Uitspraak 201305379/1/R4


Volledige tekst

201305379/1/R4.
Datum uitspraak: 2 juli 2014

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak onderscheidenlijk tussenuitspraak met toepassing van artikel 8:51d van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) in het geding tussen:

1. [appellant sub 1A] en [appellante sub 1B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 1]), beiden wonend te Dordrecht,
2. [appellant sub 2], wonend te Dordrecht,
3. [appellant sub 3], wonend te Dordrecht,
4. [appellant sub 4], wonend te Dordrecht,
5. [appellant sub 5], wonend te Dordrecht,

en

de raad van de gemeente Dordrecht,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 23 april 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Dubbeldam" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 4] en [appellant sub 5] beroep ingesteld.

[appellant sub 2], [appellant sub 3] en [appellant sub 4] en [appellant sub 5] hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 april 2014, waar [appellant sub 1], vertegenwoordigd door A.B. Schipper, [appellant sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 4] en [appellant sub 5], allen bijgestaan door mr. F.H. Damen, advocaat te Tilburg, en de raad, vertegenwoordigd door H.W.J. Visser, werkzaam bij Servicecentrum Drechtsteden, zijn verschenen.

Overwegingen

Algemeen

1. Ingevolge artikel 8:51d van de Awb kan de Afdeling het bestuursorgaan opdragen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen.

Toetsingskader

2. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.

Het plan

3. Het plan is hoofdzakelijk conserverend van aard. Het plangebied ligt in het zuidoosten van Dordrecht en wordt globaal begrensd door de Noordendijk, de Zuidendijk, de Wieldrechtse Zeedijk, de Overkampweg en Randweg (N3).

Het beroep van [appellant sub 1]

4. [appellant sub 1] stelt dat hij ten onrechte niet is gehoord naar aanleiding van de zienswijze die hij over het ontwerp van het plan naar voren heeft gebracht.

4.1. Ingevolge artikel 3.8, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) is afdeling 3.4 van de Awb van toepassing op de voorbereiding van een bestemmingsplan, met dien verstande dat door een ieder zienswijzen omtrent het ontwerp bij de gemeenteraad naar voren kunnen worden gebracht.

4.2. De uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Awb voorziet niet in een recht voor degenen die schriftelijk een zienswijze naar voren hebben gebracht om te worden gehoord dan wel een nadere mondelinge of schriftelijke toelichting op de zienswijze te geven. Er is geen aanleiding voor het oordeel dat is gehandeld in strijd met de Awb of andere regelgeving.

Het betoog faalt.

5. [appellant sub 1] betoogt dat het plan ten onrechte niet voorziet in mogelijkheden om zijn perceel aan de [locatie 1] te splitsen en daarop een tweede woning te realiseren. Hij voert aan dat in het vorige bestemmingsplan "De Hoven" een wijzigingsbevoegdheid was opgenomen die de mogelijkheid bood om in verband met marktomstandigheden af te wijken van dat bestemmingsplan en het perceel zo nodig te splitsen. [appellant sub 1] brengt in dit verband naar voren dat hij reeds in 2007 een schetsplan heeft ingediend voor de bouw van een tweede woning maar dat de gemeente heeft geweigerd daaraan mee te werken. [appellant sub 1] voert verder aan - samengevat weergegeven - dat is gehandeld in strijd met het gelijkheidsbeginsel nu eerder ten aanzien van de percelen Vissersdijk 47-49a, Burgemeester Jaslaan 12 en Dubbelsteijnlaan West 47 wel splitsing en de bouw van een tweede woning is toegestaan. Ten slotte betoogt [appellant sub 1] dat de raad er ten onrechte van is uitgegaan dat de bouw van een tweede woning zou leiden tot aantasting van het landschap.

5.1. De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat het om redenen van ruimtelijke aard ongewenst is dat op het perceel [locatie 1] een tweede woning kan worden gebouwd. Daartoe heeft hij uiteengezet dat de locatie deel uitmaakt van de dijkzone als overgang naar het landelijk gebied, waarbij sprake is van een poldersituatie. De raad acht daarbij de open ligging in het landschap en het zicht op het natuurlijke karakter van het groene waterlandschap nabij het park De Hoven van belang. Volgens de raad overheerst het open en groene karakter, waarbij hij erop wijst dat de dijk slechts incidenteel is bebouwd zodat goed zicht mogelijk is op het achterliggende land. Het verder bebouwen van deze open ruimte moet worden tegengegaan. Voorts heeft de raad toegelicht dat om dezelfde redenen reeds bij de vaststelling van het voorgaande bestemmingsplan "De Hoven" uitsluitend de bestaande woning van [appellant sub 1] als zodanig is bestemd en voorts in 2008 geen medewerking is verleend aan diens schetsplan voor een tweede woning.

5.2. Aan het perceel [locatie 1] was in het vorige bestemmingsplan "De Hoven", vastgesteld op 3 juni 2003, de bestemming "Woondoeleinden" toegekend met een bouwvlak ter plaatse van de woning van [appellant sub 1] en - voor een gedeelte van het perceel - een nadere aanduiding "tuin".

Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de bij dat plan behorende voorschriften zijn deze gronden bestemd voor woondoeleinden.

Ingevolge het derde lid, onder 2 en 3, mogen woningen slechts worden gebouwd met inachtneming van het op de plankaart per bouwvlak ingeschreven maximum aantal vrijstaande, respectievelijk twee aan elkaar gebouwde woningen en is binnen aan elkaar grenzende bouwvlakken een onderlinge uitwisseling van aantallen mogelijk, mits de aantallen vrijstaande, respectievelijk twee aan elkaar gebouwde woningen blijven gehandhaafd.

Ingevolge het vijfde lid, onder 1, zijn burgemeester en wethouders bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (oud) de in het derde lid, onder 2 en 3, bedoelde aantallen vrijstaande, respectievelijk twee aan elkaar gebouwde woningen te wijzigen.

Ingevolge het vijfde lid, onder 2, mag van deze bevoegdheid uitsluitend gebruik worden gemaakt indien als gevolg van omstandigheden op de woningmarkt de kans op realisering van het oorspronkelijke woningbouwprogramma nihil is geworden en onder de voorwaarden dat afstemming plaatsvindt met het dan gewijzigde woningbouwprogramma voor de regio Drechtsteden.

In paragraaf 7.3 van de toelichting bij het bestemmingsplan "De Hoven" staat dat de mogelijkheid van wijziging als bedoeld in artikel 11 van de WRO (oud) is opgenomen voor het geval sprake is van een situatie dat als gevolg van omstandigheden op de woningmarkt de in de programmafase bepaalde kavelgrootte niet meer realiseerbaar is. In dat geval is het mogelijk de op de plankaart opgenomen aantallen woningen te wijzigen.

5.3. Blijkens de plankaart in samenhang bezien met de planvoorschriften van bestemmingsplan "De Hoven" gold de door [appellant sub 1] bedoelde wijzigingsbevoegdheid uitsluitend voor daartoe aangewezen percelen met een aantallenaanduiding op de plankaart. De plankaart bevat niet een dergelijke aanduiding voor het perceel van [appellant sub 1]. De veronderstelling van [appellant sub 1] dat het bestemmingsplan "De Hoven" voor zijn perceel de mogelijkheid bood om het perceel te splitsen en een tweede woning te realiseren, berust derhalve op een misvatting.

5.4. Blijkens de verbeelding is in het plan aan het perceel [locatie 1] gedeeltelijk de bestemming "Wonen" met een bouwvlak ter plaatse van de woning van [appellant sub 1], en gedeeltelijk de bestemming "Tuin" toegekend.

Ingevolge artikel 18, lid 18.1, aanhef en onder a, van de planregels zijn de voor "Wonen" aangewezen gronden mede bestemd voor wonen.

Ingevolge lid 18.2.2, aanhef en onder a, zijn hoofdgebouwen uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak".

Ingevolge lid 18.2.2, aanhef en onder b, mag indien in de verbeelding een maximum woningaantal is ingeschreven dat aantal niet worden overschreden.

Ingevolge artikel 15, lid 15.1, aanhef en onder a, zijn de voor "Tuin" aangewezen gronden bestemd voor een tuin en bij de bestemming horende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen, parkeren, groen en water.

