Intrekking van het Besluit tijdelijke verlaging kredietvergoeding in verband met structurele verlaging van de kredietvergoeding.


Volledige tekst

Bij Kabinetsmissive van 1 april 2022, no. 2022000659, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën mede namens de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot intrekking van het Besluit tijdelijke verlaging kredietvergoeding in verband met structurele verlaging van de kredietvergoeding, met nota van toelichting.

Het ontwerpbesluit strekt ertoe de maximale kredietvergoeding structureel te verlagen. De opslag op de wettelijke rente wordt verlaagd van 12 procentpunt naar 8 procentpunt.

De Afdeling advisering van de Raad van State begrijpt de keuze om de maximale kredietvergoeding structureel te verlagen. Zij vraagt echter aandacht voor de aanpak van de neveneffecten. In verband daarmee adviseert de Afdeling om de toelichting aan te vullen en zo nodig het ontwerpbesluit aan te passen.

1. Inleiding

Ter bescherming van consumenten is bepaald dat een kredietgever met betrekking tot consumptief krediet geen hogere kredietvergoeding rekent dan toegelaten op grond van het Besluit Kredietvergoeding. (zie noot 1) Op grond van dit besluit geldt dat er een maximum is voor het kredietvergoedingspercentage per jaar dat in rekening mag worden gebracht, namelijk de wettelijke rente en een opslag. (zie noot 2) In 2020 is de opslag op de wettelijke rente tijdelijk verlaagd naar 8 procentpunten in verband met de gevolgen van de coronacrisis. (zie noot 3) Deze tijdelijke verlaging is tweemaal verlengd en zou eindigen per 1 juli 2022. (zie noot 4) De opslag wordt met onderhavig besluit structureel verlaagd naar 8 procentpunten.

Bij de tijdelijke besluiten tot verlaging van de maximumkredietvergoeding was er al discussie over mogelijke ongewenste neveneffecten. (zie noot 5) Volgens de toelichting worden met de structurele verlaging consumenten blijvend beschermd tegen hoge kosten van krediet. Dat kan er tevens toe leiden dat kredietaanbieders selectiever beoordelen welke klanten zij accepteren. (zie noot 6) De voorgestelde wijziging kan eraan bijdragen dat kredietverstrekking plaatsvindt die passend is voor de financiële draagkracht van consumenten. Daarmee kunnen betalingsachterstanden worden voorkomen.

2. Neveneffecten

Uit de toelichting blijkt dat door verlaging van de opslag, en de daardoor verminderde winstmarges, aanbieders zouden kunnen besluiten hun selectiecriteria aan te passen. Dat kan er toe leiden dat minder krediet wordt verstrekt aan relatief risicovolle, en dus kwetsbare, klanten. Het gevolg hiervan is dit dat de meest kwetsbare consumenten minder gemakkelijk krediet kunnen afsluiten. Daardoor worden minder problematische schulden opgebouwd. (zie noot 7) Ook vindt de regering dat de waargenomen en verwachte effecten niet zodanig zijn dat de belangen van consumenten door verlaging van de maximale kredietvergoeding ernstig worden geschaad. Er blijft namelijk nog voldoende aanbod van klein consumptief beschikbaar. (zie noot 8)

Door SEO Economisch Onderzoek (hierna: SEO) is onderzoek verricht naar een structurele verlaging van de maximale kredietvergoeding. (zie noot 9) Ook heeft SEO een vervolgonderzoek uitgevoerd. (zie noot 10) In deze onderzoeken is gekeken naar de geobserveerde en verwachte effecten in de markt voor consumptief krediet ter voorbereiding op een eventuele structurele verlaging van de maximale kredietvergoeding.

Uit de onderzoeken van SEO blijkt dat aanbieders zijn gestopt of overwegen te stoppen als de vergoeding structureel verlaagd wordt naar 8 procentpunten. Ook blijkt dat de verlaging waarschijnlijk niet of nauwelijks effect heeft op de vraag naar krediet. Omdat de geleende bedragen relatief beperkt zijn, maakt een lagere rente (uitgedrukt in euro’s) maar beperkt verschil in maandlasten. Tevens worden neveneffecten verwacht door een verschuiving van de vraag naar andere productcategorieën, zoals huur, lease, een flitskrediet of ‘buy now pay later’ producten. Voor een aantal gemeentelijke kredietbanken geldt dat gemeenten meer dan voorheen zullen moeten bijdragen om het huidige niveau van dienstverlening te kunnen blijven bieden.

De Afdeling wijst erop dat de verlaging van de maximum kredietvergoeding er mogelijk toe zal leiden dat een deel van het aanbod wegvalt. Het is aannemelijk dat als gevolg hiervan de consument die geen toegang meer heeft tot krediet zich wendt tot een alternatief. Het risico is dat daarvoor geen of minder waarborgen gelden dan bij kredietverlening. Juist voor de meest kwetsbare consumenten zou dit in de praktijk kunnen leiden tot een verslechtering van hun positie en tot hogere en problematischere schulden. (zie noot 11)

Daarbij benoemen de onderzoekers van SEO dat rekening moet worden gehouden met een toenemend beroep op gemeentelijke kredietbanken, terwijl met het ontwerpbesluit het functioneren van die kredietbanken juist wordt bemoeilijkt. Gemeenten zullen een hogere bijdrage aan deze kredietbanken moeten verstrekken om voldoende beschikbaarheid van de diensten van deze kredietbanken te waarborgen.

De toelichting wijst er in dit verband op dat het ontwerpbesluit onderdeel uitmaakt van een aantal maatregelen, die gezamenlijk dienen om problematische schulden terug te dringen en consumenten tegen te zware schuldenlasten te beschermen. (zie noot 12) Zo zet de regering in op versterkte regulering van de alternatieve vormen van financiering van private lease en ‘buy now pay later’ bij de herziening van de richtlijn consumentkrediet. Verder volgt uit de toelichting dat er gestreefd wordt naar een aanscherping van de verificatieplicht, zodat kredietverstrekkers worden verplicht de financiële situatie van consumenten te controleren bij kredieten vanaf € 250. Ook zijn er aangepaste gedragsnormen door de sector opgesteld die ervoor moeten zorgen dat een krediet beter aansluit bij de financiële draagkracht van een consument.

De Afdeling merkt op dat de onderhandelingen over de regulering van de alternatieve vormen van financiering, zoals private lease en achteraf betalen, bij de herziening van de richtlijn consumentkrediet nog in een beginstadium zijn. Aanpassing van de regels zal dan ook nog enige tijd op zich laten wachten. (zie noot 13) Ook is niet duidelijk hoe de hiervoor aangehaalde problematiek voor gemeentelijke kredietbanken en de mogelijke gevolgen voor het beleid inzake schuldproblematiek in bredere zin zullen worden opgevangen.

Uit de toelichting spreekt de ambitie om problematische schulden tegen te gaan. De Afdeling begrijpt dat een verlaging van de maximale kredietvergoeding daarvoor gebruikt kan worden. Maar ook andere instrumenten die waarborgen dat de aanpak van de schuldenproblematiek wordt bewerkstelligd, zijn nodig om verschuiving van de problematiek tegen te gaan.

Het had dan ook in de rede gelegen dat het ontwerpbesluit zou worden genomen in samenhang met maatregelen op rijks- en gemeentelijk niveau, gericht op kwetsbare groepen en het al dan niet hebben van passende(r) opties, zoals de gemeentelijke kredietbank. In dat verband had ook betrokkenheid van de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor de hand gelegen.

De Afdeling adviseert hierop in de toelichting nader in te gaan en zo nodig het ontwerpbesluit aan te passen.

De Afdeling advisering van de Raad van State heeft een aantal opmerkingen bij het ontwerpbesluit en adviseert daarmee rekening te houden voordat een besluit wordt genomen.

De vice-president van de Raad van State


Nader rapport (reactie op het advies) van 9 juni 2022

2. Ik ben het met de Afdeling eens dat het belangrijk is om de maatregelen gericht op het tegengaan van problematische schulden in samenhang te bezien. Het is echter niet mogelijk om op voorhand volledig inzicht te verkrijgen in de interactie tussen de verschillende maatregelen en het potentiële integrale effect daarvan. In de toelichting heb ik daarom aangevuld dat gedurende de monitoring en in de geplande evaluatie hieraan expliciet aandacht zal worden besteed. Tevens zal ik, samen met de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen en de Minister voor Rechtsbescherming, in gesprek treden met de NVVK en kredietbanken over de gevolgen die zij ondervinden. Wanneer deze gesprekken aanleiding geven tot het ondervangen van negatieve effecten voor de kredietbanken dan zal de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties worden betrokken.

Het vormgeven van een gecoördineerde benadering ter bestrijding van de schuldenproblematiek komt momenteel reeds tot uiting in de interdepartementale aanpak gericht op armoedebestrijding en preventie van geldzorgen, die momenteel door het kabinet wordt opgesteld. Het streven is om de Tweede Kamer voor de zomer een overzicht te bieden van de verschillende maatregelen die worden genomen om problematische schulden te bestrijden. De structurele verlaging van de maximale kredietvergoeding maakt hier onderdeel van uit.

Ten aanzien van de zorgen van de Afdeling over passende(r) opties voor kwetsbare groepen, vind ik het van belang om te wijzen op het sociale vangnet dat wordt geboden door de Participatiewet. Aan mensen die in bijzondere omstandigheden noodzakelijke kosten moeten maken, wordt door gemeenten bijzondere bijstand verleend op grond van artikel 35 van de Participatiewet. Ook biedt artikel 51 van die wet gemeenten de ruimte om bijzondere bijstand voor de kosten van noodzakelijke duurzame gebruiksgoederen te verlenen in de vorm van een geldlening of borgtocht, dan wel in de vorm van een bedrag om niet.

Ik bied U hierbij, mede namens de Minister voor Rechtsbescherming en de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, het gewijzigde ontwerpbesluit en de gewijzigde nota van toelichting aan en verzoek U overeenkomstig dit ontwerp te besluiten.

De Minister van Financiën


Voetnoten

(1) Artikel 4:35 Wet op het financieel toezicht juncto artikel 115a Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft.
(2) Artikel 4 Besluit Kredietvergoeding.
(3) Besluit van 15 juli 2020, Stb. 2020, 272.
(4) Besluit van 11 februari 2021, Stb. 2021, 75 en Besluit van 14 juli 2021, Stb. 2021, 371.
(5) Stcrt. 2020, 40282, Stcrt. 2021, 36862.
(6) Nota van toelichting, paragraaf 2.
(7) Nota van toelichting, paragraaf 3.
(8) Nota van toelichting, paragraaf 4.
(9) Bijlage ‘Effecten verlaging maximale kredietvergoeding’ bij Kamerstukken II 2020/21, 24515, nr. 579.
(10) Bijlage ‘Update maximale kredietvergoeding SEO Economisch Onderzoek’ bij Kamerstukken II 2021/22, 24515, nr. 618.
(11) Doordat de voorwaarden van een consumptief krediet kunnen verschillen in restricties kan een consument uit de kwetsbare groep veelvuldiger niet aan de gestelde voorwaarden voldoen dan andere consumenten. Zie onder meer het rapport van de Autoriteit Financiële Markten (AFM), ‘Trendzicht 2022’, p. 37 en de wetgevingsbrief van de AFM van 30 maart 2021 met kenmerk SyVr-20121188, p. 9-10.
(12) Nota van toelichting, paragraaf 5.
(13) Zie Kamerstukken II 2021/22, 22112, nr. 3291: "Uit de eerste raadsonderhandelingen blijkt dat een meerderheid van de lidstaten geen voorstander is om leaseovereenkomsten onder de reikwijdte van de richtlijn te plaatsen omdat zij huren en leasen niet zien als een kredietvorm en de richtlijn consumentenkrediet dus ook niet als een geschikt instrument zien om eventuele risico’s voor consumenten te mitigeren." Ook de verdere besluitvorming ten aanzien van de verificatieplicht pas zal worden voortgezet wanneer herziening van de richtlijn is afgerond (Kamerstukken II 2021/22, 24515, nr. 618).