Afdeling bestuursrechtspraak stelt prejudiciële vragen over associatieovereenkomst

Gepubliceerd op 23 juni 2021

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft vandaag (23 juni 2021) in drie vreemdelingenzaken zogenoemde prejudiciële vragen gesteld aan het Hof van Justitie in Luxemburg. De vragen gaan over de associatieovereenkomst tussen de toenmalige EEG en Turkije.

Achtergrond

De rechtszaken waarin de Afdeling bestuursrechtspraak uitspraak moet doen, gaan over drie Turkse mannen die al meer dan dertig jaar in Nederland wonen. Zij zijn veroordeeld voor verschillende misdrijven. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid besloot hun verblijfsvergunningen in te trekken, omdat zij een gevaar vormen voor de openbare orde.

Standstill en openbare orde

Vóór juli 2012 mocht de staatssecretaris de verblijfsvergunning niet intrekken van iemand die langer dan twintig jaar in Nederland woonde. Nu kan dat wel, maar de Turkse mannen doen een beroep op de zogenoemde standstillbepaling die volgt uit de associatieovereenkomst. Deze bepaling houdt in dat aan hen geen strengere eisen mogen worden gesteld dan de eisen die golden in 1980, het jaar dat deze bepaling inwerking trad. De staatssecretaris betwist dat de vreemdelingen hierop een beroep kunnen doen. Volgens haar bestaat namelijk een uitzondering voor situaties waarin iemand een gevaar vormt voor de openbare orde.

Prejudiciële vragen

De Afdeling bestuursrechtspraak wil van het Hof van Justitie weten of de Turkse mannen zich op de standstillbepaling die volgt uit de associatieovereenkomst kunnen beroepen. En als zij dat kunnen, hoe dat zich dan verhoudt tot de uitzondering van de openbare orde.

Schorsing behandeling

De Afdeling bestuursrechtspraak schorst de verdere behandeling van deze zaken in afwachting van de antwoorden van het Hof van Justitie in Luxemburg. Daarna zal de Afdeling bestuursrechtspraak de behandeling van de zaken voortzetten en uiteindelijk hierin definitief uitspraak doen.


Lees hier de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak met zaaknummers 201809107/1, 201904238/1 en 201906006/1.