Samenvatting advies over afschaffing verhuurderheffing en wijziging maximering huurprijsverhoging

Gepubliceerd op 22 augustus 2022

De Afdeling advisering van de Raad van State heeft op 17 augustus 2022 haar advies vastgesteld over het wetsvoorstel dat de verhuurderheffing afschaft en de maximering wijzigt van de huurprijsverhoging voor geliberaliseerde huurovereenkomsten. Het advies is op 22 augustus 2022 openbaar gemaakt en gepubliceerd op de website van de Raad van State.

Inhoud van het wetsvoorstel

Het wetsvoorstel schaft in de eerste plaats vanaf 2023 de verhuurderheffing af en daarmee de heffingsverminderingen daarop. De verhuurderheffing is een belasting voor verhuurders die vijftig woningen of meer exploiteren, waaronder woningcorporaties. Door afschaffing van deze heffing ontstaat meer investeringscapaciteit. In de tweede plaats wijzigt het voorstel de maximering van de huurprijsverhoging voor geliberaliseerde huurovereenkomsten in verband met de huidige hoge inflatie. Hiermee wil de regering excessieve huurstijging tegengaan en huurprijzen beter betaalbaar houden.

Verhuurderheffing

Als gevolg van de afschaffing van de verhuurderheffing zijn nationale prestatieafspraken gemaakt met de woningbouwcorporaties en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Een instrument van projectsteun dat wordt gefinancierd met een heffing voor verhuurders, maakt onderdeel uit van de afspraken. De Afdeling advisering wijst erop dat het voorstel voor afschaffing van de verhuurderheffing met de gemaakte afspraken vergelijkbaar is met het beleid ten tijde van de zogenoemde krachtwijken van het kabinet Balkenende IV. Ook toen was namelijk sprake van prestatieafspraken met woningcorporaties over maatschappelijk gewenste investeringen die worden gefinancierd op basis van onderlinge solidariteit met daarbij de inzet van projectsteun. Ook destijds werd de projectsteun bekostigd uit heffingen die aan woningcorporaties werden opgelegd. In het verleden is bewust afgestapt van deze werkwijze. De regering moet dan ook nader motiveren waarom ze een vergelijkbare aanpak weer wil hanteren.

Maximering huurprijsverhoging vrije sector

Het voorstel wijzigt ook de regeling voor het maximeren van de huurprijsverhoging voor geliberaliseerde huurovereenkomsten in verband met de huidige hoge inflatie. Op dit moment mag de huur in de vrije sector worden verhoogd met ‘de inflatie plus 1 procent’. De regering vindt dit vanwege de huidige hoge inflatie onwenselijk. Het voorstel regelt dat de hoogte van de maximering van de huurprijsverhoging via ministeriële regeling wordt bepaald. De Afdeling advisering merkt in haar advies op dat het voorstel geen waarborg bevat om te verzekeren dat er een evenwichtige belangenafweging plaatsvindt tussen de belangen van betrokken huurders en verhuurders. Hierbij is relevant dat verhuurders ook door de inflatie worden geraakt. Ook is in het voorstel niet gewaarborgd dat de hoogte van de maximale huurprijsverhoging voldoet aan de eisen van noodzakelijkheid en proportionaliteit, omdat het voorstel geen regels bevat over de vaststelling van deze hoogte. Dit is relevant voor het eigendomsrecht van verhuurders. Dat de regering dit in een ministeriële regeling wil regelen, acht de Afdeling advisering hierbij onverantwoord. In dit kader wijst de Afdeling advisering op het primaat van de wetgever, de uitgangspunten voor delegatie van regelgeving en het gegeven dat de huurprijsverhoging een wezenlijk element vormt voor de huurrelatie.

Advies om wetsvoorstel te splitsen

Tot slot is het naar het oordeel van de Afdeling advisering niet wenselijk om in één wetsvoorstel twee maatregelen op te nemen die geen verband met elkaar houden en waarover debat in het parlement mag worden verwacht. Zij adviseert de regering daarom ook het wetsvoorstel te splitsen.


Lees hier de volledige tekst van het advies van de Afdeling advisering.