Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels ter uitvoering van artikel 7 van de Tijdelijke instellingswet Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming (Besluit vergoedingen Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming).


Volledige tekst

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels ter uitvoering van artikel 7 van de Tijdelijke instellingswet Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming (Besluit vergoedingen Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming).

Bij Kabinetsmissive van 5 december 2002, no.02.005561, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels ter uitvoering van artikel 7 van de Tijdelijke instellingswet Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming (Besluit vergoedingen Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming).

Het ontwerpbesluit strekt ertoe, een grondslag te bieden voor de vaststelling bij ministeriële regeling van vergoedingen aan de leden en de plaatsvervangende leden van de Raad voor strafrechtstoepassing.

1. Het ontwerpbesluit is gebaseerd op artikel 7 van de Tijdelijke instellingswet Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming. Deze bepaling luidt: "Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden de vergoeding van reis- en verblijfkosten en verdere vergoedingen aan leden van de Raad vastgesteld."
Het voorgelegde ontwerpbesluit volstaat ermee, te bepalen dat deze vergoedingen bij ministeriële regeling zullen worden vastgesteld. Daarmee wordt naar het oordeel van de Raad van State op onjuiste wijze uitvoering gegeven aan artikel 7 van de wet. Een bepaling als deze behoort aldus te worden uitgelegd, dat de hoofdzaken van de vergoedingsregeling in de algemene maatregel van bestuur worden geregeld - al of niet onder verwijzing naar een bestaande wettelijke regeling, zoals bijvoorbeeld het Vergoedingenbesluit adviescolleges(zie noot 1) - , terwijl voor de (nadere) regeling van details kan worden verwezen naar een ministeriële regeling. Daarom adviseert de Raad hier alsnog voor een dergelijke opzet te kiezen.

2. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage.

De Raad van State heeft mitsdien bezwaar tegen het ontwerpbesluit en geeft U in overweging niet aldus te besluiten.

De Vice-President van de Raad van State


Bijlage bij het advies van de Raad van State van 20 december 2002, no.W03.02.0542/I met redactionele kanttekeningen die de Raad in overweging geeft.

- Nu het blijkens het opschrift de bedoeling is het besluit van een citeertitel te voorzien, aan het slot van de regeling een afzonderlijke bepaling tot vaststelling van een citeertitel opnemen (aanwijzing 96 van de Aanwijzingen voor de regelgeving (Ar)).
- De tijdelijkheid van de regeling in de citeertitel tot uitdrukking brengen (aanwijzing 182 Ar).



Nader rapport (reactie op het advies) van 14 maart 2003


1. Ingevolge het advies van de Raad van State zijn de bepalingen die oorspronkelijk bedoeld waren voor de ministeriële regeling, in het ontwerpbesluit opgenomen.

2. De twee redactionele kanttekeningen zijn eveneens in het ontwerpbesluit verwerkt.

Ik moge U hierbij het gewijzigde ontwerpbesluit en de gewijzigde nota van toelichting doen toekomen en U verzoeken overeenkomstig dit ontwerp te besluiten.

De Minister van Justitie


(1) Koninklijk besluit van 27 november 1996, Stb.583, gebaseerd op artikel 14 van de Kaderwet adviescolleges.