Uitspraak 201500047/1/A1


Volledige tekst

201500047/1/A1.
Datum uitspraak: 22 april 2015

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

tussenuitspraak met toepassing van artikel 8:51d van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te Oudenhoorn, gemeente Bernisse, thans gemeente Nissewaard,
appellant,

tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam van 28 november 2014 (hierna: de rechtbank) in zaak nrs. 14/7239 en 14/7240 in het geding tussen:

[appellant]

en

het college van burgemeester en wethouders van Bernisse, thans gemeente Nissewaard (hierna: het college).

Procesverloop

Bij besluit van 30 september 2014 heeft het college aan [vergunninghouder] opnieuw omgevingsvergunning verleend voor het bouwen met afwijking van het bestemmingsplan van een woonzorgvoorziening aan de [locatie 1] te Oudenhoorn.

Bij uitspraak van 28 november 2014 heeft de voorzieningenrechter het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft [vergunninghouder] een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

[appellant] heeft een nader stuk ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting gevoegd met het beroep in zaak nr. 201410393/1/A1 behandeld op 18 maart 2015, waar [appellant] en het college, vertegenwoordigd door mr. H.E. Jansen-van der Hoek, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [vergunninghouder], vergezeld van mr. H. Hoogesteger, gehoord.
Na de zitting zijn de zaken gesplitst.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 8:51d van de Awb, voor zover hier van belang, kan de Afdeling het bestuursorgaan opdragen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen.

2. Het bouwplan voorziet in de bouw van een woonzorgvoorziening op het perceel. Een gedeelte van het perceel valt onder het plangebied van het bestemmingsplan "Oudenhoorn" en het andere gedeelte onder het plangebied van het bestemmingsplan "Buitengebied". Het bouwplan is, naar niet in geschil is, in strijd met deze bestemmingsplannen. Het college heeft met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, 3˚, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht omgevingsvergunning verleend.

3. Bij de uitspraak van 23 juli 2014 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam het beroep van [appellant] tegen een besluit van het college van 8 april 2014 gegrond verklaard en dat besluit vernietigd, voor zover het de motivering van het college inzake de belangen van de omwonenden wat betreft de te verwachten geluidsoverlast en de belasting van het woon- en leefklimaat betreft. Tegen deze uitspraak is geen hoger beroep ingesteld. Het college heeft ter uitvoering van die uitspraak bij besluit van 30 september 2014 opnieuw omgevingsvergunning verleend. In geschil is nog uitsluitend of het college in dat besluit in het kader van de door hem in aanmerking genomen belangen van de omwonenden wat betreft de te verwachten geluidsoverlast en de belasting van het woon- en leefklimaat heeft kunnen uitgaan van een vergelijking van de woonzorgvoorziening met een bedrijf dat valt onder categorie 1 van de brochure "Bedrijven en Milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (hierna: de VNG-brochure), waarbij een richtafstand voor geluid behoort van 10 m.

4. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het college het advies van DCMR Milieudienst Rijnmond (hierna: DCMR) van 13 augustus 2014 aan zijn besluit ten grondslag heeft kunnen leggen. Hij voert daartoe aan dat in het advies wordt miskend dat de woonzorgvoorziening een verpleeghuis is en, gelet op de VNG-brochure, een richtafstand voor geluid van 30 m moet worden gehanteerd. Zijn woning, gelegen op het perceel [locatie 2], ligt op een afstand van minder dan 30 m van het perceel. Het college heeft evenwel geen voorschrift aan de vergunning verbonden om geluidsoverlast te beperken en heeft evenmin het stemgeluid van de bewoners tijdens de buitenactiviteiten betrokken in de belangenafweging.

4.1. In het advies van DCMR van 13 augustus 2014 is vermeld dat het plan op het perceel het verbouwen van een voormalige boerderij met tuinhuis en werkruimte tot zorgboerderij behelst. In de zorgboerderij worden tien wooneenheden gerealiseerd voor (zwaar) gehandicapte jongvolwassenen. De toekomstige bewoners hebben allen in meer of mindere mate zorg nodig op het vlak van de persoonlijke verzorging. Het gaat hierbij om hulp bij de persoonlijke hygiëne, voeding, kleding en dagbesteding. Dit betreft zorg die zich eerder laat vergelijken met bijvoorbeeld thuiszorg of mantelzorg dan met medische zorg of verplegingszorg. Daarnaast is sprake van begeleiding bij dagbesteding. In het advies is verder vermeld dat de schaal waarop dit plaatsvindt zich eerder laat vergelijken met een groot huishouden dan met een medische instelling. Er zijn geen grote installaties noodzakelijk voor de klimaatbeheersing of de keukenactiviteiten. Ook de verkeersaantrekkende werking is gering, vanwege het geringe aantal bewoners. Volgens DCMR geldt voor de voorziening de SBI-code 87.20. In de VNG-systematiek valt de voorziening daarmee onder 'Gezondheids- en welzijnszorg' met omschrijving 'Artsenpraktijken, klinieken, dagverblijven'. Wat betreft de milieubelasting is in het advies vermeld dat de verzorging van de bewoners inpandig plaatsvindt, zodat de geluiduitstraling naar de omgeving minimaal is. Ook de dagbegeleiding vindt overwegend inpandig plaats. Vanwege de kleinschaligheid zijn er geen grote installaties aanwezig die mogelijk geluidhinder kunnen veroorzaken. De verkeersaantrekkende werking is vergelijkbaar met een normale woonfunctie. Een richtafstand van 10 m voor geluid is voldoende, aldus het advies.

