Wet nadere beloningsmaatregelen financiële ondernemingen.


Volledige tekst

Bij Kabinetsmissive van 31 maart 2020, no. 2020665, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht houdende nadere regels met betrekking tot het beloningsbeleid van financiële ondernemingen (Wet nadere beloningsmaatregelen financiële ondernemingen), met memorie van toelichting.

Het wetsvoorstel bevat een aantal nadere maatregelen over beloningen in financiële ondernemingen. Daartoe wijzigt het hoofdstuk 1.7 van de Wet op het financieel toezicht (Wft). Geregeld wordt onder meer dat een financiële onderneming er zorg voor draagt dat aandelen (zie noot 1) die bestanddeel vormen van de vaste beloning van personen die werkzaam zijn onder haar verantwoordelijkheid ten minste tot vijf jaar na verwerving worden aangehouden (hierna: de wettelijke retentieperiode). (zie noot 2)

De Afdeling advisering van de Raad van State maakt een opmerking over het eigendomsrecht en de voorgestelde overgangsregeling. In verband daarmee is aanpassing van het wetsvoorstel en de toelichting wenselijk.

1. Eigendomsrecht en overgangsregeling

Zoals in de toelichting wordt onderkend, kan de voorgestelde introductie van een wettelijke retentieperiode een aantasting vormen van bestaande overeenkomsten met werknemers. (zie noot 3) In zoverre kan het wetsvoorstel dan ook een inbreuk vormen op het beschermde recht op een ongestoord genot van eigendom. (zie noot 4)

In de toelichting wordt opgemerkt dat voor zover de maatregelen hierop een inbreuk vormen, dat gerechtvaardigd is ter voorkoming van perverse prikkels die ertoe kunnen leiden dat de stabiliteit van de onderneming in gevaar komt of het klantbelang wordt veronachtzaamd en met het oog op het borgen van het maatschappelijk draagvlak voor en het vertrouwen in banken. Mede met het oog op de proportionaliteit wordt voor bestaande gevallen voorzien in overgangstermijn van een jaar na het moment van inwerkingtreding. (zie noot 5)

De Afdeling wijst erop dat de regeling voor een wettelijke retentieperiode gevolgen kan hebben voor overeenkomsten die zien op financiële instrumenten die reeds daadwerkelijk aan medewerkers in eigendom zijn overgedragen. In de toelichting worden die gevallen niet uitdrukkelijk onderkend. De betrokken medewerkers kunnen de beloning in aandelen aanvaard hebben of keuzes hebben gemaakt over de aanwending van de aandelen zonder kennis van de nieuwe regels.

De vraag rijst of het correct is de eventuele nadelige financiële gevolgen daarvan ten laste van de betrokken medewerkers te brengen. Weliswaar is voorzien in een overgangsperiode van een jaar, zoals dat ook bij de invoering van maatregelen voor bonussen destijds is gebeurd. De Afdeling merkt echter op dat bonussen meestal per jaar worden betaald, terwijl het bij in de onderhavige maatregelen gaat om een periode van vijf jaar. In dat licht behoeft een overgangsperiode beperkt tot een jaar een aanvullende toelichting, mede gelet op het vereiste van proportionaliteit bij het maken van een inbreuk op het eigendomsrecht.

De Afdeling adviseert om daarbij tevens aandacht te besteden aan de mogelijke gevolgen voor de uitoefening van de eigendomsrechten van aandeelhouders van niet-beursgenoteerde financiële ondernemingen in de gevallen waarin bijzondere regimes van toepassing zijn wat betreft de verkoop van aandelen. Voor het geval dat er voorafgaand aan de invoering van de nieuwe maatregel reeds regelingen zijn getroffen voor bijvoorbeeld vaste verkoopmomenten, dienen de gevolgen hiervoor van de nieuwe regeling nader te worden bezien. (zie noot 6)

De Afdeling adviseert de toelichting naar aanleiding van het voorgaande te verduidelijken en aan te vullen, en zo nodig het voorstel aan te passen.

2. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.

De Afdeling advisering van de Raad van State heeft een aantal opmerkingen bij het voorstel en adviseert daarmee rekening te houden voordat het voorstel bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal wordt ingediend.


De vice-president van de Raad van State


Redactionele bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State betreffende no.W06.20.0089/III

- In artikel I, onderdeel A, onder 2, in het voorgestelde tweede lid van artikel 1:111 Wft de zinsnede "en richtsnoeren van Europese toezichthoudende autoriteiten" schrappen. Deze richtsnoeren vinden steeds hun grondslag in bindende EU-rechtshandelingen. Hierom, en vanwege het niet-verbindende karakter van dergelijke richtsnoeren als zodanig, is het apart vermelden ervan overbodig en onwenselijk. (zie noot 7)



Nader rapport (reactie op het advies) van 2 juli 2020

1. Hieraan is gevolg gegeven. Het overgangsrecht bij de voorgestelde introductie van een wettelijke retentieperiode voor aandelen en vergelijkbare financiële instrumenten in de vaste beloning van financiële ondernemingen is aangepast. Er is nu in eerbiedigende werking voorzien ten aanzien van financiële instrumenten die reeds voor afloop van het overgangsrecht zijn verworven door medewerkers die al op het moment van inwerkingtreding van de retentieperiode voor de financiële onderneming werkzaam zijn. De overgangsperiode van een jaar wordt in stand gelaten om, waar nodig, de arbeidsvoorwaarden, contractuele afspraken en dergelijke te herzien die voorafgaand aan de inwerkingtreding van de retentieperiode zijn overeengekomen. In de toelichting is verduidelijkt dat hiermee ook wordt gedoeld op (bijzondere) regelingen zoals voor vaste verkoopmomenten.

2. Aan de redactionele opmerking van de Afdeling is gevolg gegeven. In verband hiermee is ook de memorie van toelichting aangepast (zie paragraaf 7 van het algemeen deel en de artikelsgewijze toelichting bij artikel I, onderdeel A).

3. Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om de weergave en bespreking van de consultatiereacties in paragraaf 6 van de toelichting iets in te korten en de bespreking van de reacties meer te beperken tot de scope van dit wetsvoorstel.

Ik verzoek U het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.


De Minister van Financiën



Voetnoten

(1) Of andere financiële instrumenten waarvan de waarde afhankelijk is van de waarde van de onderneming.
(2) Artikel 1:130 Wft (artikel I, onderdeel H).
(3) Dit geldt eveneens voor een andere maatregel, namelijk de voorgestelde beperking van de uitzondering op het bonusplafond voor niet-CAO personeel, waarvoor het voorstel eveneens voorziet in overgangsrecht.
(4) Als bedoeld in artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM en artikel 17 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
(5) Memorie van toelichting, artikel I, onderdeel H.
(6) In een aandeelhoudersovereenkomst kunnen hieraan beperkingen zijn gesteld. Zo kunnen bepalingen zijn opgenomen die een grootaandeelhouder de mogelijkheid bieden om minderheidsaandeelhouders tot verkoop van hun aandelen te dwingen en/of die minderheidsaandeelhouders de mogelijkheid bieden om onder dezelfde voorwaarden als een grootaandeelhouder mee te verkopen (de zogeheten ‘drag along’ en/of ‘tag along’ of meesleep- en meeverkoopregelingen).
(7) Zie over de omzetting van richtsnoeren onder meer het advies van de Afdeling van 26 maart 2020 (W16.20.0020/II) over het wetsvoorstel voor de Implementatiewet richtlijn auteursrecht in de digitale eengemaakte markt (Kamerstukken II 2019/20, 35454 nr. 4).