Samenvatting voorlichting over de Verzamelwet Brexit

Gepubliceerd op 14 maart 2019

De terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie (Brexit) is omgeven met grote onzekerheden en onvoorspelbare gevolgen, ook voor (nationale) wetgeving. Deze uitzonderlijke situatie maakt dat het bij wijze van uitzondering mogelijk kan worden gemaakt om bij lagere regeling acute voorzieningen te treffen, zo nodig in afwijking van een hogere regeling. Dat schrijft de Afdeling advisering van de Raad van State op verzoek van de Eerste Kamer in een voorlichting over de Verzamelwet Brexit. Die voorlichting is op 15 maart 2019 openbaar gemaakt.

Aanleiding voor het vragen van de voorlichting was de algemene machtigingsbepaling in artikel X van het wetsvoorstel Verzamelwet Brexit. In deze bepaling wordt de regering of een minister gemachtigd om in uitzonderlijke situaties te kunnen ingrijpen en zo nodig van de wet af te wijken.

Primaat van de wetgever

In het Nederlandse staatsbestel is het primaat van de wetgever leidend bij de totstandkoming van regelgeving. Hierbij is het uitgangspunt dat bij een lagere regeling, zoals een ministeriële regeling, niet van hogere regelgeving wordt afgeweken, behalve in uitzonderingssituaties. In dat soort gevallen mag afwijken van de wet in principe alleen bij algemene maatregel van bestuur.

De noodzaak om de inbreuk op het primaat van de wetgever zo beperkt mogelijk te laten zijn, maakt dat een machtiging om bij ministeriële regeling van de wet in formele zin af te wijken zeer onwenselijk is. Maar er zijn situaties denkbaar waarin acuut ingrijpen nodig is, waardoor zelfs bij ministeriële regeling van de wet moet kunnen worden afgeweken. De deels onvoorspelbare gevolgen van de Brexit kunnen acuut ingrijpen noodzakelijk maken en daarom moet de mogelijkheid bestaan bij ministeriële regeling van de wet af te wijken. Wel is het daarbij van belang dat zo spoedig mogelijk na het tijdstip waarop zo’n ministeriële regeling in werking treedt, alsnog een wetsvoorstel tot goedkeuring van die regeling aan de Tweede Kamer wordt gestuurd.

Brexit met en zonder terugtrekkingsakkoord

Bij een terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk zonder een akkoord over de voorwaarden daarvan, is het mogelijk daarop voorbereidingen te treffen en tot op zekere hoogte te voorzien welke regelingen zullen moeten worden aangepast. De omvang en de complexiteit van een Brexit leiden er echter toe dat niet kan worden uitgesloten dat in een laat stadium alsnog blijkt dat op een bepaald terrein acuut ingrijpen nodig is. De wetgever is daarnaast afhankelijk van maatregelen die nog op EU-niveau worden getroffen. De Europese wetgeving is bij de Europese instellingen op dit moment - deels - nog in voorbereiding, en kan het daarom noodzakelijk maken dat nationale wetgeving snel moet worden aangepast.

Ook als er wel een terugtrekkingsakkoord tot stand komt, kunnen zich situaties voordoen waarin op enig moment met grote spoed nationale regelgeving moet worden aangepast. Dit komt omdat de definitieve inhoud van een terugtrekkingsakkoord mogelijk pas in een heel laat stadium bekend zal zijn.

Zowel in een situatie zonder een terugtrekkingsakkoord, als in een situatie mét een terugtrekkingsakkoord kan de nationale wetgever dus genoodzaakt zijn om, mogelijk op zeer korte termijn, nationale regelgeving aan te passen.


Lees hier de volledige tekst van de voorlichting van de Afdeling advisering van de Raad van State.