Nota van wijziging op het wetsvoorstel verbetering uitvoerbaarheid toeslagen.


Volledige tekst

Bij Kabinetsmissive van 18 september 2020, no.2020001667, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de nota van wijziging van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen en enkele andere wetten met het oog op verbetering van de uitvoerbaarheid van toeslagen (Wet verbetering uitvoerbaarheid toeslagen), met toelichting.

Deze nota van wijziging voorziet in een uitzondering op de arbeidseis voor de kinderopvangtoeslag bij detentie door een veroordeling tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel van langer dan een jaar. Daarnaast regelt de nota van wijziging een mogelijkheid tot (i) herziening naar evenredigheid van betaalde of verrekende kosten van invordering bij het vaststellen van de hardheidstegemoetkoming en (ii) herziening en vergoeding van betaalde of verrekende rente wegens te late betaling die verband houdt met een in het kader van de hersteloperatie onredelijk, onbillijk en onevenredig geachte terugvordering.

De Afdeling advisering van de Raad van State maakt een opmerking over de uitzondering op de arbeidseis bij detentie. In verband daarmee is aanpassing wenselijk van de nota van wijziging of de toelichting.

Het criterium in het voorstel is of iemand is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel van langer dan een jaar, gedurende de periode waarin die straf of maatregel ten uitvoer wordt gelegd. (zie noot 1) Volgens de toelichting sluit de grens van een jaar aan bij de reeds bestaande uitzondering voor de huurtoeslag, waarbij een gedetineerde partner of medebewoner buiten aanmerking wordt gelaten als deze langer dan een jaar gedetineerd is. (zie noot 2) Volgens artikel 2 van het Besluit op de huurtoeslag is voor de huurtoeslag doorslaggevend of iemand langer dan een jaar op een ander adres verblijft, wegens verblijf in een penitentiaire inrichting. De Afdeling constateert dat voor de huurtoeslag een ander criterium geldt, dan nu voor de kinderopvangtoeslag wordt voorgesteld.

De Afdeling adviseert toe te lichten waarom voor de uitzondering op de arbeidseis bij detentie niet is aangesloten bij de bestaande uitzondering voor de huurtoeslag en zo nodig de nota van wijziging aan te passen.

De Afdeling advisering van de Raad van State heeft een opmerking bij de nota van wijziging en adviseert daarmee rekening te houden voordat deze bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal wordt ingediend.

De vice-president van de Raad van State


Nader rapport (reactie op het advies) van 5 oktober 2020

De opmerking van de Afdeling is correct dat het voorgestelde criterium met betrekking tot de arbeidseis bij de kinderopvangtoeslag niet exact hetzelfde is als het criterium dat wordt gehanteerd bij het buiten beschouwing laten van de huurder, diens partner of een medebewoner bij de huurtoeslag. Hiervoor zijn twee hoofdredenen.

De Wet kinderopvang (Wko) en de Wet op de huurtoeslag (Wht) kennen een ander wettelijk kader. De Wht kent een partnerbegrip dat afwijkt van de andere inkomensafhankelijke regelingen, waaronder de Wko. Daarnaast wordt met de aanpassing van de arbeidseis meer aandacht besteed aan het voorkomen van hoge terugvorderingen. Om deze redenen is de voorgestelde uitzondering op de arbeidseis wat vormgeving betreft niet volledig identiek aan de bestaande uitzondering voor de huurtoeslag. Het voorgaande leidt niet tot een aanpassing van de tekst van de nota van wijziging, maar wel tot toevoeging van de volgende passage aan onderdeel 1.1 van het algemeen deel, p. 3:

“De voorgestelde uitzondering op de arbeidseis is niet volledig identiek aan genoemde uitzondering voor de huurtoeslag. Hiervoor zijn twee hoofdredenen. De Wet kinderopvang (Wko) en de Wet op de huurtoeslag (Wht) kennen een ander wettelijk kader. Zo kent de Wht een partnerbegrip dat afwijkt van de andere inkomensafhankelijke regelingen, waaronder de Wko. Daarnaast wordt met de aanpassing van de arbeidseis meer aandacht besteed aan het voorkomen van hoge terugvorderingen.”

Daarnaast zijn enkele redactionele wijzigingen in de nota van wijziging en de toelichting aangebracht.

Ik moge U verzoeken de hierbij gevoegde gewijzigde nota van wijziging en gewijzigde toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Staatssecretaris van Financiën


Voetnoten

(1) Voorgesteld artikel 1.6, tiende lid, van de Wet kinderopvang.
(2) Memorie van toelichting, paragraaf 1.1.