Wijziging van het Besluit elektronische deponering handelsregister.
- Kenmerk
- W18.24.00149/IV
- Datum aanhangig
- 26 juni 2024
- Datum vastgesteld
- 14 augustus 2024
- Datum advies
- 14 augustus 2024
- Datum publicatie
- 19 augustus 2024
- Vindplaats
- Staatscourant 2025, 1522
- Economische Zaken en Klimaat
- Algemene maatregel van bestuur
Bij Kabinetsmissive van 26 juni 2024, no.2024001535, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken en Klimaat (zie noot 1), bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit elektronische deponering handelsregister in verband met de uitbreiding van de verplichting tot elektronisch deponeren, met nota van toelichting.
De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen opmerkingen over het ontwerpbesluit en adviseert het besluit te nemen.
De vice-president van de Raad van State
Nader rapport (reactie op het advies) van 06 januari 2025
Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om enkele beperkte wijzigingen door te voeren.
Ten eerste is in artikel 2, vierde lid, onderdeel a, onder 1°, van het Besluit elektronische deponering handelsregister (artikel I, onderdeel B, van het ontwerpbesluit) duidelijker bepaald dat het afwijkende ingangsmoment, geregeld in dit lid, alleen geldt voor een middelgrote dochteronderneming van een grote moedermaatschappij. Wat betreft die moederrechtspersonen is nu expliciet bepaald dat dit niet zijn een rechtspersoon als bedoeld in de artikelen 395a, eerste lid (micro), 396, eerste lid (klein) of 397, eerste lid (middelgroot), van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
Ten tweede is artikel 3 van het Besluit elektronische deponering handelsregister (artikel I, onderdeel C, van het ontwerpbesluit) gesplitst in twee onderdelen. In dit artikel is bepaald op welke bescheiden het Besluit elektronische deponering handelsregister betrekking heeft. Artikel 3, onderdeel a, van het Besluit elektronische deponering handelsregister benoemt de bescheiden die gedeponeerd worden op grond van artikel 394, eerste en veride lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Onderdeel b van deze bepaling ziet op de bescheiden die gedeponeerd worden op grond van de artikelen 403, eerste lid, onderdeel g, voor zover het betreft de stukken of vertalingen, en 408, eerste lid, onderdeel e, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Met de verdeling in twee onderdelen wordt onderscheid gemaakt tussen de versmalling (onderdeel a) en de verbreding (onderdeel b) van de reikwijdte van het Besluit elektronische deponering handelsregister.
Ten slotte, de uitzondering voor uitgevende instellingen om het jaarverslag via SBR te moeten deponeren in artikel 4 van het Besluit elektronische deponering handelsregister is indertijd gemaakt omdat deze bedrijven op grond van de Wet op het financiële toezicht hun jaarverslag bij de Autoriteit Financiële Markten (AFM) deponeren (artikel I, onderdeel E, van het ontwerpbesluit). De AFM stuurt deze dan door naar de Kamer Van Koophandel. Die verplichting geldt echter enkel voor uitgevende instellingen met hun zetel in Nederland. Andere uitgevende instellingen die in Nederland een jaarverslag moeten deponeren, dienen hun jaarverslag wel via SBR rechtstreeks bij de Kamer van Koophandel te deponeren. Enkel voor wie artikel 5:25o van de Wet op het financieel toezicht van toepassing is, dient de jaarrekening bij de AFM te deponeren. Om deze reden is de uitzondering om de jaarrekening via SBR te deponeren beperkt tot uitgevende instellingen als bedoeld in artikel 5:25o van de Wet op het financieel toezicht.
Ik moge U hierbij het gewijzigde ontwerpbesluit en de gewijzigde nota van toelichting doen toekomen en U verzoeken overeenkomstig dit ontwerp te besluiten.
De Minister van Economische Zaken,
Voetnoot
(1) In verband met de kabinetswisseling wordt het advies gezonden aan de Minister van Economische Zaken.