Samenvatting advies wetsvoorstel herinvoering loting bij numerus fixus-opleidingen

Gepubliceerd op 15 maart 2021

De Afdeling advisering van de Raad van State heeft advies uitgebracht over het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. Dit wetsvoorstel maakt het voor onderwijsinstellingen mogelijk om weer gebruik te gaan maken van loting bij de selectie van studenten voor een opleiding waar een capaciteitsnorm voor geldt (numerus fixus-opleidingen). Op 15 maart 2021 is het wetsvoorstel bij de Tweede Kamer ingediend. Daarmee is ook het advies van de Afdeling advisering openbaar geworden.

Herinvoering loting als selectiemiddel

Vanaf midden jaren zeventig hanteerde Nederland bij opleidingen met een capaciteitsbeperking een gewogen loting op basis van gemiddelde eindcijfers als selectiemethode. In 2016 werd deze mogelijkheid geschrapt. Sindsdien worden alle aspirant-studenten door de opleiding geselecteerd op basis van ten minste twee, door de instelling gekozen kwalitatieve criteria. De regering stelt nu voor om loting opnieuw in te voeren in tenminste drie vormen: loting, gewogen loting en een combinatie van selectie en loting. Volgens de toelichting kan hierdoor meer maatwerk worden geleverd en de kansengelijkheid voor aspirant-studenten worden vergroot.

Kansengelijkheid

De Afdeling advisering merkt op dat er geen concrete aanwijzingen zijn dat de brede toegankelijkheid van het hoger onderwijs onder druk staat. Wel blijkt uit onderzoek dat bepaalde selectiecriteria in theorie kunnen leiden tot kansenongelijkheid, maar daarvoor zijn in de praktijk nog geen aanwijzingen gevonden. Minstens net zoveel onduidelijkheid bestaat er over het effect van loting voor de kansengelijkheid, nu daarnaar volgens de toelichting geen onderzoek is gedaan. En omdat gewogen loting ook met selectiecriteria werkt, kan daardoor zowel kansenongelijkheid ontstaan als worden tegengegaan.

Maatwerk

De regering wil verder met de herinvoering van loting bereiken dat er meer maatwerk geleverd kan worden. De Afdeling advisering wijst erop dat invoering van ongewogen loting inderdaad 100% gelijke kansen garandeert, maar geen maatwerk oplevert. Voor gewogen loting (mede op basis van cijfers) geldt dat laatste evenzeer, omdat uiteindelijk het lot beslist, terwijl het effect op de kansengelijkheid onbekend is. Een combinatie van selectie en loting heeft voor onderwijsinstellingen het voordeel dat zij eerst de meest geschikte studenten kunnen selecteren, waarna eventueel overgebleven plaatsen door loting kunnen worden toegewezen. Het met het wetsvoorstel beoogde maatwerk is dan ook niet zozeer gericht op verbetering van kansengelijkheid, maar om loting mogelijk te maken als (verdere) decentrale selectie geen zin heeft of moeilijk uitvoerbaar is.

Decentrale selectie

Het uitgangspunt van decentrale selectie is dat onderwijsinstellingen het best in staat te zijn om te bepalen welke student het meest geschikt is voor een bepaalde opleiding. Voor loting geldt dit niet, omdat de gedachte is dat iedereen in gelijke mate geschikt is en alleen het toeval beslist. Daarom geniet selectie, mits goed uitgevoerd, de voorkeur boven loting. Als decentrale selectie op een aantal aspecten niet goed functioneert, is het daarom van belang de selectiemethoden te verbeteren en het gebruik van selectiecriteria, die weinig of geen voorspellende waarde hebben, uit te sluiten. Ten slotte is het van belang dat de instelling zich in het openbaar verantwoordt over de selectiecriteria en de daarmee bereikte resultaten. De toelichting kondigt weliswaar nader onderzoek aan naar het functioneren van decentrale selectie, maar volgens de Afdeling advisering zijn aanpassingen nu al mogelijk, omdat al meer dan tien jaar ervaring met decentrale selectie bestaat.

Conclusie

Het wetsvoorstel kan een zeker effect hebben op de kansengelijkheid, maar dit effect zal hoogstens indirect zijn en niet altijd eenduidig, en met name afhangen van de vraag of onderwijsinstellingen overgaan tot gewogen of ongewogen loting. Ongewogen loting staat echter ver af van het uitgangspunt van de juiste student op de juiste plaats en zou daarom niet als zelfstandig selectiemiddel moeten worden ingevoerd. Met het oog op de nadelen van ongewogen loting adviseert de Afdeling advisering te onderzoeken of niet primair aanvulling van de wettelijke regeling van decentrale selectie geboden is.

De Afdeling adviseert in het licht van het voorgaande nut en noodzaak van het voorstel nader toe te lichten en het zo nodig aan te passen.


Lees hier de volledige tekst van het advies van de Afdeling advisering en het nader rapport van de minister.