Wijzigingsbesluit financiële markten 2019.


Volledige tekst

Bij Kabinetsmissive van 17 juli 2019, no.2019001464, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het besluit tot wijziging van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft, het Besluit toezichtaccountantsorganisaties, alsmede enige andere besluiten op het terrein van de financiële markten (Wijzigingsbesluit financiële markten 2019), met nota van toelichting.

Het Wijzigingsbesluit financiële markten 2019 is een verzamelbesluit. Het brengt onder meer wijzigingen aan in het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft (BGfo) en het Besluit toezicht accountantsorganisaties (Bta).

De Afdeling advisering van de Raad van State maakt opmerkingen over de beperking van het instemmingsrecht van de minister ten aanzien van de benoeming van leden van de geschillenbeslechtingsorganen en de toelichting bij de wijziging van artikel 18 Bta. In verband daarmee is aanpassing van de toelichting wenselijk.

1. Beperking instemmingsrecht minister met benoemingen van Kifid-leden

Het Klachteninstituut financiële dienstverlening (Kifid) is in 2007 opgericht als alternatieve geschillenbeslechter voor consumenten op het gebied van financiële producten en diensten. Mede omdat de aangesloten financiële dienstverleners het Kifid bekostigen en omdat er in het verleden zorgen waren over de onafhankelijkheid van het Kifid van de financiële sector, zijn er verschillende voorzieningen die die onafhankelijkheid moeten waarborgen. Eén van die waarborgen is het vereiste dat een wijziging van de samenstelling van personen die zich bezighouden met geschillenbeslechting de instemming van de Minister van Financiën behoeft. (zie noot 1)

Voorgesteld wordt dat het instemmingsrecht van de minister wordt beperkt tot de voorzitters van de organen die zich bezighouden met geschillenbeslechting. De aanleiding hiervoor is de evaluatie van het Kifid. Daarin wordt overwogen dat ook onafhankelijkheid van de overheid en de politiek een belangrijke waarde is en dat in dat licht het instemmingsrecht van de minister bij benoeming van de leden van de geschilbeslechtingsorganen nadere afweging verdient. (zie noot 2) Echter, uit de evaluatie noch uit de toelichting blijkt welke concrete bezwaren of bevindingen deze maatregel nodig maken. Integendeel, de evaluatie constateert dat er geen concrete signalen zijn dat de waarborgen in de praktijk niet goed werken. (zie noot 3)

Gegeven het waarborg-karakter van het instemmingsrecht adviseert de Afdeling de beperking van het instemmingsrecht van de minister tot de voorzitters van de geschillenbeslechtingsorganen nader toe te lichten.

2. Wijziging van artikel 18 Bta

Voorgesteld wordt dat de eis vervalt dat alleen een wettelijke auditor, in de Nederlandse context een externe accountant, een opdrachtgerichte kwaliteitsbeoordeling van bepaalde wettelijke controles van andere organisaties dan organisaties van openbaar belang (hierna: niet-oob’s) mag uitvoeren. In plaats daarvan mag een dergelijke opdrachtgerichte kwaliteitsbeoordeling worden uitgevoerd door een accountant die
(i) in het kader van zijn opleiding heeft voldaan aan eindtermen voor het uitvoeren van wettelijke controles en
(ii) voldoende bekwaam is en over voldoende relevante werkervaring beschikt om de desbetreffende wettelijke controle te beoordelen. (zie noot 4)

Deze wijziging strekt ten voordele van met name kleinere accountantsorganisaties die opdrachtgerichte kwaliteitsbeoordelingen laten uitvoeren door daarin gespecialiseerde externe bureaus. Deze bureaus zijn geen accountantsorganisaties (zie noot 5) en de daar werkzame accountants kunnen derhalve niet worden ingeschreven als externe accountant in het register van de Autoriteit Financiële Markten. (zie noot 6)

De toelichting stelt dat van een beoordelaar van opdrachtgerichte kwaliteitsbeoordelingen, ook als deze geen externe accountant is, wel hetzelfde niveau van kennis en ervaring mag worden verwacht. (zie noot 7) Indien een accountant zodanig weinig werkervaring heeft dat deze niet als volwaardig externe accountant zou kunnen functioneren, kan dit betekenen dat niet wordt voldaan aan het vereiste van voldoende bekwaamheid en voldoende relevante werkervaring. Echter, de toelichting vermeldt eveneens dat externe accountants niet noodzakelijkerwijze relevante ervaring in de controlepraktijk hoeven te hebben opgedaan. (zie noot 8)

De Afdeling merkt op dat nadere toelichting nodig is met betrekking tot de vraag of de relevante werkervaring (zie noot 9) ten minste voor een deel in de controlepraktijk moet zijn opgedaan, of dat, afhankelijk van de situatie, kan worden volstaan met ervaring buiten de controlepraktijk.

