Uitspraak 201301051/1/R4


Volledige tekst

201301051/1/R4.
Datum uitspraak: 14 mei 2014

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

Deltalinqs en anderen, gevestigd te Rotterdam,
appellanten,

en

het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 15 mei 2012 heeft het college ten behoeve van het bestemmingsplan "Hoek van Holland - Woongebied" hogere waarden vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben Deltalinqs en anderen beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 31 oktober 2013, waar Deltalinqs en anderen, vertegenwoordigd door E. Wijderveld, bijgestaan door mr. M.C. van Meppelen Scheppink, en het college, vertegenwoordigd door mr. S.B.H. Fijneman en F.W. Kwint, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.

Na het sluiten van het onderzoek ter zitting heeft de Afdeling het onderzoek heropend. Er zijn nog stukken ontvangen van de raad. Deze zijn aan Deltalinqs en anderen toegezonden. Met toestemming van partijen is afgezien van een verdere behandeling van de zaak ter zitting.

Overwegingen

1. Bij het bestreden besluit heeft het college de volgende hogere waarden voor de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting vanwege industrie vastgesteld voor 100 nieuw te bouwen woningen op ontwikkelingslocatie Lemaireweg:

Rekenhoogte in meters Hogere waarde in dB(A)

1,50-7,50 56

10,50 57

2. Deltalinqs en anderen stellen dat uit het akoestisch onderzoek volgt dat de maximale geluidbelasting ter plaatse 57 dB(A) is, terwijl de hoogst toelaatbare waarde 50 dB(A) is. Volgens Deltalinqs en anderen kon de hoogst toelaatbare waarde niet tot 60 dB(A) worden verhoogd met toepassing van de in artikel 60 van de Wet geluidhinder (hierna: Wgh) neergelegde zeehavennorm. Deltalinqs en anderen betogen hiertoe in de eerste plaats dat ontwikkeling van woningbouw ter plaatse geen planmatige verdichting van bestaand woongebied oplevert, omdat de woningbouw een uitbreiding van het bestaande woongebied vormt. In de tweede plaats betogen Deltalinqs en anderen dat de ontwikkeling van woningbouw ter plaatse geen beperkte uitbreiding van het bestaande woongebied vormt, zodat ook daarom geen toepassing kon worden gegeven aan de zeehavennorm.

2.1. Het college stelt dat toepassing mocht worden gegeven aan de zeehavennorm, omdat de woningbouw is voorzien binnen de bebouwingscontour die is vastgesteld in de Verordening Ruimte, zodat deze leidt tot verdichting van het bestaande woongebied. Verder vormt de voorziene woningbouw volgens het college slechts een beperkte uitbreiding van het bestaande woongebied, omdat als gevolg van het bouwplan de omvang van de bestaande woningvoorraad met slechts 2,5% zal toenemen.

2.2. Ingevolge artikel 44 van de Wgh is de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting vanwege het betrokken industrieterrein, van de gevel van woningen binnen een krachtens artikel 40 vast te stellen zone, behoudens artikel 45, 50 dB(A).

Ingevolge artikel 45, eerste lid, kan voor de ter plaatse ten hoogste toelaatbare geluidbelasting, bedoeld in artikel 44, een hogere dan de in dat artikel genoemde waarde worden vastgesteld, met dien verstande dat deze waarde voor geprojecteerde woningen 55 dB(A) en voor aanwezige of in aanbouw zijnde woningen 60 dB(A) niet te boven mag gaan.

Ingevolge artikel 59 zijn met betrekking tot de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting, vanwege een industrieterrein (bestaand), van de gevel van binnen de zone nieuw te bouwen en nog niet geprojecteerde woningen, de artikelen 44 en 45 van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat de vast te stellen waarde 55 dB(A) niet te boven mag gaan.

Ingevolge artikel 60, kan bij toepassing van artikel 59 met betrekking tot nieuw te bouwen woningen in een gebied gelegen binnen een bestaande zone van een industrieterrein met activiteiten die zeehavengebonden zijn en die noodzakelijkerwijs in de open lucht plaatsvinden, voor woningen waarvan de geluidbelasting in hoofdzaak wordt bepaald door die activiteiten, een waarde worden vastgesteld van ten hoogste 60 dB(A), indien deze woningen worden gebouwd in het kader van een herstructurering, of planmatige verdichting van een bestaand woongebied, of wanneer de woningen worden gebouwd aansluitend aan het bestaande woongebied en slechts sprake is van een beperkte uitbreiding van het bestaande woongebied.

Ingevolge artikel 110a, eerste lid, zijn burgemeester en wethouders binnen de grenzen van de gemeente bevoegd tot het vaststellen van een hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting.