5.5. [appellant sub 1] heeft blijkens de stukken en het verhandelde ter zitting voorafgaand aan de vaststelling van het plan weliswaar zijn wens met betrekking tot het splitsen van zijn perceel en een tweede woning kenbaar gemaakt, maar niet is gebleken dat daartoe concrete plannen bestaan ondersteund door een ruimtelijke onderbouwing. Voorts heeft [appellant sub 1] niet aannemelijk gemaakt dat de raad bij de vaststelling van het plan wat betreft de landschappelijke kenmerken van zijn perceel en de directe omgeving daarvan van onjuiste uitgangspunten is uitgegaan.

Over de door [appellant sub 1] gemaakte vergelijking met bouwmogelijkheden ter plaatse van andere percelen te Dordrecht overweegt de Afdeling dat de raad zich op het standpunt heeft gesteld dat die situaties verschillen van de betrokken situatie, omdat bij de genoemde percelen geen sprake is van een open ligging, maar - zoals ter zitting aan de hand van luchtfoto’s is vastgesteld - van een bebouwde woonomgeving. Er is geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de door [appellant sub 1] genoemde situaties niet overeenkomen met de thans aan de orde zijn situatie.

Daarmee heeft de raad er in redelijkheid van kunnen afzien om in het plan de mogelijkheid voor de bouw van een tweede woning op het perceel van [appellant sub 1] aan de [locatie 1] op te nemen.

Het betoog faalt.

6. Het beroep van [appellant sub 1] is ongegrond.

De beroepen van [appellant sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 4] en [appellant sub 5]

7. [appellant sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 4] en [appellant sub 5] richten zich met hun beroepen tegen het plan voor zover aan de gronden die zijn gelegen direct achter hun woningen aan de [locatie 2], [locatie 3], [locatie 4] en [locatie 5] de bestemming "Sport" is toegekend. Zij brengen naar voren dat zij zich er bewust van zijn dat aan de desbetreffende gronden reeds in het vorige bestemmingsplan een sportbestemming was toegekend en dat het hier gaat om bestaand, legaal gebruik ten aanzien waarvan als uitgangspunt geldt dat dit in beginsel dienovereenkomstig dient te worden bestemd. Zij betogen dat de raad echter in dit geval een uitzondering op dit beginsel had moeten maken, omdat de bestemming van de sportvelden vanwege de gevolgen van het huidige gebruik ervan voor hun woon- en leefklimaat niet in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. Daartoe voeren [appellant sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 4] en [appellant sub 5] aan dat niet is voldaan aan de richtafstand van de brochure "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (hierna: de VNG-brochure). Verder betogen zij - samengevat weergegeven - dat met het huidige gebruik van het kunstgrasveld door sportclub O.S.S. Merwesteyn Combinatie (hierna: sportclub OMC) forse geluidbelasting ter plaatse van hun woningen gepaard gaat die als onduldbaar en onrechtmatig moet worden beschouwd en ten aanzien waarvan volgens hen geldt dat maatwerkvoorschriften op de grondslag van het Activiteitenbesluit niet toereikend worden geacht. Ter onderbouwing van dit betoog hebben [appellant sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 4] en [appellant sub 5] onder meer vijf rapporten van akoestische onderzoeken, alsmede twee vonnissen in kort geding van de rechtbank Dordrecht in zaken tegen sportclub OMC, een arrest van het Gerechtshof Den Haag ter zake, en een tussenvonnis van de rechtbank Rotterdam in een zaak tegen de gemeente Dordrecht in het geding gebracht.

[appellant sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 4] en [appellant sub 5] voeren voorts aan dat het plan ten onrechte ruimere bouwmogelijkheden voor tribunes biedt dan het voorgaande plan. Volgens hen impliceren de planregels dat over de gehele bestemming - en niet alleen ter plaatse van het bouwvlak - tribunes mogen worden gebouwd. [appellant sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 4] en [appellant sub 5] voeren ook aan dat de raad er ten onrechte geen rekening mee heeft gehouden dat zij ook hinder ondervinden van het gebruik van het sportcomplex door een dansschool, alsmede van het gebruik van de lichtmasten bij het kunstgrasveld.

