Uitspraak 201403753/1/R3


Volledige tekst

201403753/1/R3.
Datum uitspraak: 5 november 2014

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant], wonend te Heesch, gemeente Bernheze,

en

de raad van de gemeente Bernheze,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 13 maart 2014 heeft de raad het bestemmingsplan "[locatie 1], Heesch" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De raad heeft een nader stuk ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 september 2014, waar de raad, vertegenwoordigd door mr. M.J.M. Ploegmakers en mr. Y.W.J. Koudijs, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting gehoord [belanghebbende], vertegenwoordigd door mr. R.A.M. Verkoijen, advocaat te Helmond.

Overwegingen

1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.

2. Het plan voorziet in de bestemmingen "Wonen" en "Tuin" voor de strook grond kadastraal bekend gemeente Heesch, sectie A, nr. 6429, die ligt tussen de percelen De la Sallestraat 7A en 9A en waarop een pad ligt dat dient voor de ontsluiting van de woning van Van der Heijden aan de [locatie 1].

3. [appellant], die eigenaar is van de woning aan de [locatie 2], betoogt dat de raad ten onrechte de bestemming "Verkeer" voor het pad heeft gewijzigd. Het pad is volgens hem een openbare weg. Hiertoe wijst hij op een brief van het college van burgemeester en wethouders, waarin het college heeft erkend dat het pad een openbare weg betreft. Voorts betoogt hij dat zijn bestaande gebruiksrecht wordt aangetast door het plan, omdat hij het achtererf van zijn perceel niet meer via het pad kan bereiken.

3.1. De raad stelt zich op het standpunt dat het pad in eigendom is van de gemeente en dat hierop een erfdienstbaarheid is gevestigd ten behoeve van het perceel [locatie 1] voor de ontsluiting van dit perceel naar de openbare weg. Het pad zelf is geen openbare weg in de zin van artikel 4, eerste lid, van de Wegenwet. In het bestemmingsplan "Broekhoek III" uit 1998 is aan het pad reeds de bestemming "Woondoeleinden" toegekend, maar deze bestemming is in het bestemmingsplan "De Kommen van Bernheze", dat is vastgesteld op 1 juni 2011, per abuis herzien in de bestemming "Verkeer". Met voorliggend plan wil de raad deze fout herstellen. Voorts stelt de raad dat de achtertuin van het perceel [locatie 2] niet via het pad kan worden bereikt, omdat de achtertuin door een gesloten hekwerk hiervan is afgescheiden.

3.2. Wat betreft het betoog dat het pad als openbare weg moet worden beschouwd, overweegt de Afdeling dat het openstellen dan wel onttrekken van een weg aan het openbaar verkeer wordt geregeld in de Wegenwet en niet in een bestemmingsplan. De vraag of het pad een openbare weg is in de zin van de Wegenwet ligt derhalve niet in deze procedure ter beoordeling voor.

Voorts staan de bestemmingen "Wonen" en "Tuin" aan het gebruik door het verkeer niet in de weg. Voor zover het pad een openbare weg betreft, is [appellant] ingevolge de Wegenwet gerechtigd om van dit pad gebruik te maken. Het bestemmingsplan maakt de uitoefening van dit recht niet onmogelijk. Voor zover het pad geen openbare weg betreft, is [appellant] niet gerechtigd van het pad gebruik te maken. Voor gebruik van het pad is in dat geval toestemming van de gemeente nodig in haar hoedanigheid van eigenaar. Ook indien de bestemming "Verkeer" in het vorige plan niet zou zijn herzien in het thans voorliggende plan, zou [appellant] in dat geval niet zonder toestemming van de eigenaar van het pad hiervan gebruik mogen maken. Het betoog faalt.

4. Gelet op het voorgaande bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de raad in redelijkheid had dienen af te zien van de herziening van de bestemming van het pad. Het beroep is ongegrond.

5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. F.C.M.A. Michiels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. F.W.M. Kooijman, griffier.

w.g. Michiels w.g. Kooijman
lid van de enkelvoudige kamer griffier

Uitgesproken in het openbaar op 5 november 2014

177-813.