Samenvatting advies wet verval bijzondere aanwijzingsbevoegdheden OM

Gepubliceerd op 20 mei 2022

De Afdeling advisering van de Raad van State heeft op 30 juni 2021 advies uitgebracht over een initiatiefwetsvoorstel van het voormalige Tweede Kamerlid Groothuizen (D66). Hij stelde in maart 2021 voor om de Wet op de rechterlijke organisatie te wijzigen in verband met het laten vervallen van de bijzondere aanwijzingsbevoegdheden van de minister van Justitie en Veiligheid met betrekking tot de uitoefening van de taken en bevoegdheden van het Openbaar Ministerie. De Afdeling advisering heeft het advies op 20 mei 2022 openbaar gemaakt en gepubliceerd naar aanleiding van een concreet verzoek op grond van de Wet open overheid.

Inhoud en aanleiding van het initiatiefwetsvoorstel

De minister van Justitie en Veiligheid is verantwoordelijk voor het werk van het Openbaar Ministerie (OM). Volgens de Wet op de rechterlijke organisatie mag de minister, onder bepaalde voorwaarden, aanwijzingen geven over individuele strafzaken. Dit wordt ook wel de bijzondere aanwijzingsbevoegdheid genoemd. Overigens heeft de minister van de aanwijzingsbevoegdheid in haar huidige vorm nog nooit gebruik gemaakt.

De initiatiefnemer stelt voor om de wet zo te wijzigen dat mogelijke beïnvloeding door de minister volledig wordt uitgesloten. Hij vindt het onwenselijk dat een politieke ambtsdrager zich kan mengen in een individuele strafzaak. Ook ziet de initiatiefnemer in recente strafzaken (waaronder die tegen Geert Wilders) aanleiding om de bijzondere aanwijzingsbevoegdheid te schrappen. Verder heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie uitgesproken dat het OM onvoldoende onafhankelijk is van de minister om bepaalde bevoegdheden in relatie tot het Europese aanhoudingsbevel uit te oefenen. Ook hierin ziet de initiatiefnemer aanleiding de bijzondere aanwijzingsbevoegdheid te schrappen. Tot slot wijst de initiatiefnemer op internationale richtlijnen waarin de noodzaak van een onafhankelijk OM wordt benadrukt.

Evenwicht tussen verantwoordelijkheid en onafhankelijkheid

De Afdeling advisering vindt het belangrijk de voorgeschiedenis goed in het oog te houden bij de beoordeling van dit wetsvoorstel. Over de bijzondere aanwijzingsbevoegdheid is namelijk al vaak gediscussieerd. Een uitvoerig debat hierover vond plaats bij de laatste grote wijziging van de Wet op de rechterlijke organisatie, eind jaren ’90. Destijds vond de wetgever een evenwicht tussen aan de ene kant de onafhankelijkheid van het OM en aan de andere kant de verantwoordelijkheid van de minister. Het werk van het OM kan diep ingrijpen in het leven van mensen. Daarom is het belangrijk dat over dit werk verantwoording wordt afgelegd aan de Tweede Kamer en dat de minister zijn verantwoordelijkheid, door het geven van aanwijzingen, ook daadwerkelijk kan waarmaken. Maar het OM moet ook eigen afwegingen kunnen maken. Daarom voorziet de wet ook in een aantal waarborgen. Zo moet het OM in staat worden gesteld om op de (voorgenomen) aanwijzing te reageren en moet in bepaalde gevallen ook het parlement worden geïnformeerd.

Gezien deze voorgeschiedenis vindt de Afdeling advisering dat de initiatiefnemer onvoldoende heeft onderbouwd waarom het huidige evenwicht in de wet niet meer voldoet. Daarbij tekent de Afdeling advisering onder andere aan dat politieke aandacht voor individuele strafzaken van alle tijden is en dat de strafzaken die de initiatiefnemer benoemt geen aanleiding geven voor een herziening van het bestaande evenwicht.

Internationale ontwikkelingen

De Afdeling advisering ziet in de internationale ontwikkelingen evenmin aanleiding om het bestaande evenwicht aan te passen. Bevoegdheden in het kader van het Europese aanhoudingsbevel vormen slechts een klein deel van de werkzaamheden van het OM en konden relatief eenvoudig worden verlegd van het OM naar de rechterlijke macht. Tot slot wijst de Afdeling advisering erop dat internationaal weliswaar nadruk wordt gelegd op de onafhankelijkheid van het OM, maar dat internationaal ook erkend is dat in Nederland ‘een sterke historische traditie van feitelijke onafhankelijkheid’ bestaat.

Gelet hierop heeft de Afdeling advisering een aantal bezwaren bij het initiatiefvoorstel en adviseert zij om het voorstel niet in behandeling te nemen, tenzij het is aangepast.


Lees hier de volledige tekst van het advies en de reactie van de indiener.