Samenvatting voorlichting over vormgeving van de band tussen Caribisch en Europees Nederland

Gepubliceerd op 7 oktober 2019

De eilanden Bonaire, Sint Eustatius en Saba in het Caribisch gebied zijn onderdeel van Nederland. Op verzoek van de Eerste Kamer heeft de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de Afdeling advisering van de Raad van State om voorlichting gevraagd over de band tussen het Europese en het Caribische deel van Nederland. De voorlichting is op 4 oktober 2019 openbaar gemaakt.

Doelen

De staatssecretaris wil de samenwerking tussen deze twee delen van het Koninkrijk verbeteren, net als de slagvaardigheid van de lokale besturen op de eilanden. Dat draagt bij aan betere resultaten van het bestuur van het Caribisch deel van het Koninkrijk. Daarnaast wil de staatssecretaris de doel- en rechtmatigheid van de taakuitoefening en de dienstverlening aan en voorzieningen voor burgers verbeteren.

Eilanden moeten centraal staan

Bij het bereiken van deze doelen moeten de eilanden centraal staan. De verantwoordelijkheid voor het formuleren, coördineren en uitvoeren van het beleid én voor de financiële kant hiervan, kan uiteindelijk beter bij de eilanden dan bij de Rijksoverheid in Den Haag liggen. Besturen die dichter bij de bewoners van de eilanden staan, kunnen beter inschatten welk beleid het beste is om die bewoners zo goed mogelijk te bedienen.

Om ervoor te zorgen dat de eilandsbesturen deze verantwoordelijkheid kunnen waarmaken, is in ieder geval noodzakelijk dat:

  • de eilanden niet gezamenlijk, maar elk op zichzelf worden beschouwd,
  • hiervoor voldoende financiële middelen voorhanden zijn,
  • zij voldoende bestuurskracht hebben en
  • zij beschikken over een deskundig ambtenarenapparaat.

Ook is het essentieel is dat de achterstanden in het fysieke en sociale domein worden weggewerkt. Het gaat daarbij onder meer om verbetering van de infrastructuur en om het terugdringen van armoede.

Twee situaties

De voorlichting die de Afdeling advisering heeft gegeven, heeft betrekking op twee situaties. Die op de langere termijn (het eindperspectief, waarin de eilanden de verantwoordelijkheid kunnen waarmaken die hiervoor is beschreven) en die op de korte en middellange termijn (de transitiefase, waarin de eilanden en het Rijk gezamenlijk naar het eindperspectief toewerken).

Differentiatie en coördinatie

Bonaire, Sint Eustatius en Saba worden vaak als eenheid gezien (de ‘BES’), maar de eilanden zijn heel verschillend. Omdat het noodzakelijk is dat zij zowel in de transitiefase als in het eindperspectief elk op zichzelf worden beschouwd, begint de voorlichting met aanbevelingen over differentiatie, zowel tussen Europees en Caribisch Nederland als tussen de eilanden onderling. Dat wil zeggen dat met de specifieke omstandigheden op elk eiland rekening wordt gehouden bij de toepasselijkheid van wetgeving en bij de inrichting van het openbaar bestuur. Daarvoor is het belangrijk dat de verschillende ministeries gestructureerd bekijken hoe zij rekening kunnen houden met de onderlinge verschillen tussen de eilanden en of nieuwe wetten op de eilanden wel uitvoerbaar zijn. Vervolgens doet de Afdeling advisering aanbevelingen over de manier waarop de minister zijn coördinerende rol kan invullen, zowel in de transitiefase als in het eindperspectief.

Eigen agenda’s voor de eilanden in de transitiefase

Het is verstandig voor de transitiefase uitvoeringsagenda’s op te stellen. Hierin moeten de eilandsbesturen van Bonaire, Sint Eustatius en Saba zelf hun visie en voornemens voor de komende jaren tot uitdrukking brengen. Ook moeten daarin afspraken met het Rijk staan over de te behalen doelstellingen om het eindperspectief te bereiken. Deze afspraken kunnen bijvoorbeeld betrekking hebben op de achterstanden in het fysieke en sociale domein en op de manier waarop lokale bestuurders en ambtenaren verder kunnen professionaliseren.

Sterkere eilandsbesturen, toezichtsrelatie, geen Rijksvertegenwoordiger meer

Zowel in de transitiefase als in het eindperspectief staan de eilanden centraal. Het is dus belangrijk dat zij voldoende bestuurskracht hebben. De posities van de gezaghebber en de eilandsecretaris moeten daarom worden versterkt. Versterking van de eilandsbesturen leidt ertoe dat de verhouding tussen die besturen (inclusief de gezaghebbers) en de minister verandert. Die evolueert dan tot een toezichtsrelatie, waarin de minister een rol vervult die overeenkomt met die van de Commissaris van de Koning. In die verhouding wordt de functie van Rijksvertegenwoordiger overbodig. De Afdeling advisering beveelt daarom aan de functie van Rijksvertegenwoordiger te laten vervallen. Zijn taken kunnen worden ondergebracht bij de gezaghebber en bij de minister.

Andere financiële verhouding in het eindperspectief

Wanneer de transitiefase is voltooid en de eilanden voldoende in staat zijn om de verantwoordelijkheid voor het formuleren, coördineren en uitvoeren van beleid en de daarmee samenhangende financiën zoveel mogelijk zelf te dragen, moet dit tot uitdrukking worden gebracht in de aanpassing van de financiële verhoudingen tussen het Rijk en Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

Vertrouwen en steun noodzakelijk

Deze aanbevelingen zijn een totaalpakket. Het Rijk moet de eilanden het noodzakelijke vertrouwen geven, maar moet ook erkennen dat de lat voor de kleinschalige eilanden hoog ligt. Bovendien zijn de eilandsbesturen relatief nieuwe organisaties. Waar nodig moeten zij zoveel mogelijk worden gesteund.


Lees hier de volledige tekst van de voorlichting van de Afdeling advisering.