Aanpassing van het Bouwbesluit 2012 en het Besluit bouwwerken leefomgeving in verband met het regelen van de veiligheidscoördinator directe omgeving en enkele andere wijzigingen.


Volledige tekst

Bij Kabinetsmissive van 1 oktober 2020, no.2020002011, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende aanpassing van het Bouwbesluit 2012 en het Besluit bouwwerken leefomgeving in verband met het regelen van de veiligheidscoördinator directe omgeving en enkele andere wijzigingen, met nota van toelichting.

De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen opmerkingen over het ontwerpbesluit en adviseert het besluit te nemen.

Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, adviseert de Afdeling dit advies openbaar te maken.

De vice-president van de Raad van State


Nader rapport (reactie op het advies) van 25 februari 2021

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om enkele technische wijzigingen in het ontwerpbesluit en de nota van toelichting door te voeren. De meeste wijzigingen betreffen het Besluit bouwwerken leefomgeving (hierna: Bbl), en een enkele wijziging betreft het Bouwbesluit 2012. Naast de technische wijzigingen die hieronder zijn opgenomen, is er ook een beleidsinhoudelijke wijziging komen te vervallen: de wijziging met de eis dat een lift daadwerkelijk bruikbaar moet zijn bij brand is (vooralsnog) vervallen, omdat deze eis betrekking heeft op de werking van de liftinstallatie zelf en er vraagtekens zijn of deze eis wel in lijn is met de Europese productregelgeving voor liftinstallaties. Dit wordt eerst nader onderzocht en zal eventueel in een ander besluit in de toekomst worden geregeld.

In artikel I, onderdeel C, is een nieuwe wijziging opgenomen van artikel 2.15f, onder p, onder 4°, van het Bbl. Daarin was per abuis een te ruime verwijzing naar artikel 3.101 van het Besluit activiteiten leefomgeving (hierna: Bal) opgenomen. Dit is door middel van deze wijziging hersteld.

Tabel 3.83 in artikel I, onderdeel D, is aangepast om rekening te houden met de nieuwe artikelen 3.84a en 3.84b van het Bbl, en ook met artikel 3.87a van het Bbl, zoals ingevoegd in het Besluit van 4 november 2020 tot wijziging van diverse besluiten in verband met de aanpassing van de methodiek voor het bepalen van de energieprestatie van gebouwen en de inijking van energielabels (Stb. 2020, 454).

Artikel I, onderdeel F, is tekstueel gewijzigd om beter aan te sluiten bij de systematiek en bewoording van het stelsel Omgevingswet en specifiek het Bal.

In artikel I, onderdelen M en AC tot en met AE zijn wijzigingen opgenomen met betrekking tot de afbakening van maatwerkvoorschriften met betrekking tot de minimumwaarde aandeel hernieuwbare energie. Het betreft een beleidsarme omzetting van artikel 3.9 van de Regeling Bouwbesluit 2012 naar de systematiek van de Omgevingswet, zoals dat in artikel 3.9 in de Regeling Bouwbesluit 2012 per 1 januari 2021 gewijzigd is (Stcrt. 2020, 37764). In de systematiek van de Omgevingswet is het passend om dit op besluitniveau te regelen.

De eisen aan toiletruimtes, geregeld in paragraaf 4.5.3 van het Bbl, waren abusievelijk niet meegenomen in artikel 4.10, eerste lid, van het Bbl, te weten de uitzonderingen van eisen aan een drijvend bouwwerk. Met de nieuwe wijziging in artikel I, onderdeel N, is dit hersteld. Het betreft een technische omzetting van de huidige regels op dit punt naar het stelsel onder de Omgevingswet.

Er is in artikel I, onderdeel AU, een verkeerde verwijzing in artikel 5.21c van het Bbl gecorrigeerd (de verwijzing naar artikel 4.162 is vervangen door een verwijzing naar artikel 4.160b van het Bbl).

In artikel I, onderdeel AAG, is een begripsbepaling van “meerjarenafspraak energie-efficiëntie” toegevoegd die nodig is voor de goede werking van artikel 3.84a van het Bbl.

In het algemeen deel van de toelichting is in hoofdstuk 2 de toelichting aangevuld, om rekening te houden met het Besluit kwaliteitsborging voor het bouwen dat in voorbereiding is. Door dat besluit zal naast de bouwvergunning ook een bouwmelding gaan bestaan, waarvoor ook een ingevulde risicomatrix zal dienen te worden aangeleverd.

Ten slotte is de artikelsgewijze toelichting bij artikel I, onderdeel P (betreffende de wijziging van artikel 4.21, zesde lid, van het Bbl) aangevuld om duidelijk te maken dat de nieuwe eis van artikel 4.21, zesde lid, van het Bbl, niet van toepassing is op een vloer bij een brug of viaduct die incidenteel gebruikt worden voor inspecties of toegang bieden tot scheepvaartverkeersseinen en afsluitboomkasten.

De wijziging van artikel 9.2 van het Bouwbesluit 2012 in artikel II, onderdeel AD, is technisch aangepast zodat de foutieve nummering van de leden (er waren abusievelijk twee elfde leden) wordt hersteld.

Ik moge U hierbij het ontwerpbesluit en de nota van toelichting doen toekomen en U verzoeken overeenkomstig dit ontwerp te besluiten.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties