Uitspraak 201204678/1/R4


Volledige tekst

201204678/1/R4.
Datum uitspraak: 12 juni 2013

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1. [appellant sub 1], wonend te Goudriaan, gemeente Graafstroom, thans gemeente Molenwaard,
2. [appellant sub 2], wonend te Wijngaarden, gemeente Graafstroom, thans gemeente Molenwaard,
3. [appellant sub 3], wonend te Goudriaan, gemeente Graafstroom, thans gemeente Molenwaard,
appellanten,

en

de raad van de gemeente Graafstroom, thans gemeente Molenwaard,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 13 februari 2012, kenmerk GRM1004539/VB6592, heeft de raad het bestemmingsplan "Dorpskernen Graafstroom" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

[appellant sub 1], [appellant sub 2] en de raad hebben nadere stukken ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 januari 2013, waar [appellant sub 3], [appellant sub 1], vertegenwoordigd door [appellant sub 3], en de raad, vertegenwoordigd door mr. J.P.J. Kreeft en W. Roelen, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting gehoord [partij], vertegenwoordigd door mr. M.J.E. Boudesteijn, advocaat te Rotterdam.

Na de zitting heeft de Afdeling het onderzoek heropend en de raad een aantal vragen voorgelegd. De raad heeft deze beantwoord. [appellant sub 2] heeft op de beantwoording gereageerd. Met toestemming van partijen is een nadere zitting achterwege gebleven.

Overwegingen

Strekking plan

1. Het plan voorziet in een actuele juridisch-planologische regeling voor de kernen van de (voormalige) gemeente Graafstroom.

De beroepen van [appellant sub 1] en [appellant sub 3]

2. De beroepen van [appellant sub 1] en [appellant sub 3], die wonen aan [locaties 1] te Goudriaan, zijn gericht tegen de vaststelling van het plandeel met de bestemming "Bedrijf" en de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - 17" wat betreft het gedeelte van het perceel [locatie 2] te Goudriaan dat ten zuiden van de Wetering is gelegen. Het plan voorziet hier in een uitbreiding van de bedrijfsbebouwing van drukkerij [partij].

3. [appellant sub 1] en [appellant sub 3] vrezen aantasting van hun woon- en leefklimaat als gevolg van de uitbreiding van de drukkerij. Zo verwachten zij dat verkeers- en parkeerhinder zal ontstaan. [appellant sub 1] stelt daarnaast dat er minder zonlicht zal zijn op het gedeelte van haar perceel waar zij op kleine schaal fruit teelt en voornemens is een zonnecollector te plaatsen. Ook zal op haar perceel windhinder ontstaan vanwege de hoogte van de toegelaten bebouwing. Verder vreest [appellant sub 3] een toename van geluidsoverlast. Ten slotte doet de uitbreiding volgens [appellant sub 1] afbreuk aan het beeld van de lintbebouwing in Goudriaan.

3.1. De raad stelt zich op het standpunt dat lokaal gebonden bedrijvigheid als drukkerij [partij] behouden moet blijven voor de kern Goudriaan en dat het daarom wenselijk is om medewerking te verlenen aan de uitbreiding van de drukkerij. De positieve gevolgen van de uitbreiding wegen op tegen de beperkte negatieve gevolgen voor de directe omgeving. De uitbreiding zal geen verkeers- of parkeerhinder in de omgeving van de drukkerij veroorzaken. In de namiddag en avond zal er een kleine toename van schaduw zijn op de achterzijde van het perceel van [appellant sub 1], maar de raad acht dit aanvaardbaar. Afgaande op NEN-norm 8100:2600 is niet te verwachten dat op het perceel van [appellant sub 1] windhinder zal ontstaan. De raad wijst erop dat nog nooit een overtreding van de toepasselijke geluidvoorschriften van het Activiteitenbesluit milieubeheer door de drukkerij is geconstateerd. Ten slotte stelt de raad dat de uitbreiding het lint ontlast doordat de ontsluiting straks niet meer bij de Zuidzijde maar bij De Heuvel gesitueerd zal zijn.

3.2. Aan het perceel [locatie 2] te Goudriaan is de bestemming "Bedrijf" met de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - 17" toegekend. Ingevolge artikel 4, lid 4.1, van de planregels is hier een bedrijf met SBI-code 2222, een drukkerij, toegestaan.

De uitbreiding van de bebouwing op het perceel is voorzien ten zuiden van de wetering, waar een bouwvlak is ingetekend waar bebouwing is toegelaten met een maximale goothoogte van 10 m en een maximale (totale) hoogte van 17 m.

3.3. Voor de uitbreiding van de drukkerij is een ruimtelijke onderbouwing opgesteld, die zich als bijlage bij de plantoelichting bevindt. Hierin staat dat de uitbreiding van de drukkerij niet zozeer een toename van de verkeersintensiteit tot gevolg heeft als wel een verplaatsing daarvan naar De Heuvel, nu daar na de uitbreiding de ontsluiting van de drukkerij gesitueerd zal zijn. Doordat de ontsluiting niet meer via de Zuidzijde verloopt, zal de verkeersbelasting langs het lint afnemen, aldus de ruimtelijke onderbouwing.

[appellant sub 1] en [appellant sub 3] hebben deze uiteenzetting over de gevolgen van de uitbreiding van de drukkerij voor het verkeer niet gemotiveerd weersproken. Derhalve bestaat geen grond voor de verwachting dat zij bij hun woningen aan de Zuidzijde als gevolg van de uitbreiding van de drukkerij verkeershinder zullen ondervinden.

3.4. In de ruimtelijke onderbouwing staat dat op basis van CROW-publicatie 182, "Parkeerkencijfers - Basis voor parkeernormering", de benodigde parkeercapaciteit maximaal 203 plaatsen bedraagt. Na de uitbreiding bedraagt het aantal parkeerplaatsen 153. Dit lijkt voldoende, nu de drukkerij heeft aangegeven dat maximaal ongeveer 125 mensen tegelijkertijd ter plaatse aanwezig zullen zijn. Bovendien heeft de drukkerij aangegeven dat er ruimte is om 50 extra parkeervakken te realiseren. Dit blijkt ook uit de tekeningen van Architectenbureau Bikker, aldus de ruimtelijke onderbouwing.

[appellant sub 1] en [appellant sub 3] hebben deze uiteenzetting over de gevolgen van de uitbreiding van de drukkerij voor de parkeersituatie niet weersproken. Derhalve bestaat geen grond voor de verwachting dat zij als gevolg van de uitbreiding van de drukkerij parkeerhinder zullen ondervinden.

3.5. Niet in geschil is dat de uitbreiding van de drukkerij leidt tot een toename van schaduw op een deel van de achterzijde van het perceel van [appellant sub 1] in de namiddag en avond. Voorts is niet in geschil dat op dit gedeelte van het perceel op kleine schaal fruit wordt geteeld. [appellant sub 1] heeft tevens te kennen gegeven hier een zonnecollector te willen plaatsen. Gelet op deze wens en de fruitteelt zal [appellant sub 1] enig nadeel kunnen ondervinden van de toename van schaduw op haar perceel. Naar het oordeel van de Afdeling is dit nadeel evenwel niet zodanig groot dat de raad het bestreden plandeel in redelijkheid niet heeft kunnen vaststellen.

3.6. [appellant sub 1] heeft niet gemotiveerd bestreden dat, zoals de raad stelt, uit NEN-norm 8100:2006 volgt dat op haar perceel geen windhinder te verwachten valt als gevolg van de uitbreiding van de drukkerij.

3.7. [appellant sub 3] heeft niet weersproken dat de drukkerij voldoet aan de geluidvoorschriften van het Activiteitenbesluit milieubeheer. Zij heeft voorts niet aannemelijk gemaakt dat na de uitbreiding niet aan deze voorschriften kan worden voldaan. Derhalve bestaat geen grond voor de verwachting dat [appellant sub 3] als gevolg van de uitbreiding van de drukkerij geluidhinder zal ondervinden.

3.8. Wat betreft de gevolgen van de uitbreiding voor het bebouwingslint aan de Zuidzijde, overweegt de Afdeling dat de raad dit aspect in zijn belangenafweging heeft betrokken en dat het aangevoerde geen aanleiding biedt voor het oordeel dat de raad het bestreden plandeel in zoverre niet in redelijkheid heeft kunnen vaststellen.

4. [appellant sub 1] en [appellant sub 3] betogen voorts dat de uitbreiding van de drukkerij in strijd is met gemeentelijk en provinciaal beleid. [appellant sub 1] stelt in dit verband dat de drukkerij in werkgelegenheid voorziet voor een opleidingsniveau dat niet past bij de beroepsbevolking van Graafstroom, hetgeen in strijd is met de regionale structuurvisie Alblasserwaard-Vijfheerenlanden, omdat daarin staat dat in de kernen werkgelegenheid voor laaggeschoolden wordt gecreëerd die niet past bij de samenstelling van de beroepsbevolking. Verder stelt zij dat in het provinciale beleid het gebied Alblasserwaard-Vijfheerenlanden als ‘topgebied cultureel erfgoed’ is aangewezen. Tevens volgt volgens haar uit het provinciale beleid dat terughoudend moet worden omgegaan met het toestaan van nieuwe stedelijke functies in het buitengebied.

Volgens [appellant sub 1] is de uitbreiding eveneens in strijd met het Rijksbeleid in de Nota Ruimte voor het nationaal landschap "Het Groene Hart". De omvang van de bebouwing en verharding voor de uitbreiding is zodanig dat de kernwaarden van het landschap worden aangetast, aldus [appellant sub 1].

4.1. De raad stelt zich op het standpunt dat de uitbreiding van de drukkerij niet met het relevante beleid in strijd is. De drukkerij is gelegen binnen de rode contour van de provinciale structuurvisie en Verordening Ruimte en dus niet in het buitengebied. Over de uitbreiding van de drukkerij is in het kader van een eerdere procedure reeds overleg gevoerd met de provincie en het Rijk en zij hebben daartegen geen bezwaren geuit. Voorts erkent de raad dat de uitbreiding een aantasting van het open polderlandschap tot gevolg heeft, maar hij kent een zwaarder belang toe aan het mogelijk maken van de uitbreiding, omdat het bedrijf een belangrijke rol heeft in de samenleving en verplaatsing vanwege bedrijfseconomische redenen niet mogelijk is.

4.2. [appellant sub 1] heeft niet aannemelijk gemaakt dat de uitbreiding van de drukkerij in strijd is met de regionale structuurvisie Alblasserwaard-Vijfheerenlanden. Hiertoe is onvoldoende de niet nader onderbouwde stelling dat de drukkerij in werkgelegenheid voorziet voor een opleidingsniveau dat niet past bij de beroepsbevolking van Graafstroom. [appellant sub 1] en [appellant sub 3] hebben voorts niet onderbouwd waarom het plan in strijd zou zijn met ander gemeentelijk beleid. Bovendien heeft de raad betwist dat het plan met het gemeentelijk beleid in strijd is. Derhalve bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat het plan in strijd met gemeentelijk beleid is vastgesteld.

4.3. De raad is bij de vaststelling van het bestemmingsplan niet gebonden aan beleid van de provincie en het Rijk dat is neergelegd in structuurvisies of andere beleidsdocumenten. Wel dient de raad daarmee rekening te houden, hetgeen betekent dat dit beleid in de belangenafweging dient te worden betrokken.

[appellant sub 1] heeft niet onderbouwd waarom de uitbreiding van de drukkerij niet verenigbaar zou zijn met de aanwijzing volgens provinciaal beleid van het gebied Alblasserwaard-Vijfheerenlanden als ‘topgebied cultureel erfgoed’. Voor zover zij stelt dat uit het provinciale beleid volgt dat terughoudend moet worden omgegaan met het toestaan van nieuwe stedelijke functies in het buitengebied, overweegt de Afdeling dat het bestreden plandeel binnen de bebouwingscontour van de provinciale Verordening Ruimte is gelegen. Voorts wijst de Afdeling erop dat het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland bij brief van 28 oktober 2009 - in het kader van een eerdere procedure over de uitbreiding van de drukkerij - te kennen heeft gegeven dat de realisatie van een nieuwe bedrijfsloods ten behoeve van de drukkerij in overeenstemming is met het provinciale beleid en dat in de "Nota beoordeling overlegreacties" van het voorliggende plan staat dat de provincie heeft aangegeven dat het plan voldoet aan de provinciale structuurvisie. Gelet hierop moet worden geconcludeerd dat het bestreden plandeel niet in strijd met het beleid van de provincie is vastgesteld.

Tussen partijen is niet in geschil dat volgens de Nota Ruimte openheid een kernkwaliteit is van het landschap waar de gronden in het bestreden plandeel deel van uitmaken. De raad heeft uiteengezet dat de uitbreiding een aantasting van het open polderlandschap tot gevolg heeft, maar dat hij een zwaarder belang toekent aan het mogelijk maken van de uitbreiding, omdat het bedrijf een belangrijke rol heeft in de samenleving en verplaatsing van het bedrijf vanwege bedrijfseconomische redenen niet mogelijk is. In hetgeen [appellant sub 1] heeft aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad niet in redelijkheid een groter gewicht heeft kunnen toekennen aan het mogelijk maken van de uitbreiding van de drukkerij dan aan de openheid van het landschap.

5. [appellant sub 1] voert aan dat de raad onvoldoende heeft gemotiveerd waarom voor de uitbreiding van de drukkerij geen milieueffectrapport is gemaakt.

5.1. De raad stelt dat voor de uitbreiding van de drukkerij geen milieueffectrapport is gemaakt, omdat daartoe geen plicht bestaat op grond van het Besluit milieueffectrapportage.

5.2. De uitbreiding van de drukkerij behoort niet tot één van de categorieën van activiteiten die zijn vermeld in bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage. Derhalve heeft de raad zich terecht op het standpunt gesteld dat het maken van een milieueffectrapport voor de uitbreiding van de drukkerij niet verplicht was.

6. [appellant sub 1] stelt dat in het rapport "Quick scan Flora- en faunawet, Locatie [partij] Drukkerij, Goudriaan" van Landschapsbeheer Zuid-Holland meerdere zoogdieren, vogels en amfibieën ten onrechte niet zijn vermeld in de tabel van mogelijk voorkomende soorten die worden beschermd door de Flora- en faunawet (hierna: Ffw). Volgens haar tast de uitbreiding van de drukkerij het leefgebied van deze soorten aan en zal de verlichting op het terrein van een verstorende invloed hebben.

6.1. De vragen of voor de uitvoering van het bestemmingsplan een vrijstelling geldt, dan wel een ontheffing op grond van de Ffw nodig is en zo ja, of deze ontheffing kan worden verleend, komen in beginsel pas aan de orde in de procedure op grond van de Ffw. Dat doet er niet aan af dat de raad het plan niet heeft kunnen vaststellen, indien en voor zover hij op voorhand in redelijkheid had moeten inzien dat de Ffw aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat.

6.2. De raad heeft een reactie van Landschapsbeheer Zuid-Holland op het betoog van [appellant sub 1] overgelegd. Hierin staat dat de locatie waar de uitbreiding is voorzien thans grotendeels verhard is en gebruikt wordt als toegangspad, parkeerplaats en laad- en losplaats. Deze locatie is derhalve geen geschikte biotoop voor de door [appellant sub 1] genoemde soorten. Tijdens het onderzoek ter plaatse zijn deze soorten op die locatie ook niet waargenomen. Een smalle beplantingsstrook op het perceel, waar vogels incidenteel van gebruik maken of in nestelen, zal verwijderd worden. Dit zal geschieden buiten het broedseizoen, zodat broedende vogels niet verstoord worden. Verder is een groenstrook langs De Heuvel mogelijk in gebruik als foerageer- en trekroute voor vleermuizen, maar hier wordt geen beplanting verwijderd of verlichting aangebracht, aldus Landschapsbeheer Zuid-Holland.

6.3. [appellant sub 1] heeft de reactie van Landschapsbeheer Zuid-Holland niet weersproken. Derhalve bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat het plan wat betreft de gevolgen voor door de Ffw beschermde soorten op het perceel van de drukkerij niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid. Evenmin bestaat aanleiding voor het oordeel dat de raad op voorhand in redelijkheid had moeten inzien dat de Ffw aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat.

7. [appellant sub 3] voert tevens aan dat de economische uitvoerbaarheid van het plan wat betreft de uitbreiding van de drukkerij niet is verzekerd, doordat het belang van drukwerk afneemt vanwege technische ontwikkelingen.

7.1. De raad ter zitting gesteld dat de drukkerij een bedrijfsplan heeft overgelegd, waaruit volgt dat de uitbreiding noodzakelijk is voor het voortbestaan van het bedrijf.

7.2. In het kader van een beroep tegen een bestemmingsplan kan een betoog dat ziet op de uitvoerbaarheid van dat plan, waaronder de economische uitvoerbaarheid, slechts leiden tot vernietiging van het bestreden besluit indien en voor zover het aangevoerde leidt tot de conclusie dat de raad op voorhand in redelijkheid had moeten inzien dat het plan niet kan worden uitgevoerd binnen de planperiode van in beginsel tien jaar.

7.3. [appellant sub 3] heeft niet weersproken dat uit het bedrijfsplan van de drukkerij volgt dat de uitbreiding noodzakelijk is voor het voortbestaan van het bedrijf. Derhalve bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de raad op voorhand in redelijkheid had moeten inzien dat het plan in zoverre niet kan worden uitgevoerd binnen de planperiode.

8. In hetgeen [appellant sub 1] en [appellant sub 3] hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plandeel met de bestemming "Bedrijf" en de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - 17" wat betreft het perceel [locatie 2] te Goudriaan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.

De beroepen van [appellant sub 1] en [appellant sub 3] zijn ongegrond.

Het beroep van [appellant sub 2]

9. [appellant sub 2] voert aan dat hij heeft ingesproken over de bij de voorbereiding van het plan opgestelde "Gebiedsvisie dorpskernen Graafstroom", maar dat onduidelijk is wat met zijn opmerkingen hierover is gedaan.

9.1. Het bieden van inspraak maakt geen deel uit van de in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening geregelde bestemmingsplanprocedure. Het al dan niet schenden van een inspraakverplichting heeft daarom geen gevolgen voor de rechtmatigheid van de planprocedure en het plan. Reeds om deze reden faalt het betoog.

10. [appellant sub 2] kan zich niet verenigen met de vaststelling van het plandeel met de bestemming "Wonen" wat betreft zijn perceel Westeinde 4 te Wijngaarden. Hij betoogt dat aan zijn perceel de bestemming "Agrarisch" toegekend had moeten worden, zoals in het voorheen geldende plan het geval was. Weliswaar oefent [appellant sub 2] ter plaatse geen agrarisch bedrijf meer uit, maar hij wenst de mogelijkheid daartoe te behouden.

10.1. De raad stelt zich op het standpunt dat het perceel van [appellant sub 2], met het oogmerk het plan actueel te houden, overeenkomstig het bestaande gebruik is bestemd voor "Wonen".

10.2. In het algemeen kunnen aan een geldend bestemmingsplan geen blijvende rechten worden ontleend. De raad kan op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en voorschriften voor gronden vaststellen.

10.3. Niet in geschil is dat het perceel van [appellant sub 2] overeenkomstig het bestaande gebruik voor woondoeleinden is bestemd en dat [appellant sub 2] hier geen agrarisch bedrijf uitoefent. Evenmin is in geschil dat hij geen concrete voornemens heeft op het perceel een agrarisch bedrijf te beginnen. De raad heeft derhalve op het perceel in redelijkheid een woonbestemming kunnen leggen.

11. Het beroep van [appellant sub 2] is voorts gericht tegen de vaststelling van het plandeel met de bestemming "Wonen" ten westen van de bestaande woningen aan de Van Tongerenstraat te Wijngaarden. [appellant sub 2] voert aan dat het plan hier ten onrechte woningbouw toestaat buiten de bebouwingscontour van de Verordening Ruimte. Daarnaast betoogt hij dat ten onrechte een goothoogte van 6 m is toegestaan voor woningen die vanuit de Dorpsweg gezien achter de eerste rij woningen staan. Hij wijst erop dat voor de bestaande woningen aan de Van Tongerenstraat een goothoogte van 3 tot 4 m op de tweede rij van de bebouwing gebruikelijk is. Als de nieuwe woningen een goothoogte van 6 m krijgen, dan is geen sprake van een goede overgang met de bestaande bebouwing, aldus [appellant sub 2].

11.1. De raad stelt dat de ontwikkeling van de woningen ten westen van de bestaande woningen aan de Van Tongerenstraat reeds was voorzien in het onherroepelijke bestemmingsplan "Wijngaarden-West". Voor de twee woningen aan de [locaties 3] waren ten tijde van de vaststelling van het plan omgevingsvergunningen aangevraagd die inmiddels zijn verleend en onherroepelijk zijn geworden. In zoverre is het voorliggende plan conserverend van aard en staat de Verordening Ruimte niet aan vaststelling van het plan in de weg. Verder wijst de raad erop dat in het kader van de vaststelling van het bestemmingsplan "Wijngaarden-West" reeds is ingegaan op het bezwaar van [appellant sub 2] over de goothoogte van de woningen. In de nabije omgeving is op meerdere plaatsen sprake van een goothoogte van 6 m, zodat geen sprake is van een uitzondering, aldus de raad.

11.2. Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Verordening Ruimte sluiten bestemmingsplannen voor gronden buiten de bebouwingscontouren (zoals aangegeven op kaart 1) bestemmingen uit die nieuwvestiging of uitbreiding van stedelijke functies mogelijk maken.

Ingevolge artikel 1, vierde lid, worden onder bestaande functies en bebouwing begrepen functies en bebouwing die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening rechtmatig aanwezig zijn, of waarvoor op het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening vrijstelling of bouwvergunning is verleend dan wel een aanvraag om vrijstelling of bouwvergunning is ingediend die kan worden verleend, of die in overeenstemming met deze verordening tot stand zijn gekomen, of waarvoor ontheffing van deze verordening is verleend of wordt geacht te zijn verleend. Het vervangen van een rechtmatig aanwezige gebouw door een gebouw van gelijke aard, omvang en karakter wordt hieronder mede begrepen. In alle andere gevallen is sprake van nieuwe functies en nieuwe bebouwing. Onder nieuwe functies of nieuwe bebouwing wordt ook begrepen uitbreiding van bestaande functies en bestaande bebouwing, tenzij anders is bepaald of de bepaling zich daartegen verzet.

Ingevolge artikel 1, vijfde lid, worden onder stedelijke functies onder meer verstaan woonfuncties.

11.3. Niet in geschil is dat het voorheen geldende bestemmingsplan "Wijngaarden-West" reeds voorzag in woningbouw ten westen van de bestaande woningen aan de Van Tongerenstraat.

11.4. Gelet op de verbeelding van het plan en de bebouwingscontourenkaart van de Verordening Ruimte is het noordelijke deel van het plandeel met de bestemming "Wonen" ten westen van de bestaande woningen aan de Van Tongerenstraat gelegen buiten de bebouwingscontour. Uit de verbeelding en de planregels volgt dat hier twee woningen mogen worden gebouwd. De raad heeft twee omgevingsvergunningen voor de activiteit bouwen overgelegd voor woningen aan de [locaties 4] te Wijngaarden. Deze omgevingsvergunningen zijn verleend op 5 maart 2012 onderscheidenlijk 14 februari 2012 op grond van aanvragen van 19 januari 2012 onderscheidenlijk 23 december 2011. De aanvragen dateren derhalve van vóór de vaststelling van het voorliggende plan. Aangezien het voorheen geldende plan "Wijngaarden-West" de bouw van de twee woningen toestond, diende de raad bij de vaststelling van het voorliggende plan ervan uit te gaan dat de aangevraagde omgevingsvergunningen in zoverre dienden te worden verleend. Gelet hierop was de raad op grond van het rechtszekerheidsbeginsel gehouden in het plan te voorzien in een planologische regeling voor de twee woningen. De Afdeling is van oordeel dat deze situatie op één lijn moet worden gesteld met een bestaande functie of bebouwing als bedoeld in artikel 1, vierde lid, Verordening Ruimte, zodat het plan in zoverre niet in strijd met de Verordening Ruimte is vastgesteld.

11.5. Uit de verbeelding van het plan, bezien in samenhang met de planregels, volgt dat in het bestreden plandeel de maximale goothoogte 6 m is. Ten oosten hiervan, in het plandeel met de bestemming "Woongebied", gelden maximale goothoogten van 3 m tot 5 m. De goothoogte in het plandeel met de bestemming "Wonen" ten westen van het bestreden plandeel is 6 m. Ten zuiden van het bestreden plandeel is de maximale goothoogte van woningen eveneens 6 m. Gelet hierop heeft de raad een goothoogte van 6 m voor het bestreden plandeel in redelijkheid passend in de omgeving kunnen achten.

12. [appellant sub 2] kan zich tevens niet verenigen met de vaststelling van het plan wat betreft de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied - 1" voor de gronden ten oosten van zijn perceel. [appellant sub 2] betoogt dat het plan ook hier ten onrechte voorziet in woningbouw buiten de bebouwingscontour van de Verordening Ruimte.

12.1. De raad stelt zich op het standpunt dat de wijzigingsbevoegdheid voldoet aan de Verordening Ruimte. De raad wijst erop dat de provincie in het vooroverleg niet heeft gemeld dat het plan met de Verordening Ruimte in strijd is. Ter zitting heeft de raad te kennen gegeven dat de wijzigingsbevoegdheid betrekking heeft op een nieuwe ontwikkeling, te weten de tweede fase van het woningbouwproject "Wijngaarden-West".

12.2. Aan de gronden ten oosten van het perceel van [appellant sub 2] aan het Westeinde te Wijngaarden is de bestemming "Agrarisch" met de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied - 1" toegekend.

Ingevolge artikel 3, lid 3.1, van de planregels zijn de voor "Agrarisch" aangewezen gronden bestemd voor het uitoefenen van een volwaardig agrarisch bedrijf.

Ingevolge lid 3.4.5 is het college van burgemeester en wethouders bevoegd de bestemming van de in lid 3.1 genoemde gronden te wijzigen, voor zover de in lid 3.1 bedoelde gronden zijn voorzien van de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied - 1", in de bestemming "Woongebied".

12.3. Gelet op de verbeelding van het plan en de bebouwingscontourenkaart van de Verordening Ruimte is een gedeelte van het plandeel met de bestemming "Agrarisch" en de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied - 1" gelegen buiten de bebouwingscontour. Nu in dit gedeelte met toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in artikel 3, lid 3.4.5, van de planregels woningbouw mogelijk kan worden gemaakt, voorziet het plan in zoverre in strijd met in artikel 2, eerste lid, van de Verordening Ruimte in nieuwvestiging van een stedelijke functie buiten de bebouwingscontour.

13. In hetgeen [appellant sub 2] heeft aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het plan wat betreft de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied - 1", voor zover deze betrekking heeft op gronden gelegen buiten de bebouwingscontour van de Verordening Ruimte van de provincie Zuid-Holland, is vastgesteld in strijd met artikel 2, eerste lid, van die Verordening. Het beroep van [appellant sub 2] is in zoverre gegrond, zodat het bestreden besluit dient te worden vernietigd wat betreft de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied - 1" voor zover aangegeven op de bij deze uitspraak behorende kaart.

14. In hetgeen [appellant sub 2] voor het overige heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan in zoverre strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.

Het beroep van [appellant sub 2] is voor het overige ongegrond.

Proceskosten

15. Van proceskosten van [appellant sub 2] die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken. Voor een proceskostenveroordeling ten aanzien van [appellant sub 1] en [appellant sub 3] bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart het beroep van [appellant sub 2] gedeeltelijk gegrond;

II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Graafstroom, thans de gemeente Molenwaard, van 13 februari 2012, kenmerk GRM1004539/VB6592, wat betreft de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied - 1" voor zover aangegeven op de bij deze uitspraak behorende kaart;

III. verklaart het beroep van [appellant sub 2] voor het overige en de beroepen van [appellant sub 1] en [appellant sub 3] ongegrond;

IV. gelast dat de raad van de gemeente Graafstroom, thans de gemeente Molenwaard, aan [appellant sub 2] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 156,00 (zegge: honderdzesenvijftig euro) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. M.W.L. Simons-Vinckx, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.R. Jacobs, ambtenaar van staat.

w.g. Simons-Vinckx w.g. Jacobs
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 12 juni 2013

717.


2012p04678_1