Uitspraak 201400183/1/R6


Volledige tekst

201400183/1/R6.
Datum uitspraak: 27 juni 2014

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

de stichting Stichting Hart in Takt, gevestigd te Dieren, gemeente Rheden,
appellante,

en

de staatssecretaris van Economische Zaken,
het college van gedeputeerde staten van de provincie Gelderland,
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rheden,
verweerders.

Procesverloop

Bij besluit van 23 januari 2013 hebben provinciale staten van de provincie Gelderland op grond van artikel 3.33, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet ruimtelijke ordening het project "Traverse Dieren", waarin het gelijknamige inpassingsplan voorziet, aangewezen als een geval waarin de verwezenlijking van een onderdeel van het provinciaal ruimtelijk beleid het wenselijk maakt dat de voorbereiding en bekendmaking van nader aan te duiden, op aanvraag of ambtshalve te nemen besluiten worden gecoördineerd. Tot de aangeduide besluiten behoren het besluit op de aanvraag om ontheffing van de Flora- en faunawet (hierna: Ffw), het besluit op de aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998 (hierna: Nbw 1998) en het besluit op de aanvraag om vergunning op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) voor de activiteit verstoren en/of wijzigen van een beschermd monument.

Bij besluit van 7 november 2013 heeft de staatsecretaris op grond van artikel 75 van de Ffw ten aanzien van de rosse vleermuis en de watervleermuis ontheffing verleend aan de provincie Gelderland voor de uitvoering van het project "Traverse Dieren" (hierna: de Ffw-ontheffing). Bij dit besluit heeft de staatssecretaris voorts het verzoek om ontheffing ten aanzien van de das en de gewone dwergvleermuis afgewezen.

Bij besluit van 8 november 2013 heeft het college van gedeputeerde staten op grond van artikel 19d van de Nbw 1998 aan de provincie Gelderland vergunning verleend voor de uitvoering van het project "Traverse Dieren" (hierna: de Nbw-vergunning).

Bij besluit van 7 november 2013 heeft het college van burgemeester en wethouders op grond van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder f en g, gelezen in verbinding met artikel 2.15 onderscheidenlijk 2.16, van de Wabo aan de provincie Gelderland een omgevingsvergunning eerste fase verleend voor handelingen met betrekking tot een beschermd monument in het kader van het project "Traverse Dieren" (hierna: de omgevingsvergunning).

Tegen de Ffw-ontheffing, de Nbw-vergunning en de omgevingsvergunning heeft Stichting Hart in Takt beroep ingesteld.

De staatssecretaris, het college van gedeputeerde staten en het college van burgemeester en wethouders hebben een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 mei 2014, waar Stichting Hart in Takt, vertegenwoordigd door F.G.M. van Gessel en A. Lentink, de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. J.C.Q. Bult, werkzaam bij het ministerie, het college van gedeputeerde staten, vertegenwoordigd door mr. P.F.H.A. Tillie, J. Reyntjes en mr. F. Montanus, allen werkzaam bij de provincie, en het college van burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door mr. A.H.C. Bandel-Weerkamp en drs. J. Roselle, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen

1. Het project "Traverse Dieren" betreft de reconstructie van de N348 (Burgemeester de Bruinstraat) en N786 (Burgemeester Willemsestraat/Kanaalweg) te Dieren ten behoeve van de doorstroming van het verkeer, de verkeersveiligheid, de milieubelasting en de ruimtelijke inpassing.

2. De staatssecretaris en het college van gedeputeerde staten betwijfelen of Stichting Hart in Takt belanghebbende is bij de door hen genomen besluiten. Zij vinden onduidelijk wat haar feitelijke werkzaamheden zijn. De staatssecretaris heeft ter zitting tevens gesteld dat het belang van de stichting te algemeen is.

2.1. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.

Ingevolge het derde lid worden ten aanzien van rechtspersonen als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.

2.2. Stichting Hart in Takt behartigt volgens haar statuten de belangen van de bewoners van Dieren, in het bijzonder de bewoners rond het gebied van het project "Hart voor Dieren", een voorloper van het project "Traverse Dieren".

