Voorlichting onverplichte tegemoetkoming zorgmedewerkers met langdurige coronaklachten
De Afdeling advisering van de Raad van State heeft op 30 november 2022 op verzoek van de minister voor Langdurige Zorg en Sport een zogenoemde voorlichting vastgesteld. De voorlichting gaat over het voornemen van de regering om zorgmedewerkers die in de eerste golf van de coronapandemie zorg hebben verleend en als gevolg daarvan langdurig ziek zijn geworden een ‘onverplichte tegemoetkoming’ van € 15.000 te geven. De voorlichting is op 5 december 2022 openbaar gemaakt en gepubliceerd op de website van de Raad van State.
Doel
De regering wil met de onverplichte tegemoetkoming het leed erkennen dat deze zorgmedewerkers ondervinden. Deze tegemoetkoming staat volgens de regering los van de bestaande regelingen voor werkgevers- en overheidsaansprakelijkheid en uitkeringen voor arbeidsongeschiktheid. De vragen van de regering aan de Afdeling advisering gaan in het bijzonder over mogelijke precedentwerking van de regeling en het gelijkheidsbeginsel.
Begrip
De Afdeling advisering begrijpt de wens om voor deze groep een adequate regeling te treffen. Op deze zorgmedewerkers is in het bijzonder tijdens de eerste coronagolf een dringend beroep gedaan om essentiële functies overeind te houden, ondanks de risico’s en de beperkte beschermingsmogelijkheden in die periode.
Vormgeving
De Afdeling advisering wijst in de voorlichting op het belang van een goede vormgeving van deze regeling, waarbij ook rekening wordt gehouden met de verantwoordelijkheden die de werkgever heeft op grond van de arbeidsomstandighedenwetgeving en de mogelijke aansprakelijkheid van de werkgever en/of de overheid.
Natuurlijke verbintenis
Daarbij moet allereerst worden bekeken wie verantwoordelijkheid is voor schade die is geleden door zorgmedewerkers die langdurig ziek zijn geworden als gevolg van post-covid-klachten. Is dat de werkgever/opdrachtgever of de overheid? Omdat het hier gaat om zorgmedewerkers die ziek zijn geworden tijdens het werk, is de werkgever of opdrachtgever de eerste aansprakelijke partij. Maar de overheid heeft een dringend beroep gedaan op de zorg en zorgmedewerkers. Dit dringende beroep kan leiden tot aansprakelijkheid van de overheid, maar kan ook aanleiding zijn voor een andere soort regeling. Een regeling om te voldoen aan een zogenoemde natuurlijke verbintenis. Dat is een verplichting die niet juridisch afdwingbaar is, maar die wel van een dringende morele aard is. De Afdeling advisering is van oordeel dat gelet op de argumentatie die de regering voor deze regeling gebruikt (‘erkenning van leed’, naast het bestaan van eventuele aansprakelijkheid) het hier gaat om een regeling om te voldoen aan een natuurlijke verbintenis. Dat is iets anders dan een onverplichte tegemoetkoming. Daarom vindt de Afdeling advisering het niet passend om te kiezen voor een onverplichte tegemoetkoming.
Gelijkheidsbeginsel
Met het oog op precedentwerking en eventuele rechterlijke procedures, moet bij het treffen van een regeling een objectieve afbakening worden gebruikt om te bepalen wie wel en wie niet voor de regeling in aanmerking komen. Het enkel hanteren van ‘erkenning van leed’ als grondslag voor de afbakening van een regeling is onvoldoende onderscheidend naar het oordeel van de Afdeling advisering.

Lees hier de volledige tekst van de voorlichting van de Afdeling advisering.