Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit tankstations milieubeheer, het Besluit opslaan in ondergrondse tanks 1998 en het Besluit verplicht bodemonderzoek bedrijfsterreinen (financiële zekerheid, keuringsdocumenten en bevoegdgezagorganen).


Volledige tekst

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit tankstations milieubeheer, het Besluit opslaan in ondergrondse tanks 1998 en het Besluit verplicht bodemonderzoek bedrijfsterreinen (financiële zekerheid, keuringsdocumenten en bevoegdgezagorganen).

Bij Kabinetsmissive van 29 januari 2002, no.02.000446, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit tankstations milieubeheer, het Besluit opslaan in ondergrondse tanks 1998 en het Besluit verplicht bodemonderzoek bedrijfsterreinen (financiële zekerheid, keuringsdocumenten en bevoegdgezagorganen).

In het ontwerpbesluit wordt in het Besluit tankstations milieubeheer (BTM) een regeling betreffende de door de exploitant te stellen financiële zekerheid ingevoerd. Daarnaast worden in dit besluit en in het Besluit opslaan in ondergrondse tanks 1998 (BOOT) de bepalingen over de aanleg en keuring van technische installaties aangepast aan hedendaagse opvattingen ten aanzien van de wenselijkheid, en derhalve de bevordering van, marktwerking en mededinging.
Het ontwerpbesluit geeft de Raad van State aanleiding tot het maken van enkele opmerkingen, in verband waarmee enige aanpassing van het ontwerp wenselijk is.

1. Bij het voorgestelde artikel 8a BTM merkt de Raad het volgende op.

a. In onderdeel b wordt de term "garant" ingevoerd, welke term ook in volgende bepalingen voorkomt.
Omdat de term niet zonder meer duidelijk is, beveelt de Raad aan in artikel 1 een definitie op te nemen; daarvoor kan de thans in de nota van toelichting, algemeen deel, onder 2, gegeven omschrijving dienen.

b. In datzelfde onderdeel wordt gesproken van "het tijdstip waarop die zekerheid is of zal komen te vervallen". Uit de toelichting blijkt dat ook andere wijzigingen met betrekking tot de overeenkomst waarbij zekerheid is gesteld, van belang kunnen zijn.
Daarom beveelt de Raad aan, de tekst van onderdeel b daaraan aan te passen.

c. In onderdeel c komt de op zichzelf reeds niet duidelijke zinsnede "herstel van of vergoeding van schade" voor. Voor de garant geldt dat die alleen financiële verplichtingen heeft, geen herstelverplichting.
Daarom adviseert de Raad tot aanpassing van de tekst.

2. Uit het voorgestelde artikel 8c, in samenhang met artikel 8 BTM, blijkt niet duidelijk dat de zekerheid, te stellen door een nieuwe exploitant, ook de gevolgen van bodemverontreiniging die is ontstaan onder het bewind van voorgangers moet dekken.
De Raad beveelt aan die duidelijkheid te scheppen.

3. In artikel 8d BTM wordt een bodemonderzoek geïntroduceerd, dat moet worden uitgevoerd wanneer wijziging plaatsvindt van de vorm van financiële zekerheid, wanneer een ander voor de betaling van de financiële zekerheid gaat instaan of wanneer een ander de inrichting gaat drijven. Uit de toelichting op dit artikel kan worden opgemaakt dat het hierbij gaat om een "vervolg-verkennend onderzoek", dat moet worden uitgevoerd volgens het protocol "verkennend onderzoek tankstations". Daarbij wordt ingegaan op de betekenis van de referentiesituatie voor dit onderzoek en de eventuele noodzaak van een vervolg-verkennend onderzoek. De Raad adviseert onder verwijzing naar aanwijzing 214 van de Aanwijzingen voor de regelgeving het bedoelde protocol en de in de toelichting aan het bedoelde onderzoek gestelde eisen zoveel mogelijk in de regeling zelf op te nemen, bijvoorbeeld door het de vorm te geven van een bijlage, bij het besluit zelf op te nemen.

4. De hoogte van de in artikel 8, tweede lid, BTM genoemde bedragen is sedert 1994 niet meer gewijzigd. De Raad geeft in overweging, te bezien of die bedragen nog voldoende zijn.