2.3. De Ffw-ontheffing en de Nbw-vergunning zijn verleend ten behoeve van de uitvoering van het project "Traverse Dieren". De Afdeling acht aannemelijk dat bij deze besluiten belangen van omwonenden rechtstreeks zijn betrokken en dat Stichting Hart in Takt de belangen van deze omwonenden behartigt. Zij brengt door het optreden in rechte in dit geval een bundeling van rechtstreeks bij de bestreden besluiten betrokken individuele belangen tot stand waarmee effectieve rechtsbescherming gediend kan zijn, in vergelijking met het afzonderlijk optreden van een groot aantal individuele natuurlijke personen die door de bestreden besluiten rechtstreeks in hun belangen worden getroffen. Zoals de Afdeling heeft overwogen in de uitspraak van 24 juni 2009 in zaak nr. 200807294/1/H2 kunnen de in artikel 1:2, derde lid, van de Awb genoemde feitelijke werkzaamheden besloten worden geacht in de aldus tot stand gebrachte bundeling van individuele belangen. Stichting Hart in Takt kan daarom als belanghebbende worden aangemerkt bij de Ffw-ontheffing en de Nbw-vergunning.

3. Ter zitting heeft Stichting Hart in Takt de beroepsgrond over de volgorde van het nemen van de bestreden besluiten en de vaststelling van het inpassingsplan "Traverse Dieren" ingetrokken.

4. Stichting Hart in Takt voert aan dat bij de besluitvorming over de Ffw-ontheffing en de Nbw-vergunning ten onrechte geen rekening is gehouden met de afsluiting van de Doesburgsedijk. Deze afsluiting leidt volgens haar tot meer verkeer op de traverse. Stichting Hart in Takt stelt dat de gemeente Rheden verplicht is de Doesburgsedijk af te sluiten op grond van een overeenkomst met Stichting Twickel van 17 december 1996, het besluit van het Rijk over de bijdrage voor de traverse van 19 juni 2009 en het verkeerscirculatieplan Dieren van 18 juni 2013. Daarnaast voert Stichting Hart in Takt aan dat als compensatiemaatregel in de Ffw-ontheffing en de Nbw-vergunning de plicht tot herstel van de Kerkallee, de historische laanverbinding tussen Ellecom en Dieren, had moeten worden opgenomen.

4.1. De staatssecretaris en het college van gedeputeerde staten stellen dat Stichting Hart in Takt in haar zienswijze niet heeft aangevoerd dat geen rekening is gehouden met de afsluiting van de Doesburgsedijk. Volgens hen volgt uit artikel 6:13 van de Awb daarom dat het betoog in zoverre buiten beschouwing moet worden gelaten.

De staatssecretaris stelt voorts dat Stichting Hart in Takt niet heeft onderbouwd waarom een toename van het verkeer over de traverse leidt tot een overtreding van de Ffw. Voorts bestaat uit oogpunt van de Ffw geen noodzaak tot herstel van de Kerkallee. Volgens de staatssecretaris kan het betoog van Stichting Hart in Takt sowieso niet tot vernietiging van de Ffw-ontheffing leiden, omdat de Ffw in dit geval strekt tot bescherming van vleermuizen en niet tot bescherming van het fysieke leefmilieu, waarvoor de stichting opkomt.

Het college van gedeputeerde staten stelt dat de afsluiting van de Doesburgsedijk geen onderdeel is van het vergunde project. Het project kan zonder deze afsluiting, die volgens het college overigens onzeker is, worden uitgevoerd. Daarom heeft het college geen aanleiding gezien de afsluiting bij de besluitvorming over de Nbw-vergunning te betrekken. Verder wijst het college erop dat de Kerkallee niet in een Natura 2000-gebied is gelegen.

4.2. Uit artikel 6:13 van de Awb vloeit voort dat een belanghebbende geen beroep kan instellen tegen onderdelen van een besluit waarover hij geen zienswijze naar voren heeft gebracht, tenzij hem redelijkerwijs niet kan worden verweten dit te hebben nagelaten. Binnen de door de wet en de goede procesorde begrensde mogelijkheden staat geen rechtsregel eraan in de weg dat bij de beoordeling van het beroep gronden worden betrokken die na het nemen van het bestreden besluit zijn aangevoerd en niet als zodanig in de uniforme openbare voorbereidingsprocedure met betrekking tot het desbetreffende besluitonderdeel naar voren zijn gebracht. De zienswijze van Stichting Hart in Takt moet worden geacht te zijn gericht tegen de ontwerpbesluiten in hun geheel. Daarom staat artikel 6:13 van de Awb er niet aan in de weg dat de beroepsgrond over de afsluiting van de Doesburgsedijk bij de beoordeling van het beroep wordt betrokken.

4.3. Ingevolge artikel 10 van de Ffw is het verboden dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, opzettelijk te verontrusten.

Ingevolge artikel 11 is het verboden nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te beschadigen, te vernielen, uit te halen, weg te nemen of te verstoren.

Ingevolge artikel 75, derde lid, kan de minister ontheffing verlenen van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 8 tot en met 15a.

Ingevolge het vierde lid wordt ontheffing slechts verleend indien geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.

4.3.1. Stichting Hart in Takt heeft niet onderbouwd waarom de gestelde toekomstige afsluiting van de Doesburgsedijk zou leiden tot overtreding van een van de verboden van de Ffw of anderszins van invloed zou zijn op de inhoud van de Ffw-ontheffing. Zij heeft evenmin toegelicht waarom uit de Ffw zou volgen dat de Kerkallee moet worden hersteld. Reeds hierom faalt het betoog in zoverre.

4.4. Ingevolge artikel 19d, eerste lid, van de Nbw 1998 is het verboden zonder vergunning van gedeputeerde staten projecten of andere handelingen te realiseren onderscheidenlijk te verrichten die gelet op de instandhoudingsdoelstelling de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in een Natura 2000-gebied kunnen verslechteren of een significant verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Zodanige projecten of andere handelingen zijn in ieder geval projecten of handelingen die de natuurlijke kenmerken van het desbetreffende gebied kunnen aantasten.

Ingevolge artikel 19f, eerste lid, maakt de initiatiefnemer voor projecten waarover gedeputeerde staten een besluit op een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in artikel 19d, eerste lid, nemen, en die niet direct verband houden met of nodig zijn voor het beheer van een Natura 2000-gebied maar die afzonderlijk of in combinatie met andere projecten of plannen significante gevolgen kunnen hebben voor het desbetreffende gebied, alvorens gedeputeerde staten een besluit nemen, een passende beoordeling van de gevolgen voor het gebied waarbij rekening wordt gehouden met de instandhoudingsdoelstelling van dat gebied.

Ingevolge artikel 19g, eerste lid, kan, indien een passende beoordeling is voorgeschreven op grond van artikel 19f, eerste lid, een vergunning als bedoeld in artikel 19d, eerste lid, slechts worden verleend indien gedeputeerde staten zich op grond van de passende beoordeling ervan hebben verzekerd dat de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zullen worden aangetast.

4.4.1. Het college van gedeputeerde staten heeft bij zijn besluitvorming gebruik gemaakt van het rapport "Traverse Dieren. Passende beoordeling in het kader van de natuurbeschermingswet 1998" van Oranjewoud van mei 2013. In dit rapport zijn hoofdzakelijk de gevolgen beoordeeld van een mogelijke toename van stikstofdepositie op de Natura 2000-gebieden "Veluwe", "Uiterwaarden IJssel" en "Landgoederen Brummen" vanwege het verkeer op de traverse. In het rapport staat dat voor de kwantitatieve beoordeling van effecten gebruik wordt gemaakt van verkeersgegevens uit het Nieuw Regionaal Model (NRM) dat ter plaatse geldt, het model van Oost-Nederland. Omdat een deel van de verkeerskundige effecten op het onderliggend wegennet (niet zijnde Rijkswegen) wordt verwacht, zijn deze wegen ook meegenomen in het onderzoek. Op basis van het verkeersmodel zijn verkeerscijfers beschikbaar over alle relevante wegvakken waar het verkeerspatroon zich wijzigt ten gevolge van het project, de aanpassingen van de traverse, aldus het rapport.

4.4.2. Gelet op de kaart van de in het onderzoek betrokken wegen die in het rapport van Oranjewoud is opgenomen, gaat dit rapport niet uit van de afsluiting van de Doesburgsedijk. Niet in geschil is dat deze weg in beheer is van de gemeente Rheden. Stichting Hart in Takt heeft niet aannemelijk gemaakt dat ten tijde van de verlening van de Nbw-vergunning door een orgaan van de gemeente was besloten tot het afsluiten van deze weg. Verder heeft Stichting Hart in Takt niet onderbouwd waarom de Nbw 1998 zou verplichten tot herstel van de Kerkallee. Reeds om deze redenen biedt hetgeen zij heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat het college van gedeputeerde staten de Nbw-vergunning niet met de vereiste zorgvuldig heeft voorbereid.

5. Stichting Hart in Takt betoogt dat de omgevingsvergunning niet had mogen worden verleend vanwege de gevolgen van het project "Traverse Dieren" voor het rijksmonument Hof te Dieren. Zij stelt dat het project onnodig leidt tot de gedeeltelijke vernietiging van twee waardevolle lanen, de Oostlaan en de Lange Juffer. De lanen zouden zoveel mogelijk moeten worden gerespecteerd en gehandhaafd, aldus Stichting Hart in Takt.

5.1. Het college van burgemeester en wethouders stelt dat de Oostlaan en de Lange Juffer bij de realisering van het project "Traverse Dieren" voor slechts een klein deel worden aangetast. De gevolgen van het project voor het beschermde monument zijn geanalyseerd in het rapport "Cultuurhistorische effectrapportage Hof te Dieren naar aanleiding van de Traverse Dieren" van SB4 van 12 februari 2013 (hierna: de CHER) en beoordeeld door drie wettelijke adviesorganen. Op basis hiervan concludeert het college dat het belang van de monumentenzorg zich niet tegen het project "Traverse Dieren" verzet.

5.2. Ingevolge artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Wabo is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het slopen, verstoren, verplaatsen of in enig opzicht wijzigen van een beschermd monument of het herstellen, gebruiken of laten gebruiken van een beschermd monument op een wijze waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

Ingevolge artikel 2.15 kan de omgevingsvergunning, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder f, slechts worden verleend indien het belang van de monumentenzorg zich daartegen niet verzet. Bij de beslissing op de aanvraag houdt het bevoegd gezag rekening met het gebruik van het monument.

Ingevolge artikel 6.4 van het Besluit omgevingsrecht (hierna: het Bor) zijn met betrekking tot een aanvraag ten aanzien van een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Wabo, de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en gedeputeerde staten als adviseurs aangewezen.

5.3. Bij de beoordeling of het belang van de monumentenzorg zich niet verzet tegen de verlening van de omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Wabo heeft het college van burgemeester en wethouders beleidsvrijheid. Hierbij komt grote betekenis toe aan het ingevolge artikel 6.4 van het Bor verplichte advies van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, die bij uitstek deskundig is en betrokken is geweest bij de aanwijzing als rijksmonument (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 22 mei 2013 in zaak nr. 201300010/1/A1).

5.4. De historische buitenplaats Hof te Dieren is bij besluit van 30 juni 2005 aangewezen als rijksmonument wegens - kort weergegeven - het park in landschapsstijl en het formele lanenstelsel met bossen.

5.5. Uit de CHER volgt niet dat het belang van de monumentenzorg zich niet verdraagt met de gevolgen die het project "Traverse Dieren" volgens Stichting Hart in Takt heeft voor de Oostlaan en de Lange Juffer. Dit volgt evenmin uit de adviezen van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed, het college van gedeputeerde staten en het Gelders Genootschap. Stichting Hart in Takt heeft ter onderbouwing van haar betoog ook geen deskundigenrapport overgelegd. Reeds hierom biedt hetgeen zij heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het belang van de monumentenzorg zich niet tegen de verlening van de omgevingsvergunning verzet.

6. Het beroep is ongegrond.

7. Voor zover in deze uitspraak is geoordeeld dat een beroepsgrond faalt en niet uitdrukkelijk op de toepasselijkheid van artikel 8:69a van de Awb is ingegaan, heeft de Afdeling zich niet uitgesproken over de vraag of dat artikel van toepassing is.

8. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, voorzitter, en mr. M.A.A. Mondt-Schouten en mr. G. van der Wiel, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.R. Jacobs, ambtenaar van staat.

w.g. Van Sloten w.g. Jacobs
voorzitter ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 27 juni 2014

717.