingen leren zich respectvol, redzaam en weerbaar te gedragen in diverse sociale situaties als verkeersdeelnemer, als consument en in relaties.
Besluit kerndoelen onderbouw VO, bijlage, kerndoel 35:
De leerling leert over zorg en leert zorgen met respect voor zichzelf, anderen en zijn omgeving, en hoe hij de veiligheid en weerbaarheid van zichzelf en anderen in verschillende leefsituaties (wonen, leren, werken, uitgaan, verkeer) en in reële en virtuele, sociale en seksuele relaties, positief kan beïnvloeden.
Besluit kerndoelen WEC, bijlage 1, kerndoel 50:
De leerlingen leren zich respectvol, redzaam en weerbaar te gedragen in diverse sociale situaties als verkeersdeelnemer, als consument en in relaties.
Voor het Besluit kerndoelen WEC, bijlage 2, wordt de (seksuele) weerbaarheid ook thans al benadrukt.
(15) In het navolgende zal kortheidshalve alleen verwezen worden naar de WPO en de daarop gebaseerde kerndoelen. De analyse geldt uiteraard ook voor de vergelijkbare bepalingen in de andere onderwijswetten en daarop gebaseerde kerndoelen.
(16) Aanvulling van de nota van toelichting, zoals aangekondigd in de brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 4 juli 2012 inzake het advies van de onderwijsraad bij besluit kerndoelen seksualiteit en seksuele diversiteit.
(17) In dezelfde zin: ABRvS 30 maart 2011, zaaknummer 201006801/1/H2, overweging 2.9.2 (As Siddieq).
(18) Artikelen 207 en 208 van de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba bieden een basis voor overleg over onderwerpen die voor het openbaar lichaam van belang zijn. Deze bepalingen impliceren tenminste dat de bestuurscolleges van voornemens op de hoogte worden gesteld, zie ook advies W05.11.0488/I, Kamerstukken II, 2011/12, 33 187, nr. 4.
(19) Motie Pechtold c.s.: Kamerstukken II 2009/2010, 27 017, nr. 59. Motie Van der Ham: Kamerstukken II 2010/2011, 27 017, nr. 78.



Gehele tekst ontwerpregeling met toelichting (pdf, 41 kB)