Advies over wetsvoorstel voor versterking pandemische paraatheid

Gepubliceerd op 30 oktober 2023

De Afdeling advisering van de Raad van State heeft op 25 oktober 2023 het advies vastgesteld over de tweede wijziging van de Wet publieke gezondheid voor de versterking van de pandemische paraatheid. Het advies is op 30 oktober 2023 openbaar gemaakt en gepubliceerd op de website van de Raad van State.

Rol van minister bij bestrijding A-infectieziekten

Afhankelijk van de ernst van een infectieziekte zijn er verschillende overheden die de leiding hebben over de bestrijding ervan. Bij B1-, B2- of C-infectieziekten is dat de burgemeester. Bij A-infectieziekten geeft de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) leiding, maar wordt de voorbereiding en uitvoering van de infectieziektebestrijding vooral door gemeenten en GGD’en gedaan. Tijdens de Covid-19-pandemie is gebleken dat dit decentrale stelsel onvoldoende mogelijkheden biedt aan de minister om een (dreigende) pandemie centraal te bestrijden. De regering wil met het wetsvoorstel dan ook meer vorm en inhoud geven aan de leidinggevende rol van de minister van VWS bij de bestrijding van A-infectieziekten. Zo wordt geregeld dat de minister nadere regels kan stellen over de wijze waarop de GGD’en hun taken bij de algemene infectieziektebestrijding uitvoeren. Ook geeft het wetsvoorstel de minister van VWS de bevoegdheid om een directeur publieke gezondheid van de GGD rechtstreeks aan te sturen als deze maatregelen treft voor de uitvoering van de infectieziektebestrijding.

Inpassen in het bestaande stelsel

De regering wil met dit wetsvoorstel nadrukkelijk niet vooruitlopen op de modernisering van het (staats)nood- en crisisrecht voor infectieziektebestrijding. Het is de bedoeling om de nieuwe bevoegdheden in te passen in het bestaande stelsel. De Afdeling advisering vindt het daarom belangrijk dat de nieuwe bevoegdheden zo worden vormgegeven dat ze de bestaande rolverdeling tussen de landelijke en decentrale overheden niet vertroebelen en compliceren waardoor de effectiviteit van de crisisbeheersing onder druk komt te staan.

Sturingsbevoegdheid

In de crisisbeheersing kan onderscheid worden gemaakt tussen de voorbereidingsfase (koude fase) en de crisisfase (warme fase). Bij een crisissituatie is een sturingsbevoegdheid vanuit het ministerie gepast. De lokale autonomie is dan ondergeschikt aan het (landelijke) belang van een uniforme aanpak van de bestrijding. Maar in de voorbereidingsfase (koude fase) is dat anders vanwege de autonome positie van de GGD. Rechtstreekse sturing vanuit het ministerie ligt volgens de Afdeling advisering niet voor de hand als het stellen van nadere regels en overleg in de tijd nog mogelijk is. Dit laat onverlet dat in de warme fase een aanwijzing toch nodig kan zijn, zonder dat er voorafgaand nadere regels zijn gesteld.

Rolverdeling landelijke en decentrale overheden

Zeker in crisissituaties is het belangrijk dat er een heldere rolverdeling is tussen landelijke en decentrale overheden. Ook is het belangrijk dat bevoegdheden goed aansluiten bij de rol van diverse overheden. In dat licht is het niet vreemd om de minister de mogelijkheid te geven centraal te sturen op de medisch-operationele voorzieningen die de directeur binnen de GGD tot stand brengt. Maar deze nieuwe sturingsmogelijkheid komt naast de bestaande aansturing van de voorzitter van de veiligheidsregio. Daarmee ontstaat het risico op inefficiënte en onduidelijke samenwerking. Daarom adviseert de Afdeling advisering om tegelijk met de introductie van de rechtstreekse sturing op de directeur van de GGD de sturingsbevoegdheid van de minister op de voorzitter van de veiligheidsregio in te perken. Beide sturingsbevoegdheden vullen elkaar dan aan, maar overlappen elkaar niet.

Nadere regels beperken tot bestrijding A-infectieziekten

Tot slot adviseert de Afdeling advisering om het stellen van nadere regels door de minister te beperken tot gevallen waarin het gaat om de bestrijding van A-infectieziekten. Vanwege de verantwoordelijkheidsverdeling tussen de minister en burgemeesters ligt het niet voor de hand dat die nadere regels ook gaan over de bestrijding van B1-, B2- en C-infectieziekten. Daar gaan de decentrale overheden zelf over.


Lees hier de volledige tekst van het advies van de Afdeling advisering.