De Afdeling adviseert het voorgaande in de toelichting nader uit te werken.

3. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.

De Afdeling advisering van de Raad van State heeft een aantal opmerkingen bij het ontwerpbesluit en adviseert daarmee rekening te houden voordat een besluit wordt genomen.

De vice-president van de Raad van State


Redactionele bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State betreffende no.W06.19.0226/III

- In het algemeen deel van de toelichting, paragraaf 3 (Kleine niet-geldelijke provisies te ontvangen door beleggingsondernemingen), verduidelijken dat kleine niet-geldelijke provisies in verband met het verlenen van een beleggings- of nevendienst door een beleggingsonderneming zijn toegestaan in relatie tot zowel professionele (artikel 168aa, tweede lid, BGfo) als niet-professionele beleggers (artikel 168a, tweede lid, onderdeel e, BGfo).
- Het algemeen deel van de toelichting, paragraaf 8 (Voorhangprocedure) aanvullen met de uitkomsten van de voorhangprocedure.
- Paragraaf 9 aanvullen met de consultatiereactie met betrekking tot het begrip ‘wettelijke auditor’.


Nader rapport (reactie op het advies) van 17 oktober 2019

1. Naar aanleiding van deze opmerkingen van de Afdeling is paragraaf 4 van de toelichting aangepast. Toegelicht wordt hoe met de wijziging een betere balans wordt gevonden tussen de onafhankelijkheid van de door de Minister van Financiën aangewezen geschilleninstanties en de publiekrechtelijke waarborgen voor het goed functioneren daarvan. Voorts wordt toegelicht dat een breder instemmingsrecht ongebruikelijk is.

2. Bovenstaande opmerkingen zijn aanleiding geweest om in de toelichting toe te voegen dat de relevante werkervaring niet noodzakelijk geheel of gedeeltelijk in de controlepraktijk of bij dezelfde werkgever hoeft te zijn opgedaan. Voorts is toegevoegd dat ook op andere plaatsen relevante ervaring met de uitvoering van controleopdrachten en de omgang met controlestandaarden kan zijn opgedaan, bijvoorbeeld bij een toezichthouder.

3. Aan de redactionele opmerkingen van de Afdeling is gevolg gegeven.

Van de gelegenheid is allereerst gebruikgemaakt om de inwerkingtreding van het bovenvermelde ontwerp, met uitzondering van artikel III, in de algemene maatregel van bestuur zelf te regelen in plaats van bij afzonderlijk koninklijk besluit. De inwerkingtreding van artikel III wordt aangehouden en zal daarom wel bij afzonderlijk koninklijk besluit geschieden. Van de gelegenheid is voorts gebruik gemaakt om een wijziging van ondergeschikte aard aan te brengen in artikel II, onderdeel A, waarmee bij nader inzien de technische omissie beter wordt hersteld, alsmede om enkele redactionele verbeteringen in de toelichting aan te brengen.

Ik moge U hierbij het gewijzigde ontwerpbesluit en de gewijzigde nota van toelichting doen toekomen en U verzoeken overeenkomstig dit ontwerp te besluiten.

De Minister van Financiën


Voetnoten

(1) Artikel 48a BGfo.
(2) Eindrapport evaluatie Kifid, p. 25, Bijlage bij Kamerstukken II 2016/17, 29507, nr. 142.
(3) Idem.
(4) Artikel 18, tweede lid, (nieuw) Bta.
(5) Vergelijk artikel 1, eerste lid, onderdeel a, Wet toezicht accountantsorganisaties (Wta).
(6) Vergelijk artikel 1, eerste lid, onder f, Wta en artikel 11 Wta.
(7) Toelichting bij artikel III, onderdeel b: "bekwaam en voldoende werkervaring".
(8) Idem.
(9) Als bedoeld in artikel 18, tweede lid, onderdeel b, Bta.