Uitspraak 201501268/1/A1 en 201501268/2/A1


Volledige tekst

201501268/1/A1 en 201501268/2/A1.
Datum uitspraak: 4 maart 2015

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht; hierna: de Awb) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het hoger beroep van:

[appellante], wonend te Veldhoven,

tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Oost-Brabant (hierna: de rechtbank) van 22 januari 2015 in zaak nrs. 14/4280 en 14/3596 in het geding tussen:

[appellante]

en

het college van burgemeester en wethouders van Veldhoven.

Procesverloop

Bij besluit van 26 augustus 2014 heeft het college aan Brabants Wonen B.V. omgevingsvergunning verleend voor het oprichten van een restaurant met logiesfunctie op het perceel De Plaatse te Veldhoven.

Bij uitspraak van 22 januari 2015 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 26 februari 2015, waar [appellante], bijgestaan door mr. M.H.C. Peters, en het college, vertegenwoordigd door mr. M. Diemel en mr. D. Swinkels, beiden werkzaam bij gemeente, zijn verschenen. Ter zitting is tevens Brabants Wonen, vertegenwoordigd door P.J.M.M. Sanders, bijgestaan door M.A.M. Jonkers, gehoord.

Overwegingen

1. In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.

2. Het college heeft zich in het besluit, waaraan onder meer de ruimtelijke onderbouwing 'Bouwplan de Looierij / De Plaatse / Veldhoven' van 10 februari 2014, ten grondslag is gelegd, op het standpunt gesteld dat voor het bouwplan twintig parkeerplaatsen nodig zijn. Het heeft voor de berekening van deze parkeerbehoefte de parkeerkencijfers van het CROW gevolgd. Aan het besluit is het voorschrift verbonden dat twaalf parkeerplaatsen op het perceel kadastraal bekend gemeente Veldhoven, sectie E, nummer 6394, openbaar toegankelijk gemaakt en beschikbaar gehouden dienen te worden. Voor acht parkeerplaatsen is voorzien in de openbare ruimte, aldus het college. Het heeft in dit verband verwezen naar het in de ruimtelijke onderbouwing vermelde 'Parkeeronderzoek Veldhoven Dorp' van november 2011.

3. [appellante] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat geen grond bestaat voor het oordeel dat niet aan het vereiste van voldoende parkeergelegenheid wordt voldaan. Zij voert daartoe aan dat het college het parkeeronderzoek niet aan zijn besluit ten grondslag heeft kunnen leggen, omdat het betrekking heeft op parkeercijfers uit 2011 en in dit onderzoek voorbij wordt gegaan aan het feit dat op het parkeerterrein De Plaatse regelmatig evenementen worden gehouden en op die momenten niet of grotendeels niet op dat terrein kan worden geparkeerd. Zij voert tevens aan dat op het parkeerterrein bij de kerk, waar twaalf parkeerplaatsen voor het bouwplan beschikbaar moeten zijn, wekelijks enkele marktkramen staan.

3.1. In het parkeeronderzoek is Veldhoven Dorp verdeeld in deelgebieden. Het parkeerterrein De Plaatse, met een capaciteit van 120 parkeerplaatsen, ligt in deelgebied E, met een capaciteit van in totaal 175 parkeerplaatsen. Uit het onderzoek volgt dat de maximale parkeerdruk in dit deelgebied op vrijdagavond wordt bereikt. Dan zijn om 20:00 uur 70% van de parkeerplaatsen bezet. Verder volgt uit het onderzoek dat de restcapaciteit op De Plaatse op dinsdag om 6:00 uur en 14:00 uur 106 onderscheidenlijk 52 parkeerplaatsen is. Op vrijdag om 14:00 uur en zaterdag om 14:00 uur is de restcapaciteit 43 onderscheidenlijk 42 parkeerplaatsen.

3.2. In hetgeen [appellante] heeft aangevoerd, wordt geen grond gevonden voor het oordeel dat het college het parkeeronderzoek niet aan zijn besluit, dat op het parkeerterrein De Plaatse acht parkeerplaatsen beschikbaar zijn voor het bouwplan, ten grondslag heeft kunnen leggen. Niet is gebleken dat, zoals [appellante] betoogt, de daarin opgenomen parkeercijfers niet meer actueel zijn. De enkele stelling is daarvoor niet voldoende. Dat, zoals [appellante] ter zitting van de voorzieningenrechter heeft aangevoerd, het parkeerterrein altijd vol staat met auto's, is niet onderbouwd en kan reeds daarom niet tot een ander oordeel leiden. Met betrekking tot het betoog dat het college, door het parkeeronderzoek aan zijn besluit ten grondslag te leggen, ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de in Veldhoven Dorp gehouden evenementen op het parkeerterrein De Plaatse, waardoor op die momenten niet of niet alle parkeerplaatsen op dat terrein kunnen worden gebruikt, wordt als volgt overwogen. Het college heeft ter zitting van de voorzieningenrechter verklaard dat tijdens sommige evenementen de helft van het terrein voor parkeren in gebruik blijft. Gelet op de uit het parkeeronderzoek volgende bezettingsgraad in de reguliere situatie, is de voorzieningenrechter van oordeel dat het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat op die momenten in voldoende mate parkeerruimte beschikbaar is. Met betrekking tot de evenementen die het gehele terrein in beslag nemen, waardoor er op dat terrein geen parkeerplaatsen kunnen worden gebruikt, heeft het college ter zitting van de voorzieningenrechter aan de hand van een plattegrond aangegeven dat op die momenten door de gemeente parkeerroutes worden ingesteld en alternatieve parkeerplaatsen op redelijke afstand van De Plaatse worden aangeboden.

3.3. In hetgeen [appellante] verder betoogt, wordt geen grond gevonden voor het oordeel dat de twaalf parkeerplaatsen op het terrein bij de kerk, anders dan in het besluit is vermeld, niet beschikbaar zijn voor het bouwplan. Volgens het college staan de door [appellante] bedoelde marktkramen niet op de parkeerplaatsen en gaan er tijdens de markt aldus geen parkeerplaatsen voor het bouwplan verloren. Dit heeft [appellante] niet bestreden. In dit verband wordt nog overwogen dat, zoals ter zitting door Brabants Wonen is bevestigd, in de aan het besluit ten grondslag gelegde ruimtelijke onderbouwing is vermeld dat Brabants Wonen met de rechthebbende van dat parkeerterrein is overeen gekomen dat deze twaalf parkeerplaatsen beschikbaar zijn. Ter zitting heeft Brabants Wonen verder aangegeven dat bij de parkeerplaatsen indien nodig bordjes kunnen worden geplaatst, zodat duidelijk is dat deze parkeerplaatsen alleen mogen worden gebruikt door bezoekers van het restaurant.

3.4. Gelet op het voorgaande, heeft de rechtbank terecht overwogen dat geen grond bestaat voor het oordeel dat niet aan het vereiste van voldoende parkeergelegenheid wordt voldaan. Het betoog faalt.

4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

5. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.

6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. bevestigt de aangevallen uitspraak;

II. wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. N.D.T. Pieters, griffier.

w.g. Troostwijk w.g. Pieters
voorzieningenrechter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 4 maart 2015

473.