Uitspraak 201407000/2/A1


Volledige tekst

201407000/2/A1.
Datum uitspraak: 25 september 2014

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Bouwmaatschappij Rokin B.V, gevestigd te Amsterdam, om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) hangende het hoger beroep van:

Bouwmaatschappij Rokin,

tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam van 11 juli 2014 in zaak nrs. 14/3201 en 14/3226 in het geding tussen:

Bouwmaatschappij Rokin

en

het dagelijks bestuur van het stadsdeel Centrum (thans het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam).

Procesverloop

Bij besluit van 16 april 2014 heeft het dagelijks bestuur aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Emmes Group B.V. omgevingsvergunning verleend voor het dichtzetten van een overbouwde doorgang (hierna: de Sint Pieterspoort), het maken van een nieuwe steeg en het overschrijden van de toegestane goothoogte ten behoeve van de bouw van twee winkelgebouwen na gedeeltelijke sloop van het gebouw aan het Rokin 55 te Amsterdam.

Bij uitspraak van 11 juli 2014 heeft de voorzieningenrechter, voor zover thans van belang, het door Bouwmaatschappij Rokin daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.

Tegen deze uitspraak heeft Bouwmaatschappij Rokin hoger beroep ingesteld.
Bouwmaatschappij Rokin heeft de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 11 september 2014, waar Bouwmaatschappij Rokin, vertegenwoordigd door ing. W. van Riezen, bijgestaan door mr. J.R. van Angeren, advocaat te Amsterdam, en het college, vertegenwoordigd door mr. R.M.P. Clarijs, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting Emmes Group, vertegenwoordigd door M. van Ginkel, bijgestaan door mr. A.M.M. Ferwerda, advocaat te Rotterdam, gehoord.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2. Het hoger beroep van Bouwmaatschappij Rokin richt zich uitsluitend tegen het dichtzetten van de Sint Pieterspoort, die een directe doorgang vormt van het Rokin naar het Nesplein. Bouwmaatschappij Rokin is eigenaresse van het NRC-gebouw, dat is gelegen aan het Rokin 65, en van Hotel V, dat is gelegen aan het Nesplein en wordt in die hoedanigheid geacht belang te hebben bij een levendig en toegankelijk Nesplein. Nu niet is uitgesloten dat het dichtzetten van de Sint Pieterspoort gevolgen heeft voor de bereikbaarheid van het Nesplein, dient Bouwmaatschappij Rokin naar voorlopig oordeel van de voorzitter te worden aangemerkt als belanghebbende bij de verleende omgevingsvergunning.

3. Het door Bouwmaatschappij Rokin gedane verzoek strekt tot schorsing van de aangevallen uitspraak en de verleende omgevingsvergunning, tot ten minste zes weken nadat in de hoofdzaak uitspraak is gedaan. Aan dit verzoek is ten grondslag gelegd dat Emmes Group te kennen heeft gegeven op korte termijn met de bouwwerkzaamheden te zullen beginnen, waardoor een onomkeerbare situatie zal ontstaan.

4. De vraag of de voorzieningenrechter terecht geen grond heeft gevonden voor het oordeel dat het dagelijks bestuur niet in redelijkheid de gevraagde omgevingsvergunning voor het dichtzetten van de Sint Pieterspoort heeft kunnen verlenen, leent zich niet voor beantwoording in deze procedure en zal in de bodemprocedure onderzocht moeten worden.

Hetgeen Bouwmaatschappij Rokin in hoger beroep naar voren heeft gebracht geeft evenwel geen aanleiding voor het oordeel dat op voorhand moet worden aangenomen dat de aangevallen uitspraak in de bodemprocedure niet in stand zal blijven, althans uiteindelijk zal blijken dat geen omgevingsvergunning voor het dichtzetten van de Sint Pieterspoort mocht worden verleend.

4.1. Hiertoe wordt in aanmerking genomen dat het besluit om een omgevingsvergunning te verlenen voor een gebruik in strijd met het bestemmingsplan tot de bevoegdheid van het betreffende bestuursorgaan behoort, waarbij het bestuursorgaan beleidsvrijheid heeft en de rechter de beslissing terughoudend toetst, dat wil zeggen zich beperkt tot de vraag of het bestuursorgaan in redelijkheid tot het besluit heeft kunnen komen om een omgevingsvergunning te verlenen.

4.2. Naar voorlopig oordeel van de voorzitter heeft de voorzieningenrechter terecht geen grond gevonden voor het oordeel dat het bepaalde in artikel 8:69a van de Awb in de weg staat aan een inhoudelijke bespreking van de door Bouwmaatschappij Rokin aangevoerde beroepsgronden die zien op de aantasting van cultuurhistorische waarden, zoals Emmes Group heeft gesteld. De voorzieningenrechter heeft in aanmerking genomen dat de belangen van Bouwmaatschappij Rokin, die zien op het behoud van de Sint Pieterspoort als directe toegang tot het Nesplein, voldoende verweven zijn met de belangen die beschermd worden door het beschermd stadsgezicht, te weten het behoud van het historisch straten- en stegenplan.

4.3. Op voorhand bestaat onvoldoende grond voor het oordeel dat de aan de omgevingsvergunning ten grondslag gelegde ruimtelijke onderbouwing niet voldoet aan de eisen die daaraan gesteld moeten worden. Bouwmaatschappij Rokin heeft in dit kader onder meer aangevoerd dat het dichtzetten van de Sint Pieterspoort afbreuk doet aan de cultuurhistorische waarde van de binnenstad van Amsterdam en in strijd is met het uitgangspunt van het tot nu toe gevoerde beleid tot behoud van cultuurhistorische waarden en het historisch stratenpatroon, waarvan de Sint Pieterspoort deel uitmaakt. Voorts heeft Bouwmaatschappij Rokin aangevoerd dat de afsluiting van de Sint Pieterspoort in strijd is met de Gebiedsvisie Nes en de toelichting van het bestemmingsplan "Postcodegebied 2012". Voorts berust het besluit op een ondeugdelijke belangenafweging, nu het dagelijks bestuur het commerciële belang van Emmes Group voorop heeft gesteld, zonder dat dit commerciële belang goed is onderbouwd, aldus Bouwmaatschappij Rokin.

Het dagelijks bestuur heeft zich op het standpunt gesteld dat de herontwikkeling van de locatie van het voormalige Fortisgebouw aan het Rokin 55, waarvan het dichtzetten van de Sint Pieterspoort onderdeel is, in zijn geheel moet worden beoordeeld. Het voormalige Fortisgebouw, dat in zijn algemeenheid in stedenbouwkundig opzicht als niet passend in de structuur van de binnenstad wordt beschouwd, zal worden gesloopt en daarvoor in de plaats zullen twee op zichzelf staande warenhuizen met ieder een winkelvloeroppervlak van 6.000 m² worden gerealiseerd. Handhaving van de Sint Pieterspoort zou een ongelijke verdeling van het oppervlak van de twee te bouwen winkelgebouwen tot gevolg hebben, waarbij de beperkte footprint van een van de twee winkelpanden uit een oogpunt van gebruiksmogelijkheden niet aantrekkelijk is. Daardoor zou dat pand minder verhuurbaar zijn. Gelet op de gewenste ontwikkeling van het hele gebied tot aantrekkelijk winkelgebied en de aanzuigende werking die twee grote warenhuizen zullen hebben op winkelend publiek, alsmede de betere aansluiting van de korrelgrootte van beide gebouwen bij de maat en schaal van de gebouwen uit de periode van de cityvorming, heeft het dagelijks bestuur het belang bij het realiseren van twee grote warenhuizen en daarmee het opknippen van het voormalig Fortisgebouw in twee gelijke delen laten prevaleren boven het belang van het behoud van de Sint Pieterspoort als verbinding tussen het Rokin en de Nes.