7.1. Direct achter de woonpercelen van [appellant sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 4] en [appellant sub 5] ligt een sportcomplex dat in 2000 in gebruik is genomen en dat onder meer enkele gebouwen, een parkeerterrein en drie sportvelden omvat. Het sportveld dat het dichtst bij de percelen van [appellant sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 4] en [appellant sub 5] ligt was tot 2009 in gebruik als zandtrainingsveld. In 2009 is dit veld voorzien van kunstgras en sindsdien wordt het door sportclub OMC intensief gebruikt voor voetbaltrainingen en voetbalwedstrijden.

7.2. In het voorgaande bestemmingsplan "Dubbeldam" was aan de gronden ter plaatse van het sportcomplex de bestemming "Recreatieve doeleinden" en de aanduiding "sportterrein en zwembad" toegekend. Vaststaat dat het hier gaat om ten tijde van de vaststelling van het in het geding zijnde plan bestaand, legaal gebruik van de gronden van het sportcomplex. De raad heeft dit gebruik in het plan als zodanig bestemd door aan de gronden ter plaatse van het sportcomplex de bestemming "Sport" toe te kennen.

Ingevolge artikel 14, lid 14.1, aanhef en onder a, van de planregels zijn de voor "Sport" aangewezen gronden bestemd voor sportvelden, verkeer inclusief parkeerterrein, groen, water en een antennemast.

Ingevolge lid 14.2, onder 14.2.1, zijn toegestaan gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Ingevolge lid 14.2, onder 14.2.2, aanhef en onder a en b, is het bouwen van gebouwen uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" en bedraagt de bouwhoogte ten hoogste de in de verbeelding aangegeven hoogtemaat.

Ingevolge lid 14.2, onder 14.2.3, aanhef en onder a, sub 3, bedraagt de maximale bouwhoogte van lichtmasten 15 m.

Ingevolge lid 14.3 kan het college van burgemeester en wethouders met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.2, onder 14.2.2, voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken, zoals een tribune, met dien verstande dat de totale oppervlakte en bouwhoogte niet meer mogen bedragen dan 200 m2 en 5 m.

7.3. Wat betreft het gebruik van het sportcomplex voor de activiteiten van een dansschool heeft de raad te kennen gegeven dat dat op grond van het plan niet is toegestaan. Het gaat in zoverre om een aspect van handhaving van het plan, dat in deze procedure niet aan de orde kan komen.

7.4. [appellant sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 4] en [appellant sub 5] hebben in het geding gebracht het rapport "Geluidmetingen 2011 Voetbalvereniging OMC, Visserstuin 5 te Dordrecht" van de Omgevingsdienst Zuid-Holland-Zuid (hierna: het rapport van de Omgevingsdienst), het rapport "Akoestisch onderzoek: Voetbalvereniging OMC Dordrecht" van 25 maart 2013, in opdracht van het Sportbedrijf van de gemeente Dordrecht opgesteld door akoestisch bureau Tideman (hierna: het rapport Tideman), en drie in hun opdracht door adviesbureau Greten Raadgevende Ingenieurs opgestelde rapporten: "Rapport A: Second opinion bestaande akoestische onderzoeken m.b.t. voetbalvereniging OMC te Dordrecht" van 13 september 2013, "Rapport B: Akoestisch onderzoek Activiteitenbesluit voetbalvereniging OMC Dordrecht" van 11 november 2013 en "Rapport C: Akoestisch onderzoek naar de mate van optredende geluidhinder vanwege sportclub O.M.C. te Dordrecht" van 29 november 2013 (hierna onderscheidenlijk: het rapport Greten A, B en C).

In het rapport van de Omgevingsdienst is onder meer geconcludeerd dat sprake is van een relatief hoge geluidbelasting op de gevel van de woning aan de Visserstuin 32 - de woning van [appellant sub 3] - als gevolg van een reguliere voetbaltraining op het kunstgrasveld van sportclub OMC en dat zowel het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau als het maximale geluidniveau als hinderlijk kan worden ervaren en daarmee het wooncomfort zal aantasten. Daarbij is vermeld dat tijdens een voetbalwedstrijd als gevolg van balcontact de toepasselijke grenswaarde uit het Activiteitenbesluit van 45 dB(A) in de avondperiode met 3 dB(A) wordt overschreden. Blijkens het rapport gaat het om het gemeten geluidniveau exclusief stemgeluid, met toepassing van een bedrijfsduurcorrectie en een toeslag voor impulsvormig geluid. In het rapport wordt geadviseerd om met maatwerkvoorschriften de overlast te beperken, waarbij kan worden gedacht aan voorschriften ter beperking van de gebruiksduur van het kunstgrasveld, het plaatsen van geluidschermen of een combinatie van beperkingen.

