Voorstel van wet tot wijziging van de Drank- en Horecawet in verband met preventieakkoord en evaluatie van de wet.


Volledige tekst

Bij Kabinetsmissive van 10 juli 2019, no.2019001349, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Drank- en Horecawet in verband met preventieakkoord en evaluatie van de wet, met memorie van toelichting.

De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen inhoudelijke opmerkingen bij het voorstel.

De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.

De Afdeling adviseert het voorstel bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal in te dienen.

Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, adviseert de Afdeling dit advies openbaar te maken.

De vice-president van de Raad van State


Redactionele bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State betreffende no.W13.19.0188/III

- Artikel I, onderdeel F, als volgt formuleren:
In artikel 14, vierde lid, wordt "met uitzondering van het aanwezig hebben van speelautomaten" vervangen door "met uitzondering van dit aanbod in inrichtingen als bedoeld in artikel 27g, tweede lid, van de Wet op de kansspelen en het aanwezig hebben van speelautomaten".
- In artikel I, onderdeel L, schrappen "Aan".


Nader rapport (reactie op het advies) van 8 november 2019

Het voorstel geeft de Afdeling advisering van Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen. Aan de redactionele opmerkingen is gevolg gegeven.

Voorts is van de gelegenheid gebruik gemaakt om één maatregel uit het wetsvoorstel te schrappen. In het wetsvoorstel zoals het aan de Raad van State is voorgelegd was opgenomen dat onmiddellijk leidinggevenden niet langer op de vergunning hoefden worden vermeld (zie artikel 1, eerste lid, onder leidinggevende, onder 3, juncto artikel 24, eerste lid). Zij zouden nog wel aan de eisen met betrekking tot voldoende kennis en inzicht in sociale hygiëne moeten voldoen (zie artikel 8, derde lid). Deze wijziging zou een besparing van administratieve lasten tot gevolg hebben. Echter, met dit voorstel verviel de mogelijkheid om onmiddellijk leidinggevende te toetsen op hun levensgedrag (zie artikel 8, eerste lid, onder b). Nadere afweging van enerzijds het belang om regeldruk te verlagen en anderzijds het belang van het tegengaan van ondermijning door het levensgedrag van de onmiddellijk leidinggevende te toetsen, is anders uitgevallen. Daarom is deze maatregel uit het wetsvoorstel geschrapt.

Daarnaast is een aantal wijzigingen van ondergeschikte aard in het wetsvoorstel doorgevoerd. Ten eerste is de voorgestelde geldigheid van een erkenning van een diploma als een bewijsstuk voor kennis en inzicht over sociale hygiëne aangepast van drie jaar naar vijf jaar. Deze termijn geeft meer zekerheid aan de aanbieders van opleidingen, terwijl tegelijkertijd de kwaliteit van deze opleidingen voldoende geborgd blijft. Ten tweede is een voorstel tot wijziging van artikel 252 van het Wetboek van Strafrecht toegevoegd. Het betreft een wijziging die bij omissie niet is meegenomen toen de leeftijd voor verstrekking van alcoholhoudende drank in de Drank- en Horecawet werd verhoogd van zestien naar achttien jaar. Ten slotte is in de inwerkingtredingsbepaling voorzien in de mogelijkheid van gedifferentieerde inwerkingtreding voor het geval de voorbereiding van de instelling van de Landelijke commissie sociale hygiëne vertraging oploopt.

Ik moge U, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport