Onteigening in de gemeente Breda (uitvoering van het inpassingsplan Ulvenhoutse bos).


Volledige tekst

Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en  Koninkrijksrelaties met een schrijven van 21 juni 2022, no.RWS-2022/16995, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Breda krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan Ulvenhoutse bos).

De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen opmerkingen over het ontwerpbesluit en adviseert het besluit te nemen.

De vice-president van de Raad van State

Nader rapport (reactie op het advies) van 8 september 2022

Het inpassingsplan voorziet in de realisatie van natuurherstelmaatregelen in het Natura-2000 gebied Ulvenhoutse bos. Het Ulvenhoutse bos ligt ten zuidoosten van Breda, ten oosten van de kern Ulvenhout. Dit gebied heeft, naast depositie van stikstof, last van verdroging als gevolg van de drainerende werking van waterlopen die in het verleden zijn aangelegd voor de ontwatering en afwatering van de land- en bosbouw. Hierdoor is er een te lage grondwaterspiegel ontstaan waardoor er een verminderde toestroming van regionaal en schoon kwelwater naar het bos plaats vindt en een versnelde afvoer van water uit het bos. Dit heeft geleid tot verdroging van de vochtige bossen waardoor de oorspronkelijke natuur sterk is achteruitgegaan. De gronden die nodig zijn voor de te nemen natuurherstelmaatregelen en ter onteigening zijn aangewezen, hebben in de huidige situatie een agrarische functie en zijn in gebruik als grasland of bouwland. De herstelmaatregelen houden onder andere in, het verhogen van de waterpeilen, het minimaliseren van de peilfluctuaties in het grondwater, het voorkomen van pieken in de toevoer naar het bos als gevolg van regenval in bebouwd gebied en het inrichten van een zone nieuwe natuur. Deze maatregelen maken het mogelijk dat de ecologische doelen worden gerealiseerd en de verplichtingen op grond van de Wet natuurbescherming worden nagekomen. Door de uitvoering van deze maatregelen kan het huidige gebruik van de ter onteigening aan te wijzen onroerende zaken niet worden voortgezet.

De Afdeling kan zich met het ontwerpbesluit verenigen.

Ik moge U hierbij het ontwerpbesluit doen toekomen en U verzoeken overeenkomstig dit ontwerp te besluiten.

DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING EN RUIMTELIJKE ORDENING