Raad van State: bouwvergunning metrostation Rokin uiteindelijk terecht verleend

Gepubliceerd op 21 juli 2004

Het college van B&W van Amsterdam heeft terecht bouwvergunning verleend voor het inrichten van een casco, het oprichten van twee toegangen met lifthuizen, kaartverkoopruimten en technische ruimten voor een metrostation van de Noord-Zuidlijn aan het Rokin.Tot dit oordeel komt de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in een uitspraak van vandaag (21 juli 2004).

Hiermee komt een einde aan een juridische procedure van vier jaar en kan het projectbureau Noord-Zuidlijn verder gaan met het realiseren van het metrostation aan het Rokin. De rechtbank in Amsterdam oordeelde in september 2003 dat de bouwvergunning niet in stand kon blijven en droeg het college van B&W van Amsterdam op om een nieuwe beslissing te nemen op de bezwaren die de vereniging De Bovengrondse tegen het bouwplan voor het metrostation had. Deze bezwaren hadden vooral betrekking op de gebruiks- en brandveiligheid van het station.

Het college van B&W ging tegen de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep bij de Raad van State, maar nam in opdracht van de rechtbank op 4 maart van dit jaar ook een nieuwe beslissing omtrent de bouwvergunning. De Raad van State oordeelt nu dat het college van B&W bij de beslissing van 4 maart jl. de verleende bouwvergunning terecht heeft gehandhaafd. In de uitspraak concludeert de Raad van State dat deze beslissing niet in strijd is met het Bouwbesluit. Het college van B&W heeft voor een rookvrije veilige vluchtroute een minimale rook- en warmtevrije hoogte van 2,5 meter boven het perron gehanteerd. Uit het rapport van het Engelse adviesbureau Mott MacDonald, dat door het college om een second opinion is gevraagd, blijkt dat deze waarde ruimschoots wordt gehaald, nu het bureau bij calamiteiten langs het perron een rookvrije hoogte van minimaal 2,9 meter heeft berekend.

Op grond van deze berekeningen heeft het college van B&W zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat met de gekozen waarden een veiligheidsniveau kan worden geboden dat gelijkwaardig is aan de eisen van het Bouwbesluit. Het college van B&W heeft in redelijkheid ook kunnen stellen dat de doorstroomcapaciteit van de roltrappen gelijk kan worden gesteld aan de eisen van het Bouwbesluit. Uit een rapport van TNO Bouw blijkt dat de roltrappen zo worden uitgevoerd dat daarvan in een stilstaande situatie door twee personen naast elkaar gebruik kan worden gemaakt.

Uit dit rapport kan daarnaast worden opgemaakt dat het achterwege laten van een bordes in dit geval vanuit een oogpunt van gebruiksveiligheid acceptabel is en de opstap van de roltrappen op dezelfde wijze worden uitgevoerd als bij vaste trappen. Zelfs bij het uitvallen van de stroomvoorziening is de doorstroomcapaciteit verzekerd. Tenslotte is in deskundigenadviezen voldoende gemotiveerd aangegeven dat het bouwplan past in de structuur van de historische binnenstad en voldoet aan welstandseisen. Het college van B&W heeft deze adviezen dan ook aan hun beslissing ten grondslag kunnen leggen.

Klik hier voor de volledige tekst van de uitspraak met zaaknummer 200307397/1. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is hoogste algemene bestuursrechter van het land. Zij behandelt onder meer de hoger-beroepschriften die zijn ingesteld tegen uitspraken van rechtbanken in geschillen over bouwvergunningen. Tegen uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak is geen hoger beroep meer mogelijk.