Uitspraak 201405864/1/A4


Volledige tekst

201405864/1/A4.
Datum uitspraak: 4 februari 2015

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te [woonplaats],

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 5 juni 2014 in zaak nr. 13/663 in het geding tussen:

[appellant]

en

het dagelijks bestuur van het Wetterskip Fryslân.

Procesverloop

Bij besluit van 8 januari 2013 heeft het dagelijks bestuur geweigerd aan [appellant] een watervergunning te verlenen.

Bij besluit van 2 juli 2013 heeft het dagelijks bestuur het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 5 juni 2014 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 december 2014, waar [appellant] en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door drs. G. Jansen en A. Nauta, beiden werkzaam bij het wetterskip, zijn verschenen.

Overwegingen

1. Op 21 september 2012 heeft [appellant] een aanvraag om een watervergunning ingediend voor het plaatsen van zonnepanelen ter hoogte van zijn woning aan [locatie] te [woonplaats]. Het dagelijks bestuur heeft bij het primaire besluit van 8 januari 2013 geweigerd om de watervergunning te verlenen en die weigering bij de beslissing op bezwaar van 2 juli 2013 gehandhaafd.

2. De Afdeling merkt allereerst op dat de grond waarop [appellant] de zonnepanelen wil plaatsen niet bij hem, maar bij het wetterskip in eigendom is. Het is echter niet op voorhand komen vast te staan dat het wetterskip [appellant] geen privaatrechtelijke toestemming zal verlenen voor het gebruik van deze grond. Daarom is niet uitgesloten dat [appellant] belang heeft bij een oordeel over de publiekrechtelijke toestemming (de watervergunning) voor het plaatsen van de zonnepanelen. Gelet hierop bestaat een belang bij beoordeling van het (hoger) beroep van [appellant].

3. [appellant] voert aan dat de rechtbank heeft miskend dat het dagelijks bestuur in de besluitvorming ten onrechte heeft getoetst aan de Keur Wetterskip Fryslân 2010 (hierna: de Keur 2010), in plaats van aan de ten tijde van de besluitvorming geldende Keur Wetterskip Fryslân 2013 (hierna: de Keur 2013). In dit verband wijst hij op uitspraken van de Afdeling, bijvoorbeeld de uitspraak van 9 juli 2014 in zaak nr. 201306900/1/A3, waarin is overwogen dat (behoudens bijzondere omstandigheden) bij een heroverweging in bezwaar als uitgangspunt geldt dat rekening moet worden gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden zoals die zich op dat moment voordoen en dat het recht moet worden toegepast zoals dat op dat moment geldt. In bijzondere gevallen kan van dit uitgangspunt worden afgeweken.

3.1. Op 1 januari 2013 is de Keur 2013 in werking getreden onder gelijktijdige intrekking van de Keur 2010. In de Keur 2013 is geen overgangsrechtelijke bepaling opgenomen waarin is bepaald dat de Keur 2010 van toepassing blijft op een vóór die datum ingediende aanvraag om watervergunning. Op het moment van het nemen van zowel het primaire besluit als het in beroep bestreden besluit op bezwaar, gold dus uitsluitend de Keur 2013. Het dagelijks bestuur heeft bij het nemen van de genoemde besluiten ten onrechte toepassing gegeven aan de op dat moment niet meer geldende Keur 2010 in plaats van aan het op dat moment geldende recht, te weten de Keur 2013. De rechtbank heeft dit niet onderkend.

Het betoog slaagt.

4. Reeds hierom is het hoger beroep gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van het dagelijks bestuur van 2 juli 2013 alsnog gegrond verklaren vanwege strijd met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht, dat vereist dat het besluit op een deugdelijke motivering berust, en het besluit vernietigen. De overige hogerberoepsgronden behoeven geen bespreking.

5. Het dagelijks bestuur dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart het hoger beroep gegrond;

II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 5 juni 2014 in zaak nr. 13/663;

III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;

IV. vernietigt het besluit van het dagelijks bestuur van het

Wetterskip Fryslân van 2 juli 2013, kenmerk WFN1309568;

V. veroordeelt het dagelijks bestuur van het Wetterskip Fryslân tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 323,86 (zegge: driehonderddrieëntwintig euro en zesentachtig cent);

VI. gelast dat het dagelijks bestuur van het Wetterskip Fryslân aan

[appellant] het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 406,00 (zegge: vierhonderdzes euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. Y.E.M.A. Timmerman-Buck, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.J. van der Zijpp, griffier.

w.g. Timmerman-Buck w.g. Van der Zijpp
lid van de enkelvoudige kamer griffier

Uitgesproken in het openbaar op 4 februari 2015

262-742.