In de conclusies van het rapport van Tideman is onder meer vermeld dat het geluid vanaf de sportvelden met name bestaat uit stemgeluid en in mindere mate uit sportgeluiden. De geluidbelasting op de woningen aan de Visserstuin 32 tot en met 36 bedraagt volgens dit rapport 54 dB(A) in de dagperiode en 56 dB(A) in de avondperiode als gevolg van stemgeluid en sportgeluiden. Daarbij is vermeld dat de geluidbelasting van alleen sportgeluiden, dus exclusief stemgeluid, 43 dB(A) in de avondperiode bedraagt. Inclusief een toeslag voor impulsvormig geluid komt de toetsingswaarde op 48 dB(A) in de avondperiode. Het verschil tussen de geluidbelasting met en zonder stemgeluid bedraagt volgens het rapport van Tideman 13 dB(A), hetgeen volgens dit rapport het verschil is tussen wel en geen hinder. Voorts is vermeld dat maatregelen mogelijk zijn om het geluid terug te dringen bestaande uit het plaatsen van een scherm, het beperken van het gebruik van het veld of het vergroten van de afstand tot de woningen. Om te kunnen voldoen aan de grenswaarden van het Activiteitenbesluit - waarbij stemgeluid niet worden meegerekend - zijn volgens het rapport voor de dagperiode geen maatregelen nodig. Om te kunnen voldoen aan de grenswaarde in de avondperiode is volgens de conclusies van dit rapport een geluidscherm van 3 m hoog nodig, of anderszins door het gebruik van het sporterrein te beperken tot 20:30 uur. In de conclusies van het rapport van Tideman is voorts vermeld dat de geluidbelasting bij de woningen wordt bepaald door het stemgeluid van spelers en trainers. Uit het rapport blijkt dat met een scherm van 2 m hoog - in de vorm van een tuinafscheiding - de geluidbelasting bij de woningen tijdens wedstrijden, inclusief stemgeluid, in de dagperiode - bij een toetsingshoogte van 1,5 m - zal afnemen tot 50 dB(A). Alleen bij een geluidscherm van meer dan 6 m hoog zal de geluidbelasting tijdens wedstrijden, inclusief stemgeluid, ook in de avondperiode - bij een toetsingshoogte van 5 m - worden teruggebracht tot 50 dB(A). Een andere oplossing is volgens het rapport om de trainingen in de avondperiode te verplaatsen naar een naastgelegen veld dat hiervoor geschikt moet worden gemaakt.

In de conclusies van het rapport Greten A is vermeld dat de akoestische onderzoeken van de Omgevingsdient en Tideman onvoldoende inzicht geven in de mate van optredende geluidhinder vanwege de geluiden afkomstig van voetbalactiviteiten van sportclub OMC ter plaatse van de woningen aan de Visserstuin, en dat het Activiteitenbesluit vanwege de uitzonderingen als toetsingskader voor het bepalen van geluidhinder van voetbalvelden ongeschikt is. Voor het inzichtelijk maken van de totale geluidhinder op de directe woonomgeving dienen volgens het rapport alle gemiddelde en maximale geluidniveaus te worden meegenomen inclusief onder meer stemgeluid.

In het rapport Greten B, waarin verslag is gedaan van onderzoek op basis van het Activiteitenbesluit, is vermeld dat zonder maatregelen niet kan worden voldaan aan de normstelling, maar dat het beperken van de bedrijfsduur en het plaatsen van een scherm geen realistische opties zijn. Volgens het rapport is het laten vervallen van het kunstgrasveld een realistische optie die in akoestische zin doelmatig is.

In het rapport Greten C is verslag gedaan van een integraal onderzoek waarbij alle gemiddelde en maximale geluidniveaus, inclusief onder meer stemgeluid, zijn meegenomen. In dat rapport worden als maatregelen voorgesteld het uitsluiten van sportactiviteiten op het huidige kunstgrasveld, de beperking van de gebruiksduur van de overige twee sportvelden in de avondperiode tot een maximum van 1,5 uur en uitsluiting van het gebruik van een fluit tijdens de avondperiode. Zonder deze maatregelen doet zich volgens het rapport - in relatie tot de als norm gehanteerde etmaalwaarde van 50 dB(A) - geluidhinder voor die als ernstig of onduldbaar moet worden gekwalificeerd.