De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De Vice-President van de Raad van State


b>
Nader rapport (reactie op het advies) van 11 december 2002

De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met een aantal opmerkingen rekening is gehouden. Ln het hiemavolgende ga ik op deze opmerkingen in.

1. Artikel 8a BTM.

a. Aan de aanbeveling van de Raad, aan artikel 1 een definitie van de term "garant" toe te voegen, is gevolg gegeven. Bij de uitwerking van die definitie is rekening gehouden met de werkwijze van de Stichting CoFiZe, die voor een groot deel van de branche de financiële zekerheid verzorgt. CoFiZe betaalt namelijk geen bedrag uit, waarmee een ontstane bodemverontreiniging kan of moet worden gesaneerd; CoFiZe voert in eigen beheer en voor eigen kosten de sanering van de ontstane bodemverontreiniging uit.

b. De aanbeveling van de Raad tot aanpassing van onderdeel b is overgenomen.

c. De voorgestelde tekst van onderdeel c van dit artikel sluit aan bij de werkwijze van de Stichting CoFiZe, zoals die onder a is toegelicht. Wijziging is derhalve niet noodzakelijk.

2. Artikel 8c BTM.
De Raad beveelt aan om in artikel 8c duidelijk te maken dat bodemverontreiniging, ontstaan onder de vorige exploitant, onder de dekking van de financiële zekerheid van een nieuwe exploitant moet (blijven) vallen. Dit onderwerp is reeds geregeld in artikel 8d. De strekking van artikel 8d is, kort gezegd, dat bij wijziging van garant, soort zekerheid of exploitant een nieuw bodemonderzoek moet worden uitgevoerd om de toestand van de bodem vast te stellen.
Deze verplichting geldt alleen dan niet, indien de (nieuwe) garant schriftelijk verklaart dat hij de oorspronkelijke referentiesituatie beschouwt als toetspunt voor later optredende verontreiniging.

3. Artikel 8d BTM in relatie tot het protocol "Verkennend Onderzoek Tankstations".
De aanbeveling van de Raad om het protocol "Verkennend Onderzoek Tankstations" als bijlage toe te voegen aan het Besluit tankstations, is niet gevolgd. Een verwijzing naar het protocol is thans reeds opgenomen in onderdeel m van de definities in artikel 1. Voorts is de tekst in 1994 ter informatie als bijlage bij de nota van toelichting bij het oorspronkelijke besluit gevoegd. In 1995 is een nieuwe tekst van het protocol bij ministerieel besluit vastgesteld. De tekst is vrij verkrijgbaar bij het departement van VROM en er wordt aan gewerkt om de publicatie ervan onder te brengen bij Infomil.

4. Artikel 8, tweede lid van het geldende besluit.
Bij de vaststelling van de hoogte van de financiële zekerheid in 1990 is uitgegaan van de kosten van inmiddels uitgevoerde bodemsaneringen bij tankstations. Daarbij is verdisconteerd dat een goede monitoring een eventuele bodemverontreiniging vroegtijdig zichtbaar maakt, waardoor de kosten van sanering lager zullen uitvallen.
De saneringsoperatie in het kader van de invoering van het Besluit tankstations is inmiddels grotendeels achter de rug. De van de branche verkregen informatie over de kosten ervan leert dat de schatting van de financiële omvang van de operatie in 1990 globaal juist is gebleken.
Omdat voorts, voor zover bekend, nog geen beroep is gedaan op de verplicht gestelde financiële zekerheid, bestaat nog geen inzicht vanuit de praktijk in de toereikendheid van de hoogte van de financiële zekerheid. Verder werkt de hoogte van de financiële zekerheid maar zeer beperkt door in de hoogte van de verschuldigde premie.
Er is derhalve geen grond voor herziening van de indertijd vastgestelde bedragen.

In het ontwerpbesluit zijn nog enkele ondergeschikte technische wijzigingen aangebracht.

Ik moge U hierbij het gewijzigde ontwerpbesluit en de gewijzigde nota van toelichting wederom doen toekomen en U verzoeken overeenkomstig dit ontwerp te besluiten.

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer