Wijziging van het Tabaks- en rookwarenbesluit.


Volledige tekst

Bij Kabinetsmissive van 1 april 2020, no.2020000674, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, in overeenstemming met de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Tabaks- en rookwarenbesluit ter introductie van de verplichting een rookverbod in te stellen, aan te duiden en te handhaven op de terreinen die horen bij gebouwen en inrichtingen die worden gebruikt voor onderwijs, met nota van toelichting.

Het ontwerpbesluit introduceert een rookverbod op terreinen grenzend aan, of in de directe nabijheid gelegen van, gebouwen en inrichtingen van basisscholen, scholen voor voortgezet en speciaal onderwijs, en instellingen voor middelbaar beroeps-, hoger beroeps- en wetenschappelijk onderwijs. Daarnaast regelt het een rookverbod voor de open lucht binnen onderwijsinstellingen. Daarmee wordt uitvoering gegeven aan artikel 10, tweede lid, onder a van de Tabaks- en rookwarenwet. Deze bepaling is ingevoerd bij een amendement en bevat een delegatiegrondslag voor het stellen van regels over rookverboden op terreinen bij scholen en onderwijsinstellingen. Het rookvrij maken van schoolterreinen is ook genoemd als maatregel binnen het Nationaal Preventieakkoord.

De Afdeling advisering van de Raad van State maakt een opmerking over de mogelijke differentiatie tussen verschillende scholen en onderwijsinstellingen. In verband daarmee is aanpassing van de toelichting wenselijk.

1. Een algeheel rookverbod

Op dit moment geldt een rookverbod alleen binnen gebouwen en inrichtingen in gebruik bij onderwijsinstellingen. (zie noot 1) Het ontwerpbesluit breidt dit verbod uit tot de buitenruimte. Het behelst een verplichting voor beheerders om een rookverbod in te stellen, aan te duiden en te handhaven op terreinen behorende bij gebouwen of inrichtingen die in gebruik zijn bij scholen en onderwijsinstellingen. Deze terreinen moeten wel in gebruik zijn. Het rookverbod is daarmee van toepassing op terreinen bij basisscholen en speciale scholen voor basisonderwijs. Ook is het van toepassing op terreinen grenzend aan, of in de directe nabijheid gelegen van, alle door de overheid bekostigde scholen voor voortgezet onderwijs.

Het rookverbod is eveneens van toepassing op onderwijsinstellingen voor het middelbaar beroeps-, hoger beroeps- en wetenschappelijk onderwijs. Terreinen behorende bij niet-bekostigde internationale scholen, niet-bekostigde instellingen voor middelbaar, hoger, wetenschappelijk en post-initieel onderwijs vallen niet onder de reikwijdte van de delegatiegrondslag. (zie noot 2) Het ontwerpbesluit introduceert verder een rookverbod voor de open lucht binnen deze gebouwen of inrichtingen, zoals bijvoorbeeld voor binnentuinen. (zie noot 3)

Met het ontwerpbesluit wordt uitvoering gegeven aan artikel 10, tweede lid, onder a, van de Tabaks- en rookwarenwet. Deze bepaling is ingevoerd bij een amendement en bevat een delegatiegrondslag voor het stellen van regels over rookverboden op terreinen bij scholen en onderwijsinstellingen. (zie noot 4) Het rookvrij maken van schoolterreinen is ook één van de maatregelen in het kader van het Nationaal Preventieakkoord. Daarin is afgesproken dat deze maatregel in 2020 in werking zal treden. (zie noot 5)

De wet biedt ruimte om onderscheid te maken tussen de verschillende scholen en instellingen. (zie noot 6) Het ontwerpbesluit heeft van deze ruimte echter geen gebruik gemaakt. Met andere woorden, er is sprake van een algeheel rookverbod op terreinen rondom scholen en onderwijsinstellingen. De toelichting motiveert een algeheel rookverbod met een verwijzing naar een onderzoek op dit gebied. Uit dit onderzoek wordt afgeleid dat uitzonderingen de norm ondermijnen waardoor de maatregel minder effectief zou zijn. (zie noot 7)

De Afdeling merkt op dat in het bijzonder tussen instellingen voor hoger onderwijs en overig onderwijs een onderscheid denkbaar is. Hierbij wijst de Afdeling op het verschil tussen minder- en meerderjarigen. Bij het hoger onderwijs, (zie noot 8) en zeker bij het wetenschappelijk onderwijs, volgen immers in de regel volwassenen onderwijs. Het rookverbod wordt echter gerechtvaardigd ter bescherming van de gezondheid van jongeren. (zie noot 9) Bij het hoger onderwijs is bovendien vaak sprake van lastig af te bakenen terreinen, zoals op campussen. (zie noot 10) De Afdeling merkt op dat een campus zonder (veel) bedrijven al snel volledig onder de regeling zal vallen.

Daarnaast wijst de Afdeling op het in de toelichting genoemde onderzoek. Uit dit onderzoek blijkt dat specifiek het in zicht roken de norm van niet-roken ondermijnt. (zie noot 11) Het gaat er dus in het bijzonder om dat rokers niet worden gezien. Andere maatregelen zijn daarom ook denkbaar, bijvoorbeeld door het aanwijzen van een rookzone waarbij rokers niet worden gezien. Dit wordt eveneens door het onderzoek aangedragen. (zie noot 12) Bovendien betreft het onderzoek de implementatie van een rookverbod op terreinen bij scholen voor secundair onderwijs, niet bij instellingen voor hoger onderwijs. Dit betekent dat de onderzoeksresultaten betrekking hebben op minderjarige scholieren, en wellicht niet één-op-één van toepassing zijn op meerderjarigen in het algemeen en studenten van het hoger onderwijs in het bijzonder.

Vanwege de verschillen tussen hoger onderwijs en overig onderwijs, en het genoemde onderzoek, adviseert de Afdeling de toelichting aan te vullen. De Afdeling adviseert daarbij specifiek in te gaan op de mogelijkheid tot differentiatie tussen de verschillende scholen en instellingen.

De Afdeling advisering van de Raad van State heeft een aantal opmerkingen bij het ontwerpbesluit en adviseert daarmee rekening te houden voordat een besluit wordt genomen.


De vice-president van de Raad van State



Nader rapport (reactie op her advies) 18 juni 2020

Naar aanleiding van bovenvermeld advies van de Afdeling advisering van de Raad van State (hierna: Afdeling advisering) is de toelichting op het besluit aangevuld. In hoofdstuk 1 is de vijfde alinea aangevuld met enige zinnen over de bredere context van onderhavig besluit: de omslag naar rookvrije gebouwen en omgevingen die tal van maatschappelijke organisaties aan het maken zijn. In paragraaf 3.1. is de eerste alinea aangevuld met de notie dat het aannemelijk is dat het aangehaalde onderzoek over ‘zien roken, doet roken’ onder kinderen vertaald kan worden naar de andere doelgroepen van deze maatregel. Tot die conclusie strekt een onderzoek dat is toegevoegd als voetnoot 21. In paragraaf 3.1. zijn voorts twee nieuwe alinea’s opgenomen waarin wordt ingegaan op de noodzaak die de regering ziet om voor alle onderwijsinstellingen één lijn te trekken en over te gaan tot een volledig rookvrij terrein. In de ogen van ondergetekende is voor het realiseren van een rookvrije generatie onontbeerlijk dat iedere leerling de mogelijkheid heeft een rookvrije schoolcarrière te doorlopen.

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt een omissie in het overgangsrecht behorende bij het zogenoemde uitstalverbod te herstellen. Daartoe is artikel I, onderdeel B toegevoegd aan het ontwerpbesluit en voorzien van een artikelsgewijze toelichting.

Ik bied U hierbij in overeenstemming met de Minister van Justitie en Veiligheid het gewijzigde ontwerpbesluit en de gewijzigde nota van toelichting aan en verzoek U overeenkomstig dit ontwerp te besluiten.


De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport




Voetnoten

(1) Artikel 10, eerste lid, onder b, Tabaks- en rookwarenwet.
(2) Nota van toelichting, paragraaf 2.1. Artikel 10, lid 2a, Tabaks- en rookwarenwet, voorziet in het bij of krachtens algemene maatregel van bestuur stellen van regels over het instellen, aanduiden en handhaven van een rookverbod op de terreinen behorende tot een gebouw of inrichting, die in gebruik zijn bij een school als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs, de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet op de expertisecentra, of een instelling als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. Artikel 10, lid 2a, voorziet in de mogelijkheid tot het maken van onderscheid tussen de verschillende scholen en onderwijsinstellingen. De delegatiegrondslag laat zo echter, zonder wetswijziging, geen ruimte voor het instellen van een rookverbod voor niet-bekostigde scholen en onderwijsinstellingen.
(3) Het voorgestelde artikel 6.4, derde lid.
(4) Amendement van het lid Dik-Faber, Kamerstukken II 2015/16, 34234, nr. 9.
(5) Nota van toelichting, paragraaf 1.
(6) Artikel 10, lid 2a, Tabaks- en rookwarenwet.
(7) Nota van toelichting, paragraaf 3.1 en 5.
(8) Anders dan leerlingen in het basis-, voortgezet en beroepsonderwijs zijn studenten in het hoger onderwijs ook niet leer- of kwalificatieplichtig.
(9) Nota van toelichting, paragraaf 1.
(10) Nota van toelichting, paragraaf 3.3. Op een campus komen verschillende gebouwen, inrichtingen en gebruikers samen, bijvoorbeeld onderwijsgebouwen, horecagelegenheden en bedrijven. Volgens de toelichting moeten ook hier strikt genomen alleen die terreinen rookvrij zijn die behoren bij een gebouw of inrichting van de onderwijsinstelling, en waarvan het gebouw een onderwijsdoeleinde heeft of faciliteiten biedt voor het onderwijs.
(11) A.D. Rozema, Schools as smoke-free zones: Implementation and the impact of outdoor school ground smoking bans at secondary schools (diss. Tilburg), Enschede: Ipskamp 2018, p. 116-118.
(12) A.D. Rozema, Schools as smoke-free zones: Implementation and the impact of outdoor school ground smoking bans at secondary schools (diss. Tilburg), Enschede: Ipskamp 2018, p. 116-118.