7.5. Niet in geschil is dat niet is voldaan aan de in de VNG-brochure voor een veldsportcomplex - vanwege het daarvoor bepalende milieuaspect geluidhinder - aanbevolen afstand van 50 m tot gevoelige objecten, nu de kortste afstand tussen het kunstgrasveld en de woningen van [appellant sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 4] en [appellant sub 5] minder dan 10 m bedraagt. De in de VNG-brochure opgenomen afstand is indicatief, waarvan gemotiveerd kan worden afgeweken. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer in de uitspraak van 25 juni 2003 in zaak nr. 200203362/1) zijn deze afstanden bedoeld voor nieuwe situaties en niet voor de toetsing van bestaande situaties. Het enkele gegeven dat een bestaande, legale situatie aan de orde is, betekent echter niet - anders dan het standpunt dat de raad bij de vaststelling van het plan heeft ingenomen - dat in het geheel geen betekenis behoeft te worden toegekend aan de milieuhygiënische gevolgen van het sportcomplex voor de omgeving. Het laten voortbestaan van een bestaande, historisch gegroeide situatie kan onder omstandigheden in strijd zijn met een goede ruimtelijke ordening, indien blijkt dat de nadelige gevolgen hiervan zo groot zijn dat dit in redelijkheid niet aanvaardbaar kan worden geacht. De VNG-brochure kan in zoverre bij bestaande conflictsituaties een indicatie geven van de mate van hinder. Verder geldt in het algemeen dat bij de vaststelling van een bestemmingsplan mogelijke geluidhinder voor omwonenden, ook indien dit hinder betreft door menselijk stemgeluid, in het kader van de vereiste belangenafweging dient te worden betrokken.

De raad heeft er geen blijk van gegeven zich er bij de vaststelling van het plan van te hebben vergewist of, gelet op de nadelige gevolgen die het gebruik van het sportcomplex onder meer vanwege stemgeluid op het kunstgrasveld blijkens de akoestische onderzoeken kan hebben voor het woon- en leefklimaat van [appellant sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 4] en [appellant sub 5], in redelijkheid doorslaggevend belang kan worden toegekend aan het ongewijzigd voortzetten van de bestaande situatie. Ter zitting heeft de raad erkend dat het bestreden besluit op dit punt onzorgvuldig tot stand is gekomen. Het bestreden besluit is in zoverre genomen in strijd met artikel 3:2 van de Awb.

7.6. Ter zitting heeft de raad voorts erkend dat de planregeling er in strijd met zijn bedoeling niet aan in de weg staat dat tribunes, nu die onder omstandigheden als bouwwerken, geen gebouw zijnde kunnen worden aangemerkt, bij recht ook buiten het bouwvlak worden gebouwd. Het bestreden besluit is derhalve ook in zoverre genomen in strijd met artikel 3:2 van de Awb.

Bestuurlijke lus

8. De Afdeling ziet in het belang bij een spoedige beëindiging van het geschil aanleiding de raad op de voet van artikel 8:51d van de Awb op te dragen de gebreken in het bestreden besluit te herstellen. Bij de daartoe te stellen termijn neemt de Afdeling het volgende in aanmerking.