4.2. Het college heeft zich onder verwijzing naar het advies van DCMR op het standpunt gesteld dat de woonzorgvoorziening naar aard en invloed op de omgeving gelijk is te stellen met een bedrijf vallende onder de categorie 1 volgens de VNG-systematiek. Volgens het college bestaan er in planologisch opzicht geen overwegende bezwaren tegen de omgevingsvergunning voor de planologische afwijking van het bestemmingsplan en voor de bouw.

4.3. Niet in geschil is dat een woonzorgvoorziening, zoals hier aan de orde, niet is opgenomen in de VNG-brochure. In de VNG-brochure vallen 'Artsenpraktijken, klinieken en dagverblijven' onder milieucategorie 1 met een richtafstand voor geluid van 10 m. 'Verpleeghuizen' vallen onder milieucategorie 2 met een richtafstand voor geluid van 30 m.

In het advies van DCMR is vermeld dat de dagbegeleiding overwegend inpandig plaatsvindt. Niet in geschil is evenwel dat, afhankelijk van de weersomstandigheden, ook buitenactiviteiten zullen plaatsvinden en op die momenten stemgeluid van de bewoners van de woonzorgvoorziening te horen zal zijn. Daargelaten onder welk bedrijfstype in de VNG-brochure de woonzorgvoorziening valt, geldt dat realisering van een bouwplan, voor zover daarvoor van het bestemmingsplan moet worden afgeweken, niet mag leiden tot een onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat als gevolg van de toename van de geluidbelasting. Naar het oordeel van de Afdeling is niet op voorhand duidelijk dat stemgeluid als hier aan de orde als relevante geluidbron in de richtafstand bij de bedrijfstypen 'Artsenpraktijken, klinieken en dagverblijven' en 'Verpleeghuizen' in de VNG-brochure is meegenomen. Gelet hierop had het in dit geval op de weg van het college gelegen te onderzoeken of realisering van het bouwplan, gelet op het stemgeluid van de bewoners van de woonzorgvoorziening, tot een zodanige aantasting van het woon- en leefklimaat zou leiden dat de omgevingsvergunning in redelijkheid niet had kunnen worden verleend. Het college heeft echter geen onderzoek laten verrichten naar deze geluidbelasting en naar de mogelijkheid om geluidreducerende maatregelen te treffen of voorschriften aan de omgevingsvergunning te verbinden. De rechtbank heeft dit niet onderkend. Het betoog slaagt.

5. Gelet op hetgeen onder 3 is overwogen, kan hetgeen [appellant] aanvoert over de gevolgen van het bouwplan voor de op zijn perceel aanwezige bijenkasten en zijn voornemen een mantelzorgwoning te realiseren, niet meer aan de orde komen.

6. De conclusie is dat het besluit van 30 september 2014 in strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb niet zorgvuldig is voorbereid en niet deugdelijk is gemotiveerd. De Afdeling ziet in het belang van een spoedige beëindiging van het geschil aanleiding het college op de voet van artikel 8:51d van de Awb op te dragen de gebreken in dat besluit te herstellen binnen een daartoe te stellen termijn, met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen. Het college dient daartoe met inachtneming van hetgeen onder 4.3 is overwogen onderzoek te (laten) verrichten naar de geluidbelasting vanwege het stemgeluid en alsnog te motiveren dat ter plaatse een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd, zo nodig onder het verbinden van voorschriften aan de omgevingsvergunning. Het college dient het resultaat van het onderzoek neer te leggen in een nadere motivering, dan wel, indien het een voorschrift aan het besluit wenst te verbinden of indien het tot weigering van de gevraagde omgevingsvergunning overgaat, een nieuw besluit te nemen, dat op de wettelijk voorgeschreven wijze dient te worden bekendgemaakt. Afdeling 3.4 van de Awb behoeft bij de voorbereiding van een gewijzigd of nieuw besluit niet opnieuw te worden toegepast.

7. In de einduitspraak zal worden beslist over de proceskosten en vergoeding van het betaalde griffierecht.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

draagt het college van burgemeester en wethouders van Nissewaard op om binnen acht weken na de verzending van deze tussenuitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen:

- het besluit van 30 september 2014, kenmerk BWT: V12-0113, te herstellen op een wijze als bedoeld in rechtsoverweging 6;

- de uitkomst aan de Afdeling mede te delen

Aldus vastgesteld door mr. F.C.M.A. Michiels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. N.D.T. Pieters, griffier.

w.g. Michiels w.g. Pieters
lid van de enkelvoudige kamer griffier

Uitgesproken in het openbaar op 22 april 2015

473.