Prejudiciële vragen aan Hof van Justitie over politieke overtuiging

Gepubliceerd op 16 februari 2022

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in een uitspraak van vandaag (16 februari 2022) in twee vreemdelingenzaken zogenoemde prejudiciële vragen gesteld aan het Hof van Justitie in Luxemburg. De vragen gaan over de uitleg van de Europese Kwalificatierichtlijn die criteria biedt om te bepalen of personen in aanmerking komen voor de vluchtelingenstatus. De Afdeling bestuursrechtspraak wil van het Europese Hof weten hoe de Kwalificatierichtlijn het hebben van een politieke overtuiging beschermt en hoe het hebben van zo’n overtuiging moet worden onderzocht en beoordeeld.

Achtergrond van deze zaken

Twee Soedanese vreemdelingen hebben in Nederland politieke activiteiten verricht. Zij vrezen dat zij nu mogelijk gevaar lopen als zij terug moeten naar Soedan en hebben daarom in Nederland asiel aangevraagd. De staatssecretaris heeft deze aanvragen afgewezen, omdat hij vindt dat de politieke activiteiten niet zijn verricht vanuit een politieke overtuiging. Daarom worden zij niet beschermd door de Kwalificatierichtlijn.

Verschil van mening

De vreemdelingen vinden dat het hebben en het uiten van een mening over maatschappelijke aangelegenheden, voldoende is om een politieke overtuiging te hebben. Omdat de vreemdelingen in Nederland met hun activiteiten een politieke overtuiging hebben geuit, zijn ze van mening dat ze niet terug kunnen keren naar Soedan. Maar volgens de staatssecretaris moet een overtuiging ‘fundamenteel’ zijn om door de Kwalificatierichtlijn beschermd te worden. Een vreemdeling heeft pas een zogenoemde beschermingswaardige politieke overtuiging, als de overtuiging zo ‘vergroeid’ is met de persoon en zijn identiteit of als deze onveranderlijk is, zoals bij seksuele geaardheid of huidskleur.

Prejudiciële vragen

De Afdeling bestuursrechtspraak vraagt in de zogenoemde verwijzingsuitspraak van vandaag aan het Hof van Justitie in Luxemburg welke benadering van de vervolgingsgrond ‘politieke overtuiging’ moet worden gevolgd, die van de vreemdelingen of die van de staatssecretaris. De Afdeling bestuursrechtspraak vraagt ook aan het Europese Hof of een tussenvariant mogelijk is, bijvoorbeeld dat de politieke overtuiging ‘diepgeworteld’ moet zijn. Dat lijkt dan aan te sluiten bij eerdere rechtspraak van het Hof van Justitie over de geloofsovertuiging, een andere beschermingsgrond uit de Kwalificatierichtlijn.

Schorsing van de behandeling

De Afdeling bestuursrechtspraak schorst de verdere behandeling van de zaak in afwachting van het antwoord van het Hof van Justitie in Luxemburg. Daarna zal de Afdeling bestuursrechtspraak de behandeling van de zaak voortzetten en uiteindelijk een definitieve uitspraak doen in deze zaak.


IND

Lees hier de volledige tekst van de verwijzingsuitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak met zaaknummers 202003129/1/V2 en 202004875/1/V2.