8.1. [appellant sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 4] en [appellant sub 5] hebben in het geding gebracht een tussenvonnis van de rechtbank Rotterdam van 2 april 2014 in een zaak van [appellant sub 2] tegen de gemeente Dordrecht (zaaknummer/rolnummer C/10/419417/HA ZA 13-229) waarin hij een vordering heeft ingesteld tot onder meer volledige verwijdering, dan wel verplaatsing van het kunstgrasveld tot op een afstand van ten minste 50 m vanaf zijn perceelgrens. De rechtbank heeft in het tussenvonnis - waarin onder meer het rapport van de Omgevingsdienst, het rapport van Tideman en het rapport Greten A zijn betrokken - onder meer overwogen dat de gemeente jegens [appellant sub 2] toerekenbaar onrechtmatig heeft gehandeld door het zandtrainingsveld te laten ombouwen naar kunstgrasveld en toe te laten dat sportclub OMC dit veld intensiever is gaan gebruiken waar overschrijding van de geluidnormen en de hinder voorzienbaar waren. De rechtbank heeft verder overwogen: " De ontstane situatie vraagt om een oplossing op maat. De gevorderde verwijdering of verplaatsing van het veld komt als te ingrijpend door. In de overgelegde rapporten van de Omgevingsdienst en Tideman (…) wordt een geluidscherm als mogelijke oplossing geopperd. [appellant sub 2] stelt dat dit weliswaar de overlast wegneemt maar leidt tot een ander probleem, namelijk verzakking van zijn tuin. Of dit laatste het geval is, kan nu niet worden vastgesteld. De rechtbank zal daarom een descente en aansluitend een comparitie ter plaatse gelasten om de situatie te plaatse op te nemen en vervolgens met partijen (en deskundigen) de wijze te onderzoeken waarop tot een oplossing kan worden gekomen, zodanig dat zal worden voldaan aan de wettelijke voorschriften. Alsdan zal ook de positie van de buren van [appellant sub 2] - die geen partij in deze procedure zijn - en de verhouding tussen hen en de Gemeente worden besproken." De rechtbank heeft met betrekking tot de descente verder onder meer overwogen dat partijen er rekening mee dienen te houden dat deze in september 2014 zal plaatsvinden.

De raad heeft ter zitting verklaard dat de uitkomsten van de descente en de comparitie voor hem in belangrijke mate bepalend zullen zijn voor de inhoud van een nieuw vast te stellen planregeling. De raad heeft de Afdeling verzocht om bij het bepalen van de termijn voor het herstellen van het bestreden besluit rekening te houden met de verwachting dat de descente en comparitie eerst in september 2014 zullen plaatsvinden, alsmede met zijn inschatting dat daarna vóór 1 januari 2015 een nieuw besluit genomen zou kunnen worden.

8.2. De Afdeling ziet aanleiding om de raad de gevraagde gelegenheid te bieden en hem aldus op te dragen vóór 1 januari 2015:

- alsnog te bezien of het plan voor zover dat ziet op het plandeel met de bestemming "Sport" ter plaatse van het veldsportcompex op het perceel Visserstuin 5 te Dordrecht, voor zover het betreft het gedeelte waarop het kunstgrasveld is gelegen, gelet op de betrokken belangen in stand kan blijven. De raad dient daartoe met inachtneming van hetgeen in 7.5 is overwogen, alsnog toereikend te motiveren dat in redelijkheid doorslaggevend belang kan worden gehecht aan het voortzetten van de bestaande situatie, dan wel het bestreden besluit in zoverre te wijzigen door vaststelling van een andere planregeling;

- het bestreden besluit met inachtneming van hetgeen in 7.6 is overwogen zodanig te wijzigen dat is verzekerd dat tribunes bij recht uitsluitend ter plaatse van het bouwvlak binnen de bestemming "Sport" kunnen worden gebouwd.

Bij de voorbereiding van het nieuwe besluit behoeft geen toepassing te worden gegeven aan afdeling 3.4 van de Awb. Het nieuwe besluit dient op de wettelijk voorgeschreven wijze bekendgemaakt te worden.

Proceskosten en griffierecht

9. In de einduitspraak zal ten aanzien van [appellant sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 4] en [appellant sub 5] worden beslist over de proceskosten en vergoeding van het betaalde griffierecht.

Voor een proceskostenveroordeling ten aanzien van [appellant sub 1] bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart het beroep van [appellant sub 1A] en [appellante sub 1B] ongegrond;

II. draagt de raad van de gemeente Dordrecht op om vóór 1 januari 2015:

1. met inachtneming van deze uitspraak het onder 8.2 omschreven gebrek te herstellen en

2. de Afdeling en de andere partijen de uitkomst mede te delen en het gewijzigde besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mede te delen;

Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, voorzitter, en mr. S.J.E. Horstink-von Meyenfeldt en mr. M.A.A. Mondt-Schouten, leden, in tegenwoordigheid van mr. W.G. Timmerman, ambtenaar van staat.

w.g. Slump w.g. Timmerman
voorzitter ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 2 juli 2014

431-783.