2.3. In 1997 is een rond het industrieterrein Maasvlakte/Europoort gelegen zone vastgesteld. Ontwikkelingslocatie Lemaireweg ligt binnen deze zone.

2.4. Tussen partijen is niet in geschil dat de nieuw te bouwen woningen zijn voorzien binnen een bestaande zone van een industrieterrein met activiteiten die zeehavengebonden zijn en die noodzakelijkerwijs in de open lucht plaatsvinden.

2.5. Gelet op het feit dat het ontwikkelingsgebied onder het voorheen geldende plan niet voor woningen gebruikt werd en het gebied slechts aan twee zijden grenst aan woningbouw, kan de bebouwing van het ontwikkelingsgebied, anders dan het college betoogt, niet worden aangemerkt als herstructurering of planmatige verdichting van een bestaand woongebied. Gelet hierop ziet de Afdeling zich gesteld voor de vraag of de woningen worden gebouwd aansluitend aan het bestaande woongebied en in hoeverre sprake is van een beperkte uitbreiding van het bestaande woongebied.

2.6. Ter zitting is vast komen te staan dat de woningen aansluitend aan een bestaand woongebied zijn voorzien. Verder volgt uit de verbeelding dat de uitbreiding van het bestaande woongebied met woningen ter plaatse van ontwikkelingslocatie Lemaireweg beperkt van omvang is. Het bestaande woongebied waaraan de ontwikkelingslocatie grenst, is vele malen groter dan de ontwikkelingslocatie. Gelet op het voorgaande ziet de Afdeling in hetgeen Deltalinqs en anderen hebben aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het bestreden besluit betrekking heeft op woningen die worden gebouwd aansluitend aan het bestaande woongebied en dat het een beperkte uitbreiding van het bestaande woongebied betreft. Er bestaat in zoverre geen grond voor het oordeel dat artikel 60 van de Wgh ten onrechte is toegepast.

Het betoog faalt.

3. Deltalinqs en anderen betogen voorts dat onvoldoende is onderzocht of aangetoond of bron- of overdrachtsmaatregelen effectief en uitvoerbaar zijn.

3.1. Het college heeft ter zitting toegelicht dat voorafgaand aan de vaststelling van het besluit hogere waarden is beoordeeld of bron-, overdrachts- dan wel gevelmaatregelen konden worden getroffen. Met betrekking tot de bronmaatregelen stelt het college dat bij de vaststelling van het saneringsbesluit voor industrieterrein Europoort reeds is onderzocht welke bronmaatregelen konden worden opgelegd. Verdergaande bronmaatregelen zijn niet mogelijk. Het treffen van overdrachtsmaatregelen acht het college niet mogelijk, vanwege de grote afstand tussen het industrieterrein en ontwikkelingslocatie Lemaireweg. Ten slotte stelt het college dat gevelmaatregelen zijn gewaarborgd, in die zin dat een geluidluwe gevel een voorwaarde voor realisatie van de woningen vormt.

3.2. Ingevolge artikel 110a, vijfde lid, van de Wgh, voor zover thans van belang, kan het college slechts toepassing geven aan de in het eerste lid van dit artikel toegekende bevoegdheid tot het vaststellen van een hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting, indien toepassing van maatregelen, gericht op het terugbrengen van de geluidbelasting vanwege het industrieterrein van de gevel van de betrokken woningen tot de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting onvoldoende doeltreffend zal zijn.

3.3. Gelet op de nadere toelichting van het college geeft het aangevoerde de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het college onvoldoende onderzoek heeft verricht of onvoldoende heeft gemotiveerd dat de toepassing van maatregelen, gericht op het terugbrengen van de geluidbelasting vanwege het industrieterrein op de gevels van de voorziene woningen onvoldoende doeltreffend zal zijn. Gelet hierop is er geen aanleiding voor het oordeel dat het college in zoverre geen toepassing heeft mogen geven aan zijn bevoegdheid om hogere waarden voor de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting vast te stellen.

Het betoog faalt.

4. De overige bezwaren van Deltalinqs en anderen hebben betrekking op de planologische besluitvorming en zijn in dit kader niet aan de orde. Deze bezwaren zijn besproken in de uitspraak van de Afdeling van heden in zaak nr. 201301050/1/R4.

5. Het beroep is ongegrond.

6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, voorzitter, en mr. S.J.E. Horstink-von Meyenfeldt en drs. W.J. Deetman, leden, in tegenwoordigheid van mr. W. van Steenbergen, ambtenaar van staat.

w.g. Van Diepenbeek w.g. Van Steenbergen
voorzitter ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 14 mei 2014

528-786.