Het dagelijks bestuur heeft hierbij in aanmerking genomen dat van aantasting van cultuurhistorische waarden niet of nauwelijks sprake is, nu de historische betekenis van de huidige Sint Pieterspoort reeds grotendeels verloren is gegaan ten gevolge van de bouw van de Rotterdamsche Bank aan het begin van de twintigste eeuw en de Fortisbank in 1989. Het cultuurhistorische belang van de huidige Sint Pieterspoort is vanwege het ontbreken van historische bebouwing en vanwege het verdwenen historische bodemarchief derhalve gering. Voorts zal volgens het dagelijks bestuur de verbinding tussen het Rokin en de Nes en het Nesplein sterk verbeterd worden in de nieuwe situatie door de realisering van een nieuwe steeg tussen de twee te bouwen winkelgebouwen, in het verlengde van de Sint Pieterspoortsteeg, en de twee nieuwe doorgangen via de winkelgebouwen.

Gelet op vorenstaand ziet de voorzitter op voorhand onvoldoende grond voor het oordeel dat de aan het besluit ten grondslag gelegde ruimtelijke onderbouwing ontoereikend is dan wel dat de gemaakte belangenafweging onredelijk is. De voorzitter acht dan ook te rechtvaardigen dat in dit geval, in afwijking van het algemeen beleid om geen wijzigingen in het historisch stratenpatroon aan te brengen, de Sint Pieterspoort verdwijnt en 18 meter verderop een nieuwe steeg zal worden gerealiseerd. Dat bij het project Rokin Plaza de Papenbroekssteeg wel behouden is, leidt niet tot een ander oordeel. Ieder bouwplan dient op zijn eigen merites te worden beoordeeld. Dat bij een ander bouwplan wel is gekozen voor behoud van een steeg, betekent op voorhand niet dat het dagelijks bestuur in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel inconsequent beleid voert door in dit geval toestemming te verlenen voor het dichtzetten van de Sint Pieterspoort.

4.4. Evenmin bestaat aanleiding om op voorhand aan te nemen dat de voorzieningenrechter ten onrechte geen grond heeft gevonden voor het oordeel dat het dagelijks bestuur wegens het ontbreken van een verklaring van geen bedenkingen als bedoeld in artikel 2.27 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo) niet bevoegd was om met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3º, van de Wabo omgevingsvergunning te verlenen.

De deelraad van het stadsdeel Centrum heeft bij besluit van 21 februari 2012 gebruik gemaakt van de aan hem in artikel 6.5, derde lid, van het Besluit omgevingsrecht (hierna: het Bor) gegeven bevoegdheid om categorieën van gevallen aan te wijzen, waarin een verklaring van geen bedenkingen niet is vereist. De deelraad heeft als categorie onder meer aangewezen projecten waarover de deelraad al een afzonderlijk besluit heeft genomen dat in de beoogde afwijking voorziet. Nu de deelraad bij besluit van 28 januari 2014 heeft ingestemd met het dichtzetten van de Sint Pieterspoort, ziet de voorzitter geen grond voor het oordeel dat een verklaring van geen bedenkingen is vereist. Hierbij neemt de voorzitter mede in aanmerking dat niet is in te zien dat een verklaring van geen bedenkingen, die de deelraad zou verlenen nadat hij reeds heeft besloten in te stemmen met het dichtzetten van de Sint Pieterspoort, nog enige zelfstandige betekenis heeft.

4.5. Het dagelijks bestuur heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening, gelezen in verbinding met artikel 6.18 van het Bor met de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (hierna: RCE) in dit geval niet nodig was, omdat de verandering die met de omgevingsvergunning mogelijk wordt gemaakt niet ingrijpend is.

In hetgeen Bouwmaatschappij Rokin in dit verband naar voren heeft gebracht, ziet de voorzitter evenmin aanleiding om de omgevingsvergunning te schorsen. Daarbij heeft de voorzitter in aanmerking genomen dat, wat er ook zij van het oordeel van het dagelijks bestuur, erkend moet worden dat afgezien van de locatie, de historische waarde van de Sint Pieterspoort door de verbouwingen van het voormalige bankgebouw is verdwenen.

5. Gelet op vorenstaande bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.

6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.A.W. Huijben, griffier.

w.g. Drupsteen w.g. Huijben
voorzitter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 25 september 2014

604.