Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit vrijstellingen stortverbod buiten inrichtingen (vrijstelling verspreiding van onderhoudsspecie).


Volledige tekst

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit vrijstellingen stortverbod buiten inrichtingen (vrijstelling verspreiding van onderhoudsspecie).

Bij Kabinetsmissive van 23 augustus 2002, no.02.003794, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit vrijstellingen stortverbod buiten inrichtingen (vrijstelling verspreiding van onderhoudsspecie).

Dit besluit beoogt het schrappen van de “horizonbepaling” van artikel 4 van het Besluit vrijstellingen stortverbod buiten inrichtingen. De vrijstelling van het stortverbod van artikel 10.2 van de Wet milieubeheer voor het verspreiden van klasse 2-onderhoudsspecie, die oorspronkelijk als tijdelijk was bedoeld en per 1 januari 2003 zou komen te vervallen, krijgt daarmee een permanent karakter. Naar aanleiding van het ontwerpbesluit en de nota van toelichting wordt het volgende opgemerkt.

1. De nota van toelichting geeft als reden voor de wijziging dat het “beleidsonderbouwend onderzoek” langer duurt dan verwacht, zodat het eerder aangekondigde(zie noot 1) nieuwe beleid inzake verspreiding van klasse 2-specie niet per 1 januari 2003 in werking zal kunnen treden. Bij handhaving van artikel 4 — waarin als eind datum voor het bestaande regime de datum van 1 januari 2003 is bepaald — voorziet men problemen bij de uitvoering van onderhoudswerkzaamheden. Daarnaast wil de regering volgens de nota het nieuwe beleid laten aansluiten bij de nieuwe regels omtrent grondverzet, bodemsanering en bodembeheer, wat betekent dat de richting waarin het beleid wordt ontwikkeld zal worden herzien. De argumenten die de nota van toelichting geeft om artikel 4 te schrappen liggen in het verlengde van de redenen die ten grondslag lagen aan de wijziging van hetzelfde artikel in 1999, waarbij de oorspronkelijk bepaalde einddatum van de vrijstelling van 1 januari 2000 werd verlegd naar 1 januari 2003:(zie noot 2) ook toen werd meer onderzoek aangekondigd, ontwikkelden zich nieuwe beleidsinzichten en werden uitvoeringsproblemen in de praktijk voorzien.(zie noot 3) Het verdient aanbeveling om duidelijker te motiveren waarom er nu, anders dan in 1999, voor is gekozen om geen nieuwe eindtermijn op te nemen. Dit temeer omdat op deze manier een activiteit waaraan duidelijke milieubezwaren kleven - het gaat om middelzwaar
verontreinigd materiaal - en die daarom oorspronkelijk zou worden beëindigd, in beginsel voor onbepaalde tijd kan worden voortgezet.

2. De aankondiging in de nota van toelichting dat bij het formuleren van nieuw beleid aansluiting zal worden gezocht bij "de nieuwe regels voor grondverzet, bodemsanering en bodembeheer" spreekt allerminst voor zichzelf en zou aan duidelijkheid winnen als werd aangegeven welke regels worden bedoeld en hoe die aansluiting vorm moet krijgen.

De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De Vice-President van de Raad van State



Nader rapport (reactie op het advies) van 11 december 2002


De Raad van State geeft u in overweging in dezen een besluit te nemen nadat aan het volgende aandacht is geschonken.

1. De nota van toelichting is, overeenkomstig het advies van de Raad, uitgebreid met een motivering waarom in het besluit geen nieuwe eindtermijn is opgenomen. Bovendien wordt een nieuwe eindtermijn niet langer functioneel geacht. Destijds werd verwacht, dat van een wettelijke eindtermijn druk zou uitgaan op het preventieve beleid. Het is thans, meer dan in 1999, wel duidelijk dat dit niet heeft gewerkt. De toegenomen inspanningen op het gebied van preventie zijn langs andere weg bereikt, bijvoorbeeld via het Actieprogramma diffuse bronnen.

2. Met de aankondiging in de nota van toelichting dat bij het formuleren van nieuw beleid aansluiting zal worden gezocht bij de nieuwe regels voor grondverzet, bodemsanering en bodembeheer, wordt gedoeld op de uitwerking binnen die beleidsvelden van enkele belangrijke beleidsuitgangspunten tot een concreet beleidsinstrumentarium. Het gaat dan met name om de invulling van het begrip stand still en de uitwerking van het uitgangspunt dat de bodemkwaliteit geschikt moet zijn voor de functie die op de bodem uitgeoefend wordt. Gelet op het belang van een samenhangend en consistent milieubeleid voor de bodem zullen deze uitwerkingen goed op elkaar moeten worden afgestemd. Een en ander is nog niet zover uitgekristalliseerd dat al kan worden gezegd hoe de bedoelde aansluiting vorm zal krijgen. In de toelichting is de redactie aangepast om een en ander te verduidelijken.

Ik moge U hierbij het gewijzigde ontwerpbesluit en de gewijzigde nota van toelichting wederom doen toekomen en U verzoeken overeenkomstig dit ontwerp te besluiten.

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer



(1) Vierde Nota Waterhuishouding (Kamerstukken II 1998/99, 26 401, nr.1, bijlage), paragraaf 4.4.
(2) Besluit van 30 september 1999 tot wijziging van het Besluit vrijstellingen stortverbod buiten inrichtingen (Stb.427).
(3) Stb.1999, 427, p.6.