Aanvullingsbesluit bodem Omgevingswet.


Volledige tekst

Bij Kabinetsmissive van 9 april 2020, no.2020000731, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Milieu en Wonen, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit activiteiten leefomgeving, het Besluit kwaliteit leefomgeving, het Omgevingsbesluit en enkele andere besluiten met het oog op het beschermen van de bodem, met inbegrip van het grondwater, en het duurzaam en doelmatig gebruik van de bodem (Aanvullingsbesluit bodem Omgevingswet), met nota van toelichting.

De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen opmerkingen over het ontwerpbesluit en adviseert het besluit te nemen.

Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, adviseert de Afdeling dit advies openbaar te maken.

De vice-president van de Raad van State


Nader rapport (reactie op het advies) van 23 november 2020

De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen opmerkingen over het ontwerpbesluit en adviseert het besluit te nemen.

Er is van de gelegenheid gebruik gemaakt om ambtshalve wijzigingen in het ontwerpbesluit en in de nota van toelichting door te voeren.

Er zijn verschillende redactionele en wetstechnische wijzigingen doorgevoerd in het ontwerpbesluit die geen invloed hebben op de inhoud of strekking van de regels. Zo zijn er enkele redactionele correcties aangebracht, zijn onderdelen verplaatst of verduidelijkt en zijn verwijzingen waar nodig technisch aangepast of geactualiseerd, onder meer naar aanleiding van het definitieve Invoeringsbesluit, dat inmiddels in het Staatsblad is gepubliceerd (zie noot 1).

Het bleek verder noodzakelijk om een beperkt aantal inhoudelijke wijzigingen door te voeren. Deze wijzigingen worden hieronder toegelicht.

De instructieregels over het bouwen op verontreinigde bodem en de bijbehorende regels in de zogenoemde bruidsschat (tijdelijk deel van het omgevingsplan via het Invoeringsbesluit) zijn verduidelijkt op het punt van de koppeling tussen de bouwactiviteit en het saneren. In het bijzonder betreft dit de gegevens die moeten worden verstrekt voorafgaand aan het bouwen en de relatie tussen sanering en ingebruikname na afloop van de bouwactiviteit, zowel in het Besluit kwaliteit leefomgeving als in de bijbehorende bruidsschat. Daarnaast is de bruidsschat in zijn geheel geactualiseerd aan de hand van het definitieve Invoeringsbesluit.

Het ontwerpbesluit bevatte al een wijziging van artikel 13.1 Omgevingsbesluit met het oog op het doorzenden van meldingen aan de Inspectie Leefomgeving en Transport als toezichthouder. Dezelfde doorzendfunctionaliteit is nu ook opgenomen in de artikelen die de functionaliteiten van het Digitaal Stelsel Omgevingswet regelen.

Er zijn verduidelijkingen aangebracht en een enkel onderdeel is aangevuld in de categorieën te registreren beperkingenbesluiten die betrekking hebben op bodemverontreiniging in het via dit Aanvullingsbesluit bodem te wijzingen Aanwijzingsbesluit Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken. Ook de nota van toelichting is op deze punten verduidelijkt en aangevuld. Dit houdt verband met verduidelijking van de wetstechnische samenhang tussen het overgangsrecht in de Aanvullingswet bodem en de registratie van de daaruit voortvloeiende besluiten, alsmede verbeterde inzichten over de samenhang met de saneringsmaatregelen uit het Besluit activiteiten leefomgeving en tot welke beperkingenbesluiten die kunnen leiden.

Er zijn diverse verbeteringen doorgevoerd in de regels over het toepassen van grond, bouwstoffen en baggerspecie in het Besluit activiteiten leefomgeving of in het via dit Aanvullingsbesluit bodem herziene Besluit bodemkwaliteit. Deze verbeteringen worden hierna puntsgewijs toegelicht.

- In het herziene Besluit bodemkwaliteit is alsnog een bevoegdheid opgenomen om bij ministeriële regeling regels te stellen omtrent de afleverbon die een partij bouwstoffen, grond of baggerspecie (in de meeste gevallen) moet begeleiden om de partij te kunnen identificeren als de partij waarop de bijbehorende milieuverklaring bodemkwaliteit betrekking heeft. Deze bevoegdheid was per abuis niet eerder overgenomen. In verband hiermee waren tevens enkele redactionele aanpassingen nodig.

- Om strijdigheid met de Kaderrichtlijn afvalstoffen te voorkomen wordt in het Besluit activiteiten leefomgeving het toepassen van bouwstoffen, grond of baggerspecie in een aangewezen functionele toepassing niet langer als nuttig toepassen aangemerkt. In plaats daarvan is opgenomen dat het alleen is toegestaan bouwstoffen, grond en baggerspecie, voor zover het gaat om afvalstoffen, toe te passen als sprake is van een nuttige toepassing. Deze formulering is vrijwel gelijk aan die in artikel 5, eerste lid, aanhef en onder c, van het Besluit bodemkwaliteit zoals dat luidt voorafgaand aan inwerkingtreding van het Aanvullingsbesluit bodem Omgevingswet. Hiermee wordt voorkomen dat afvalstoffen die in het licht van de Kaderrichtlijn afvalstoffen en artikel 1.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer worden verwijderd, toch kunnen worden toegepast onder algemene regels, terwijl hiervoor volgens de Kaderrichtlijn afvalstoffen een vergunning is vereist.

- Om te verduidelijken dat een milieuverklaring niet het definitieve bewijs is dat materiaal aan de kwaliteitseisen voldoet, maar slechts dient als bewijsmiddel behoudens tegenbewijs, is de juridische status hiervan verhelderd en zijn diverse bepalingen in het Besluit activiteiten leefomgeving redactioneel aangepast.

- In artikel 25c, derde lid, van het herziene Besluit bodemkwaliteit is de omissie hersteld dat ook de waterbeheerder (het waterschap of de Minister van Infrastructuur en Waterstaat) een bodemkwaliteitskaart kan vaststellen die als grondslag kan worden gebruikt voor een milieuverklaring bodemkwaliteit die betrekking heeft op uit de waterbodem ontgraven baggerspecie. Daarbij is ook een andere onvolkomenheid hersteld, namelijk dat niet alleen een door de gemeente of waterbeheer zelf vastgestelde kaart als grondslag voor een milieuverklaring bodemkwaliteit kan dienen. Het moet ook mogelijk blijven dat een kaart die door een ander bestuursorgaan is vastgesteld door de betrokken gemeente of waterbeheerder wordt aanvaard om binnen het eigen beheergebied als grondslag voor een milieuverklaring bodemkwaliteit te worden gebruikt voor toepassing van grond of baggerspecie die afkomstig is uit het op de kaart aangewezen gebied. Beide aanpassingen zijn een voortzetting van de regelgeving zoals die luidt voorafgaand aan inwerkingtreding van het Aanvullingsbesluit bodem Omgevingswet.

- In artikel 25d, derde lid, van het herziene Besluit bodemkwaliteit is verduidelijkt dat in een milieuverklaring bodemkwaliteit ook moet worden aangegeven in hoeverre in de partij verontreinigende stoffen worden aangetroffen waarvoor (nog) geen kwaliteitseisen zijn gesteld, of andere relevante parameters worden aangetroffen. Dit vereiste is tot de inwerkingtreding van het Aanvullingsbesluit bodem te vinden in de Regeling bodemkwaliteit.

De nota van toelichting is in overeenstemming gebracht met de bovengenoemde aanpassingen. Tot slot is de nota van toelichting bij het ontwerpbesluit ook los van wijzigingen in artikelen op een aantal onderdelen verduidelijkt of geactualiseerd.

Ik bied U hierbij mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit het gewijzigde ontwerpbesluit en de gewijzigde nota van toelichting aan verzoek U overeenkomstig dit ontwerp te besluiten.

DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT


Voetnoten

(1) Staatsblad 2020, 400.